Twee studies voor de Senaat zijn definitief bewijs van Russische inmenging in de verkiezingen van 2016 volgens mainstream-media en politici. Journalist Aaron Maté beperkte zich niet tot kopiëren van persverklaringen over die rapporten maar nam de tijd om ze zelf te lezen. Wat hij vond was inderdaad Russische internet-activiteit. Die was kleinschalig, amateuristisch, eerder commercieel en had voor het grootste deel geen enkele band met de verkiezingen.
Het is twee jaar later grotendeels vergeten maar het is toch best er aan te herinneren hoe de heisa rond Russische inmenging in de Amerikaanse presidentsverkiezingen in 2016 feitelijk is begonnen. Dat gebeurde immers niet met het ‘ontdekken’ van een Russische activiteit op sociale media.
Hoe het allemaal begon
De Russische bal begon te rollen toen WikiLeaks interne e-mails uitbracht van leden van het partijbestuur van de Democratische Partij en medewerkers van het campagneteam van Hillary Clinton, die op dat ogenblik moest opboksen tegen de onverwacht sterke tegenkandidatuur van Bernie Sanders. Uit die mails bleek dat de partijtop actief samenwerkte met het team van Clinton om de campagne van Sanders te saboteren. Dat gebeurde onder meer door de superdelegates voor de partijconventie reeds in te zetten tijdens de voorverkiezingen, door berichten te verspreiden die beweerden dat de meetings van Sanders geen volk trokken, enzovoort.
Eerder dan schuld te bekennen, ging het campagneteam van Clinton in samenspraak met de partijtop onmiddellijk in de tegenaanval met twee tegenbeweringen: context en verdachtmaking van de bron. De eerste stelling was dat de uitgebrachte e-mails een tendentieuze selectie waren, niet uitgingen van beslissers maar slechts interne discussies waren. Dat was echter niet voldoende. De tweede stelling was te beweren dat WikiLeaks deze e-mails had verkregen uit een zeer verdachte bron. Ze zouden die niet zelf hebben gevonden, maar gekregen hebben van ‘de Russen’.
Uitvlucht gaat eigen leven leiden
Op dat ogenblik moest het eerste bewijs nog worden geleverd voor een Russische inmenging, maar de Amerikaanse mainstream-media lepelden de beweringen op als suikerwater voor uitgehongerde bijen. Nadat ze de campagne van Sanders eerst hadden doodgezwegen en ze daarna heel selectief weergaven, toen de massaal bijgewoonde meetings en de resultaten van de eerste deelverkiezingen niet meer konden worden genegeerd, hadden ze eindelijk iets om handen. Sanders’ succes en Clintons tegenvallende resultaten waren allemaal de schuld van de Russen, niet van ontstemde kiezers die geen heil zagen in een zoveelste campagne tussen twee uitwisselbare kandidaten van het establishment (Trump moest dan nog mededingen tegen andere Republikeinse kandidaten en werd net als Sanders weggelachen, maar in tegenstelling tot Sanders gebeurde dat niet door hem te verzwijgen maar door hem zeer ruime aandacht te geven).
Wat begon als een ordinair afleidingsmanoeuvre van de Clinton-campagne, bedoeld voor enkele dagen kopij tot de aandacht was weggeëbd van het echte probleem – het electoraal bedrog van de Democratische Partij tijdens de voorverkiezingen – is daarna volledig uit de hand gelopen. Toen Trump de Republikeinse nominatie haalde en daarna tot ieders verbazing – zijn eigen kiezers inbegrepen – won met een minderheid van stemmen, was het hek van de dam en ontaardde de Russische hetze tot wat ze vandaag nog steeds is.
Voor de overgrote meerderheid van Amerikaanse journalisten en in hun zog zowat de volledige Westerse mainstream-pers is die Russische inmenging nu een feit. Niet het falen van een corrupt politiek systeem dat om de vier jaar twee grotendeels overlappende keuzes aan de burgers oplegt is de oorzaak van de verkiezing van Trump, maar ‘de Russen’.
De cognitieve dissonantie om hier verontwaardigd over te doen is enorm. Tegelijk berichtten deze zelfde journalisten over de miljoenen dollars die Israël en Saoedi-Arabië openlijk in diezelfde verkiezingscampagne pompten, met zéér uitgebreide internet-acties, zonder dat het woord ‘inmenging’ viel. Bovendien zien zij de contradictie niet om tegelijk uitgebreid én enthousiast te berichten over de vele landen waar de VS zich moeit in verkiezingscampagnes.
Rare journalist die rapporten leest
Onderzoeksjournalist Aaron Maté beperkte zich niet tot het kopiëren van de persverklaringen over rapporten en ‘bewijzen’, maar las die rapporten zelf én volledig. Voor hem is een persverklaring die stelt dat “de definitieve bewijzen zijn geleverd” geen bewijs op zich. Lijkt evident, maar wie de hedendaagse berichtgeving volgt, ziet eerder het omgekeerde gebeuren.
Voor onderzoeksjournalist Aaron Maté geldt een persverklaring die stelt dat “de definitieve bewijzen zijn geleverd” niet als bewijs op zich. Hij deed wat zijn collega’s niet deden: die rapporten volledig zelf lezen.
In zijn verslag over twee onderzoeksrapporten die de Amerikaanse Senaat heeft gebruikt voor zijn eigen rapport. Het is een lang artikel, maar de moeite waard. Wat hij vond in deze rapporten was inderdaad bewijs van Russische internet-activiteit. Die was echter kleinschalig, amateuristisch, eerder commercieel en had voor het grootste deel geen enkel verband met de verkiezingen. Bovendien, deze rapporten bewijzen nergens dat deze activiteit enige impact had op het kiesgedrag van de Amerikaanse bevolking