In een aantal vorige artikels kom ik tot de conclusie dat Barack Obama op enkele details na nauwelijks een verschil maakt met zijn Republikeinse tegenstrever John McCain. Ik heb het dan wel over inhoud, niet over stijl. Qua stijl zijn er inderdaad héél wat verschillen. Voor de politieke realiteit is die stijl echter irrelevant.
(Dit artikel werd geschreven op 24 augustus – kort vóór de Democratische Conventie die de kandidatuur van Barack Obama zal bevestingen)
De recente keuze van Obama voor senator Joe Biden als running mate bevestigt dat hij staat voor en verderzetting van het beleid van voorgangers W. Bush en Bill Clinton. Joe Biden zetelt sinds 1973 in de federale Senaat voor de staat Delaware en is daarmee één van de vijf langst zetelende senatoren van de huidige legislatuur.
Zijn politieke carrière is er een van stabiliteit: enthousiaste ondersteuning van presidenten Carter en Clinton, zeer lauwe oppositie tegen presidenten Reagan, Bush I en II, m.a.w. een degelijk, voorspelbaar en onopvallend politicus… ideaal ook wegens geen verborgen controverses voor de tegenstrevers.
Joe Who?
Joe Biden is niet vies van vuil spel op de achtergrond, kwestie van dat voor Obama te klaren éénmaal de Republikeinen hun eigen (al even voorspelbare) moddercampagne in grootste versnelling zullen zetten. Wat tot nu toe kwam waren immers maar speldenprikjes. Biden nam onmiddellijk een goede start in zijn eerste toespraak als kandidaat vice-president: “De Amerikaanse burger zit aan zijn keukentafel te denken hoe hij de rekeningen gaat betalen. McCain weet niet eens aan welke van zijn zeven keukentafels hij moet zitten (een sneer naar de zeven huizen van Republikeins kandidaat John McCain)”.
In de media wordt zijn grote buitenlandse ervaring dik in de verf gezet. De berichtgeving in de Europese media is zoals altijd pro-Democratisch. Lofbetuigingen aan zijn adres waren dus te verwachten. Die zogenaamde ervaring blijkt grondige analyse echter niet te doorstaan.
Het is natuurlijk zo dat Biden deel uitmaakt van dat bij benadering vierde deel van de Senaat dat een buitenlands paspoort heeft en dus ooit wel eens andere landen heeft bezocht (Canada moet je hier niet mee rekenen, VS-burgers hebben daar geen paspoort nodig). Als je echter van dat kwart de senatoren aftrekt die alléén Mexico hebben bezocht, blijven er niet zo erg veel over.
Dat is ook niet verwonderlijk. Buitenlandse politiek is in de VS een bijna exclusief domein van het presidentieel regeringsniveau. VS-politici zijn op een handvol uitzonderingen na uitsluitend met hun eigen kiesdistrict (voor de Afgevaardigden) of met hun deelstaat (voor de Senatoren) bezig. De gemiddelde Amerikaan is ook nauwelijks geïnformeerd over het buitenland, laat staan dat hij er zijn stemgedrag door laat bepalen (dat is hier in Europa trouwens niet veel anders).
Biden heeft wel wat gereisd en heeft inderdaad wel eens standpunten ingenomen. Hij was o.a. heftig voorstander van bewapening van de Bosnische moslims en van de NAVO-bombardementen op Servië in 1999. Hij heeft voor de Patriot Act en de Homeland Security Act van Republikeins president W. Bush gestemd en voluit de oorlog in Irak gesteund.
Toen die oorlog niet beantwoordde aan de glorieuze verwachtingen vervoegde hij zijn Democratische en Republikeinse collega’s die pleitten voor een andere aanpak (wat in de massamedia steevast wordt vertaald als ‘hij is een tegenstander van de oorlog’). Hij staat met andere woorden net als Obama voor dezelfde imperialistische agenda als Bush, weliswaar zonder de brutale retoriek … Biden betekent een terugkeer naar de Clinton-periode (zie meer in vorige bijdragen).
De keuze voor Biden heeft niets met enige buitenlandse ervaring te maken, maar alles met zijn appeal voor de blanke middenklasse die een zwarte president niet zomaar ziet zitten. Heel in het begin van deze campagne was Biden immers zelf ook nog even kandidaat. Over Obama kon hij toen kwijt dat die geen enkele ervaring had (niet alleen in het buitenland). Hij had ook wel wat positiefs over hem te zeggen: ‘Met Obama hebben we voor de verandering eens een African-American die wél beschaafd kan spreken en zich deftig gedragen’.
Bovendien werd hij ook in 2004 als eens gepolst voor het vice-presidentschap door John Kerry. Dat weigerde hij toen. Hij had toen zelfs het briljante en vernieuwende idee om een kandidaat vice-president te suggereren uit Republikeinse rangen om Kerry een all-american profiel te geven. De kandidaat die hij toen voorstelde was hudig tegenkandidaat van de Republikeinen John McCain, inderdaad, u leest dat niet verkeerd.
Zijn palmares in de Senaat omvat onder meer deelname aan wetgeving tegen geweld in het gezin en drugsbestrijding. Hij was een enthousiast supporter van de beruchte door Reagan gelanceerde drugtsaar McCaffrey. Voor het overige nauwelijks initiatieven over buitenlandse politiek … Ervaring, the American way.
Dat Biden tijdens de campagne nauwelijks verhulde racistische praat verkocht over Obama zullen de Republikeinen niet kunnen uitbuiten, de pot en de ketel. Het kan voor een argeloos Europeaan verbazend lijken dat ook een Democraat dergelijke uitspraken doet en Obama toch voor zo iemand kiest, toch is dit een perfect logische keuze. Zijn verhuld racisme is zelfs een pluspunt, Biden staat voor de blanke working middle class, die moeite heeft met een zwarte kandidaat. Obama laat zo aan die kiezers zien dat hij zijn zwarte rasgenoten absoluut niet zal gaan bevoordelen, integendeel.
Of Obama/Biden het zullen halen tegen McCain/Palin is ondertussen verre van zeker. De reeds hierboven vernoemde voorkeur in de Europese commerciële massamedia voor de Democraten geeft ons altijd al een valse indruk dat de Democraten het beter zullen doen. Maar dat is buiten de Amerikaanse kiezer gerekend (of beter, dat deel van de Amerikaanse bevolking dat inderdaad gaat stemmen).
McCain is inmiddels al in de aanval gegaan. Biden wordt de hemel in geprezen voor zijn kwaliteiten en als bewijs opgevoerd dat Obama zelf toch maar een groentje is. Een zwakke tegenkandidaat met een semi-Republikeinse running mate, dan kan je beter meteen voor het origineel gaan, is zijn boodschap.
Propaganda-conventies
De komende partijconventies worden perfect getimede propagandamomenten. Hun impact moet niet overschat worden. De berichtgeving over de partijconventies op tv haalt al jaren, campagne na campagne, zeer lage kijkcijfers. Ik kan de Amerikaanse kijker geen ongelijk geven.
Een aantal Belgische politici bevestigen hun ideologische positie door hun aanwezigheid op de Democratische conventie. Patrick Dewael namens de VLD is enigszins te vatten, SP.A-voorzitter Caroline Gennez is dat iets minder. Blijkens een opiniestuk in De Morgen ziet zij Obama in lijn met de successen van ‘links’ genre Blair, Schröder en Bill Clinton.
Obama zou volgens haar zelfs ‘het principe van een universele gezondheidszorg’ voorstaan, (het principe, niet de toepassing). Dat Obama voor de doodstraf is (Democratisch presidentskandidaat John Kerry in 2004 was tégen) en de huidige abortuswetgeving wil behouden is voor haar geen bezwaar. Ideologische vervlakking is blijkbaar géén monopolie van de Amerikaanse politieke partijen. De SP.A steunt met Obama een kandidaat die voor politieke centrum staat in de VS, vertaald naar Europese criteria: zij steunt een kandidaat die voor onvervalst rechts staat.
Zoals ik telkens weer zeg in mijn artikels, natuurlijk wil ik niet dat Republikein John McCain het haalt, ik wil de lezer echter illusies besparen. Het politieke systeem van de VS laat geen fundamentele veranderingen toe. Eender welke kandidaat die dat zou bepleiten pleegt politieke zelfmoord en haalt nooit een nominatie als kandidaat van de twee grote partijen.
Wie verandering verwacht in de VS via presidentsverkiezingen maakt alleen zichzelf iets wijs. De strijd tussen Republikeinen en Democraten is weliswaar bikkelhard, net als de strijd binnen de partijen zelf. Dat is echter een strijd voor de macht, niet een strijd voor andere politieke keuzes.