Op 2 mei 2014 kwamen minstens 46 Russischtalige Oekraïners om in een vakbondsgebouw in de stad Odessa, nadat tegenbetogers hen verhinderden het brandende gebouw te verlaten. Het werd de start van het gewapend verzet tegen het nieuwe bewind in Kiev. De huidige Oekraïense regering weigert nog steeds de omstandigheden van deze slachtpartij te onderzoeken.
Na maandenlange protesten werd begin 2014 president Janoekovitsj verdreven uit de Oekraiense hoofdstad Kiev en vervangen door een voorlopige regering. Een van de eerste maatregelen die de nieuwe machthebbers nam was het afkondigen van een volledig verbod op de Russische taal in overheidsinstellingen en in het onderwijs en de afschaffing van het federale statuut van het schiereiland Krim.
De taalrechten van de Russischtalige Oekraiense minderheid en het afzonderlijke federale statuut van de Krim waren vastgelegd in het akkoord dat Rusland met Oekraïne sloot om de onafhankelijkheid te erkennen in 1991.
In de Krim bleef Russisch de eerste overheidstaal en kreeg het schiereiland als enige provincie een eigen parlement en een eigen regering. Tevens behield Rusland het recht op zijn zeemachtbasis op de Krim en het recht op permanente stationering van 25.000 soldaten op het schiereiland.
Russischtalige Oekraïners leven hoofdzakelijk in het zuiden en zuidoosten van Oekraïne, met hoogste concentraties in de Krim en in de Donbas (de provincies Donetsk en Lugansk).
De afschaffing van die taalrechten en van het aparte statuut van de Krim door het nieuwe bewind na de val van president Janoekovitsj leidde tot hevige protesten van Russischtalige Oekraïners.
Die lieten hun onvrede met de nieuwe regering luid horen. Die nieuwe regering trad nauwelijks op om tegenbetogers tegen te houden, waarbij extreemrechtse splintergroepjes aan beide zijden zeer actief waren.
Een betoging in de havenstad Odessa op 1 en 2 mei 2014 liep volledig uit de hand. Een aantal Russischtalige betogers geraakten geïsoleerd in het centrale vakbondsgebouw in de stad en verschansten zich. Terwijl de politie passief toekeek wierpen tegenbetogers molotovcocktails in het gebouw en schoten op de mensen die poogden het gebouw te ontvluchten.
Het juiste aantal doden is nog steeds niet bekend, maar wordt geschat op minstens 46. Deze slachting werd de ultieme vonk die leidde tot de burgeroorlog, die met pieken en dalen nog steeds woedde acht jaar later op 24 februari 2022, toen Rusland zijn invasie in Oekraïne begon.
Vrij snel na deze slachtpartij in Odessa begonnen pogroms door extreemrechtse bendes tegen Russischtalige medeburgers. Geweld lokte tegengeweld uit. De opstandelingen in de Donbas kregen vrij snel steun van extreemrechtse groeperingen uit Rusland, waarna de situatie volledig ontaardde tot de burgeroorlog.
Het is te eenvoudig om te stellen dat zonder de slachtpartij in Odessa er geen gewapend verzet zou begonnen zijn in de Donbas. Waarschijnlijk zou het ook zonder die slachting begonnen zijn.
Maar het had wel degelijk nog anders gekund. De nieuwe machthebbers in Kiev hadden kunnen kiezen voor een tolerante aanpak. Dat was zeker mogelijk nadat ze de volledige macht hadden veroverd. Na Odessa was dat echter niet langer mogelijk.
Het omgekeerde gebeurde. De nieuwe regering in Kiev koos voor de fictie van etnische homogeniteit. Hoe klein ze numeriek ook waren, gewelddadige extreemrechtse groeperingen wisten daarbij hun visie op het nieuwe Oekraïne door te drukken.
Ze kregen daarvoor ruime steun van de regering in Washington. Die ging hiermee openlijk in tegen pogingen van de EU om bemiddelend op te treden.
De EU wist Kiev nog te overtuigen om de inperking van de Russische taalrechten terug in te trekken, maar na Odessa was een onderhandelde oplossing niet meer mogelijk. De rest is bekend.
Gewapend verzet leidde tot acht jaar burgeroorlog in de Donbas. Rusland weigerde zijn zeemachtbasis in de Krim op te geven en annexeerde het schiereiland.
Onder Europese druk – de VS bleven zich verzetten tegen elke onderhandeling – kwam er zes maand na Odessa een eerste wapenstilstand en een akkoord dat in de Wit-Russische hoofdstad Minsk werd ondertekend door de presidenten van Frankrijk, Wit-Rusland, Rusland en Oekraïne en door Duits bondskanselier Merkel.
Nauwelijks terug in Kiev verklaarde president Poroshenko dat hij niet van plan was deze Minsk-akkoorden te respecteren. Later bevestigden Frans president Hollande en bondskanselier Merkel, dat de akkoorden alleen bedoeld waren om Oekraïne de tijd te geven zich militair te herorganiseren om later de Donbas terug in te palmen.
De regering in Kiev weigert nog steeds een neutraal internationaal onderzoek naar de slachtpartij in Odessa.