Op 24 april 2013 stortte in Dhaka, hoofdstad van Bangladesh, een gammel gebouw in waar naaisters (hoofdzakelijk vrouwen) voor westere consumenten spotgoedkope merkkledij fabriceerden aan hongerlonen in erbarmelijke werkomstandigheden. Van de 3112 aanwezige personen kwamen er officieel 1138 om het leven, terwijl anderen zwaargewond overleefden. Is er sindsdien iets veranderd?
Op maandag 24 april om 11:30 uur organiseert de actiegroep Schone Kleren een ludieke actie in de Brusselse Nieuwstraat.
Veiligheidsinspecteurs van de overheid in Bangladesh en vakbonden hadden al maanden gewezen op de onstabiele en te zwakke constructie van een gebouw in Dhaka, waar in de weken voor de ramp steeds meer scheuren te zien waren.
Eén dag voor de ramp was er nog een item in het nationale tv-nieuws over de barsten in het gebouw. De winkels en het bankkantoor op het gelijkvloers werden na de uitzending gesloten, maar de eigenaar van het gebouw verklaarde dat het gebouw veilig was en zette de naaisters terug aan het werk. Naaisters die weigerden te herbeginnen werden bedreigd met intrekking van één maandloon.
Het gebouw was zeven jaar eerder in 2006 gebouwd met acht verdiepingen, vier meer dan de toegestane bouwvergunning. In het gebouw werd kledij vervaardigd voor de merken Benetton, Bonmarché, Prada, Gucci, Versace, Moncler, Zara, Mango, Matalan, Primark, Walmart, the Children’s Place, Joe Fresh en El Corte Inglés.
Op de fatale dag was er een stroomonderbreking en werden zware dieselgeneratoren in het gebouw aangezet om alsnog stroom te leveren. Deze zware machines stonden op de achtste en hoogste verdieping. Hun trillingen werden de trigger voor de instorting van het gebouw.
Het gebouw bood plaats aan ongeveer 5000 werkposten, die op de dag van de ramp niet allemaal bezet waren. Onder de slachtoffers waren er ook kinderen van de naaisters die er in een primitief kinderdagverblijf werden opgevangen.
In het gebouw werd kledij vervaardigd voor de merken Benetton, Bonmarché, Prada, Gucci, Versace, Moncler, Zara, Mango, Matalan, Primark, Walmart, the Children’s Place, Joe Fresh en El Corte Inglés.
In 2016 werd de eigenaar veroordeeld tot drie jaar voor fiscale fraude en voor overtredingen van de bouwreglementering, maar voor de ramp zelf begon het proces pas in februari 2022. Een vonnis is er nog steeds niet.
Reeds voor de ramp had de architect van het gebouw verklaard dat het ontworpen was voor slechts vier verdiepingen van kleine winkels, kantoren en flats, zeker niet voor zware machines zoals de duizenden naaiposten en de dieselgeneratoren op de vier onwettig bijgebouwde verdiepingen.
Nauwelijks zes maand eerder was in Bangladesh een ander kledingbedrijf in vlammen opgegaan, waarbij 112 slachtoffers vielen. Die kwamen om omdat er geen brandvoorzieningen waren en omdat de werkzalen van buitenaf werden afgesloten tijdens de werkuren.
Het duurde vier weken voor alle lichamen in het gebouw op Rana Plaza geborgen waren. Hoewel de reddingsdiensten niet opgewassen waren tegen hun immense taak weigerde de regering elke internationale hulp, met de bewering dat alles onder controle was.
De échte verantwoordelijken
Hoewel zonder de minste twijfel de onmiddellijke oorzaak voor de ramp ligt bij de lakse overheid, corruptie en de druk van de plaatselijke werkgevers is de uiteindelijke verantwoordelijkheid van de hierboven vermelde kledingmerken onmiskenbaar.
Het zijn zij die er voor kiezen om in deze landen te produceren juist omdat de lonen er zo laag zijn en de investeringskosten minimaal, omdat de te zwakke overheid er nauwelijks optreedt om de eigen wetten te doen naleven. Het zijn zij die deze uitbuiting gebruiken om hun merkkledij spotgoedkoop te exporteren.
Er werden na de ramp ronkende beloften gemaakt voor beterschap, akkoorden werden ondertekend, maar uiteindelijk is er niets veranderd. De megawinsten blijven binnenstromen.
Kledij blijft voor westerse consumenten (en hun klassegenoten in de grote steden van het Zuiden) een goedkoop wegwerpproduct dankzij deze uitbuiting.
Zie al onze vorige artikels in ons dossier Rana Plaza/Schone Kleren