VS-verkiezingen: telkens weer geheugenverlies van de pers

FacebooktwitterFacebooktwitter

Wie de berichtgeving van de commerciële massamedia over de presidentsverkiezingen volgt, kan maar tot één conclusie komen: zowat alles wordt geschreven, ingesproken of opgenomen door journalisten die nog geen vier jaar bezig zijn of door collega’s die aan geheugenverlies lijden. Dezelfde fenomenen, dezelfde grootspraak, dezelfde holle slogans, dezelfde beate bewondering, dezelfde pseudo-kritische commentaren…

Ik schreef het al eerder. Deze campagne is een herhaling van alle campagnes sinds Harry Truman, vice-president onder Franklin Roosevelt, in 1948 werd verkozen met een campagne als ‘outsider’ die het politiek establishment in Washington eens ging opruimen. Outsider, hoewel hij al president was sinds 1945 na het overlijden van president Franklin Delano Roosevelt.

‘Outsider’ Harry Truman

Dat hij dus zelf de allerhoogste vertegenwoordiger van de politieke elite was, had blijkbaar geen belang. Hij kreeg zichzelf verkocht als de gewone ‘Joe sixpack’ (het equivalent van onze ‘Jan met de pet’, een sixpack is een kartonnen kratje bier met zes flessen, onze open bierbakken bestaan in de puriteinse VS niet).

Natuurlijk zijn er over de jaren heen verschillen geweest in de presidentiële campagnes. Die hebben echter alles te maken met technologische evolutie, niet met inhoud. Truman had geen internet of weblog, zelfs tv speelde amper een rol, radio en kranten waren toen de campagnevehikels. De campagnes met een treinkaravaan door het land waren zowat het enige wat overbleef van voor de oorlog. Ze worden nog steeds door elke kandidaat dunnetjes overgedaan, voor de mooie tv-beelden. Die treinreizen leggen ook een link met presidentJohn Kennedy. Die had o.a. die treinreizen massaal gebruikt om een zéér nipte overwinning te behalen op Richard Nixon.

In de Amerikaanse psyche roepen die treinen echter vooral herinneringen op aan die andere treinreis van president Kennedy drie jaar na zijn verkiezing… Zijn lichaam werd immers vanuit Dallas per trein naar Washington, DC teruggevoerd. De volkstoeloop was toen zo massaal dat de trein een paar toeschouwers doodreed, die ondanks een eerste trein die voorop reed, toch op de sporen bleven staan om de aankomende trein te zien aankomen. Een treinreis (meestal een zeer korte, net genoeg voor pakkende beelden) hoort sindsdien bij het vaste arsenaal van elke presidentiële campagne.

Republikeins presidentskandidaat Eisenhower deed (meer dan waarschijnlijk onbewust van het belang van het nieuwe medium tv) een poging om terug te gaan naar de ouderwetse campagnes van voor de oorlog. Tv-spotjes liet hij zich slechts schoorvoetend welgevallen onder druk van zijn adviseurs. Hij haalde het vooral met zijn imago van oorlogsheld en weeral, van ‘outsider’, jawel.

‘Outsider’ John Kennedy, de eerste tv-kandidaat

Kennedy was de eerste kandidaat om de tv maximaal in te schakelen voor de campagne. Na de oude Eisenhower was het immers tijd voor ‘verandering’. Hij was jong, de jongste kandidaat ooit, en zag er goed uit, voorwaar een ‘nieuw’ element in de campagnes, hij was met andere woorden de Obama van de sixties.

Zijn tegenstander Richard Nixon, vice-president onder Eisenhower, deed het op tv zéér slecht. Zijn voorhoofd blonk van de zweetdruppels en omdat hij zich weigerde te schminken, gaf zijn zwarte stoppelbaard hem het uiterlijk van een onbetrouwbare vent. Bovendien nam hij de tijd om na te denken over zijn antwoorden. Not done.

Verdedigers van het medium tv leggen daar de oorzaak van zijn nederlaag. Dat zij dat zo stelden, was niet verwonderlijk. Voor een deel was dat zeker waar, Kennedy lag steeds achter in de peilingen tot na de tv-debatten. De ijver van de tv-lobbyisten om hun nog nieuwe medium op te dringen aan Washington had daar echter veel mee te maken.

Immers, ondanks zijn barslechte tv-optredens leed Nixon slechts een zéér nipte nederlaag (in stemmen, niet in zetels van het kiescollege – zie over dit systeem meer hierover in vorige artikels) van slechts 250.000 stemmen.

Na Kennedy kwam Lyndon Johnson, die het als zetelend president haalde met een campagne die o.a. de snelle terugtrekking van de troepen beloofde uit Vietnam. Klinkt bekend, inderdaad. We schrijven 1964! Deze man is en blijft hét schoolvoorbeeld van de dubbelzinnigheid van het Amerikaanse politieke systeem (en van het onbegrip/de onwetendheid in Europa over datzelfde systeem).

Lyndon Johnson

Johnson was een racistische redneck1 die achter gesloten deuren uitsluitend de racistische term ’niggers’ gebruikte wanneer hij het over zijn zwarte medeburgers had. Hij was echter ook een platte opportunist. Onder zijn presidentschap werd immers een indrukwekkende vooruitgang geboekt op gebied van de wettelijke bescherming van de burgerrechten.

Het is hij die tekende voor de door Bush II nu betwiste Voting Rights Act, hij creëerde Medicare en het Food Stamp programma – allemaal verwezenlijkingen die weliswaar ten goede kwamen aan de Amerikaanse zwarten, maar vooral aan de vele arme blanken. Niet vergeten dat er tot vandaag viermaal meer arme blanken in de VS zijn dan alle zwarten samen (zowel arme zwarten, middenklassers én rijken)!

Tijdens de oorlog in Vietnam werden de generaals zéér ongerust over de sociale onrust in eigen land. Met een grote oorlog zo ver weg, zouden ze die misschien niet kunnen onderdrukken. Met een sociale visie hadden zijn hervormingen dus niet zoveel te maken.

Zijn politieke carrière begon Johnson in 1934 als campagneleider met het organiseren van massale verkiezingsfraude voor een andere kandidaat voor het parlement van de deelstaat Texas. Wat hij daarna in 1941 zelf deed om een nationale politieke carrière te beginnen tart elke verbeelding. De gelijkenissen met de technieken gebruikt door W. Bush in Florida 2000 zijn opvallend.(meer informatie hierover vind je in het uitstekende boek Steal This Vote: Dirty Elections and the Rotten History of Democracy in America. Andrew Gumbel en een zeer goede historische analyse van hoe de twee partijen steeds weer andere partijen systematisch afblokten is Democracy Unbound. Progressive Challenges to the Two Party System van David Reynolds).

Om allerlei redenen zocht Johnson géén herverkiezing. Republikein Richard Nixon zag de kans schoon om zijn nipte nederlaag van 8 jaar eerder te wreken. Met een nooit voorheen geziene smerige moddercampagne dwong hij de eerste Democratische kandidaat voor het vice-presidentschap zich terug te trekken. Hubert Humphrey haalde hij vervolgens onderuit door zich tegenover hem te stellen als de kandidaat die grote kuis zou houden onder de kliek van Washington. Humphrey was te ouderwets beleefd om daar weerwerk tegen te geven en het werkte. De ‘outsider’ Nixon werd verkozen.

Na Nixon’s gedwongen aftreden zes jaar later kon opvolger Ford zich als zetelend president moeilijk voordoen als een outsider. Die rol werd echter schitterend ingevuld door de relatief onbekende Democraat Jimmy Carter, gouverneur van Georgia, die daar nog een nieuw element aan toevoegde, zijn diep-christelijke geloofsovertuiging.

‘Outsider’ Jimmy Carter

Carter doet tegenwoordig redelijk goed werk met het naar hem genoemde centrum. Hij legitimeerde in de VS-media onder andere de herverkiezing van Hugo Chávez in Venezuela. Recent kwam hij ook op voor uitstel van executie van een zwarte in zijn thuisstaat Georgia die meer dan waarschijnlijk op basis van valse getuigenissen is veroordeeld. Als gouverneur van die staat had hij die gewetensproblemen toen nog niet.

Ook Carter schitterde in de perceptie. Tot vandaag schrijven de gewone media met lovende woorden over zijn zogenaamde mensenrechtenbeleid. Carter was echter de president die zowel de Nicaraguaanse dictator Somoza als de Iraanse sjah tot de laatste dag bleef steunen, onder andere met wapenleveringen. De School of the Americas (toen nog in het door de VS bestuurde deel van Panama), waar de commandanten van de doodseskaders hun opleiding kregen, kende onder zijn mandaat een nooit voorheen geziene groei.

Zijn veiligheidsadviseur Zbigniew Brzezinski ontwikkelde het defensieconcept van de Rapid Deployment Force (RDF) voor snelle interventies in het Midden-Osoten. Nu heet dat concept Central Command en wordt het toegepast in Irak. Die RDF-doctrine ging er van uit dat de VS een snelle invasiecapaciteit moest ontwikkelen om de oliegebieden van het Midden-Oosten te bezetten. Zijn Republikeins opvolger Ronald Reagan nam die doctrine over en zette de door Carter reeds ingezette enorme stijgingen van de defensiebudget verder. Brzezinski is vandaag adviseur defensie en buitenlands beleid van Barack Obama. A change we can believe in, indeed.

Democraat Carter was ook de eerste president die de sociale programma’s van Johnson begon terug te schroeven. De Republikein Reagan veroorzaakte weliswaar een grote verarming met zijn economisch beleid maar raakte niet aan de sociale opvang zelf, Bush I evenmin. Ze hadden de Republikeinse stemmen van de arme blanken in de landelijke staten immers nodig.

‘Outsider’ Ronald Reagan

Ronald Reagan werd de natte droom van elke campagnestrateeg. Eindelijk een kandidaat die gewoon doet wat je hem zegt, zonder zoiets hinderlijk als een eigen mening. Dat had hij als gouverneur van Californië al ruimschoots bewezen. De stiel kende hij al door de talloze tv-spots voor de overheid die hij als acteur insprak.

Ook hij voerde campagne met het imago van de ‘outsider’ die de kliek van Washington ging opkuisen. Carter sleepte tijdens zijn campagne de onopgeloste gijzeling van Amerikaanse diplomaten in de Iraanse hoofdstad Teheran mee. Die overwinning van Reagan was echter allesbehalve zo overweldigend als de massamedia ons tot vandaag willen doen geloven. Reagan haalde een ruime overwinning qua zetels van het kiescollege, maar niet qua stemmen. Reagan wist daarna zijn imago van ‘outsider’ zowaar een tweede maal te verzilveren.

Bush senior haalde op zijn beurt een nipte overwinning door een verpletterende moddercampagne waar zijn Democratisch tegenkandidaat niet tegen bestand was. Dukakis was o.a. zo onverstandig om in een tv-debat openlijk te zeggen dat hij tegen de doodstraf was. Hij weigerde ook halsstarrig om eenzelfde moddercampagne te beginnen en verloor. Opnieuw, tamelijk nipt in stemmen, ruim in het kiescollege.

‘Outsider’ Bill Clinton wint, dankzij een echte outsider

Bush was dan weer niet opgewassen tegen weeral eens een zogenaamde ‘outsider’, Bill Clinton. Hoewel, de twee roemruchte overwinningen van Clinton blijken de test van de analyse niet te doorstaan. Zonder de hulp van derde kandidaat Ross Perot had hij het immers nooit gehaald.

Hoewel Perot met 11 procent uiteindelijk kansloos was, haalde hij met zijn achterban wel zetelend president Bush senior onderuit. Clinton had voor zijn tweede mandaat bovendien het geluk dat de Republikeinen met Robert Dole zowat de slechtste kandidaat uit hun geschiedenis naar voren schoven.

In vergelijking met Bush senior was Dole een brave centrumpoliticus. Hij was echter vooral een rampzalige verschijning in de media. Deze oudere gehandicapte gentlemen kon geen weerwerk bieden tegen de flamboyante Clinton die zijn Republican Lite programma met glans wist te verdedigen. Democraat Clinton was na Carter de volgende om de sociale programma’s van Johnson af te bouwen en zorgde daarenboven voor een nooit voorheen geziene uitbreiding van de lijst van met executie bestrafbare daden (Over de nederlagen van Al Gore en John Kerry tegen Bush II verwijs ik naar vorige artikels).

‘Outsider’ Barack Obama

Naargelang van de accenten die je legt kan je uit dit overzicht een en ander leren. Onder andere dat naar de vorm, de gebruikte methodes en de financiële middelen de campagnes wél degelijk fundamenteel veranderd zijn. Naar het verschil in inhoud is het echter vér zoeken.

Het thema van de zogenaamde ‘outsider’ die grote kuis gaat houden in het verre Washington, die het systeem gaat veranderen, is een blijver. Wat Obama doet is met andere woorden ouwe koek, allesbehalve een nieuwe aanpak. Een blijver is ook het enthousiasme waarmee de Europese massamedia de Democratische kandidaat omhelzen. Wat dus zeker opnieuw op ons afkomt zoals vier jaar terug (en alle campagnes ervoor) is de verbazing in Europa als de Republikeinse kandidaat het toch haalt.

Niet te geloven dat commentatoren waarvan je enig historisch inzicht zou verwachten telkens weer in die val trappen. Rik Coolsaet, een verstandig man die o.a. over de Belgische diplomatieke geschiedenis zinnige dingen heeft geschreven, spant de kroon. Hij was er bij tijdens de aanvaardingsspeech van Obama op de Democratische conventie.

In De Standaard van 31 augustus 2008 had hij het over ‘Het sociaal contract van Obama’. Zijn bewondering is enorm: “Drie kwartier spookt door mijn hoofd: waar zit de Belgische Obama? Welke Belgische politicus doet Obama na in zijn magistrale poging om de verdeeldheid in eigenland te overbruggen.”

Hij haalt in zijn artikel ook elementen uit de toespraak van running mate Biden aan alsof ze van Obama zijn (zoals de dagelijkse rit met de Amtrak-trein naar het werk) maar dit terzijde. Dit is van een beate volgzaamheid die je van een Amerikaanse Joe sixpack mag verwachten maar niet van een goed geïnformeerde Europeaan. Obama zou zowaar een nieuw sociaal contract aanbieden na de New Deal van Franklin Roosevelt.

Die New Deal ging inderdaad verder dan de toenmalige Europese sociale contracten van de jaren 1930. Er is daarna echter niets meer bijgekomen. Wat nu nog altijd wordt verkocht als McCarthyisme of anti-communisme was vooral een aanval op alle kritische stemmen die een uitbreiding van de sociale rechten van de New Deal nastreefden.

Alle presidenten hebben (met uitzondering dus van Lyndon Johnson) aan die sociale rechten geknaagd, Bill Clinton en Bush II het meest van al. Ook Obama heeft dit op zijn agenda staan (‘de staat kan niet alles oplossen’). John McCain is waarschijnlijk nog erger. Dat maakt Obama echter nog niet goed.

Sinds 1944 is er dus slechts één Democratisch president geweest die sociale vooruitgang heeft gebracht, Lyndon B. Johnson. De andere Democraten, Kennedy, Carter én Clinton voerden een sociaal regressief beleid en een agressieve buitenlandse politiek. De Republikein Eisenhower was de laatste president die openlijk vragen stelde bij de zin van de wapenwedloop. Republikein Nixon zorgde voor de dooi met aartsvijand China.

Republikein Reagan’s politiek in Centraal-Amerika was verschrikkelijk, maar volledig in lijn met die van zijn Democratische voorganger ‘human rights’ Carter. Reagan maakte ook dankbaar gebruik van alle Nicaraguaanse militairen die nog onder Carter waren opgeleid in de School of the Americas voor zijn huurlingenleger van de Contras. Onder Carter werd ook de steun aan de Taliban en aan wat nu al-Qaida heet gestart, dit onder leiding van Zbigniew Brzezinski, dezelfde man, ik zei het al, die nu adviseur buitenlands beleid is van Obama.

Waarschijnlijk ben ik gewoon een bekrompen ‘linkse anti-Amerikaan’. In een commentaar van Mia Doornaert in De Standaard van 13 september 2008 staat mooi neergepend wat dat betekent. Dat artikel gaat niet over de presidentsverkiezingen zelf, maar is relevant voor de wijze waarop de deftige media het échte debat uit de weg gaan.

De ‘objectieve waarheid’

Mia Doornaert is geen extreemrechts scribent van een obscuur blaadje, maar een intelligente dame die met kennis van zaken rapporteert vanuit haar ideologische visie. Zelf zal ze uiteraard liever stellen dat ze over de ‘objectieve waarheid’ schrijft. Doornaert heeft uiteraard recht op die eigen visie.

Af en toe valt ze echter door de mand o.a. met volgende simplismen: kritiek op Amerika = kritiek op Israël = volgelingen van Stalin en Mao = antisemitisme = sympathie voor Osama Bin Laden. Het bruinst gebakken is echter volgend citaat: “Eén van de hardnekkigste oplichterijen, ook hier te lande is dat anti-Amerikanisme per definitie ‘links’ of ‘progressief’ is. Maar alle totalitaire regimes waren en zijn anti-Amerikaans. Het nazi-regime of de Iraanse Khomeinistische revolutie bijvoorbeeld waren zeer subversief en anti-Amerikaans.”

Wat dan met volgende lijstje: het regime van de sjah van Iran, Soeharto in Indonesië, Pinochet in Chili, Stroessner in Paraguay, Videla en konsoorten in Argentinië en, top of the bill, Saddam Hoessein tot 1990, moet ik doorgaan? De grootste dooddoener was ze wel vergeten, we zijn gewoon domme aanhangers van samenzweringstheorieën.

Zijn mijn artikels gebaseerd op rudimentair anti-Amerikanisme? Niet dat ik wil graven in mijn privé-leven maar toch even dit. Ruw geschat bestaat twee derde van mijn platen-, CD- en DVD- collecties uit Noord-Amerikaanse werken. Engelstalige literatuur idem dito. En waar haal ik de informatie voor deze artikels? Zoals ik al eerder schreef: voor 100 procent uit informatiebronnen in de VS zelf (of af en toe in Groot-Brittannië).

Dit is voor mij een principiële zaak. Franse of Russische auteurs laat ik niet aan het woord (tenzij het natuurlijk over hun eigen land gaat). Natuurlijk zou ik ook artikels kunnen schrijven over de manipulatie van de verkiezingen in Rusland en China. Erg dapper.

Kritiek op de VS-regering (en dus niet op de VS-bevolking) geven is een essentiële plicht van elke democraat (kleine d!). De VS zijn een economische en militaire bondgenoot van Europa. De VS beweert democratie en vrijheid in de wereld te verdedigen. Moeten we dat dogmatisch aanvaarden of kritisch onderzoeken. Ik kies voor het tweede samen met een aanzienlijk deel van de Amerikaanse bevolking…

Slotsom

Wie de gewone media als informatiebron gebruikt om de Amerikaanse verkiezingen te begrijpen is er aan voor zijn moeite. Géén analyse, geen context, zeker geen historische duiding… Af en toe sijpelt er wel iets door, al wordt het dan meestal ontwijkend vermeld. Nogmaals Coolsaet in de hierboven vermelde commentaar:

“Het is gemakkelijk om smalend te doen over zoveel indrukwekkende enscenering, over de Dorische zuilen in papier maché die de presidentskandidaten moesten omhullen met de symbolen van macht en prestige, de zorgvuldig uitgekiende retorische opbouw en het oerklassieke ‘God bless you’ op het einde van de toespraak. Het is ook niet moeilijk om de scheut populisme te hekelen die in zijn toespraak zit ingebed, waar hij zich afzet tegen de professionele politici en de bureaucraten in het verre Washington …”

Handig, de te verwachten kritiek counteren door de fenomenen te vermelden, maar ze ontkrachten met een tegenaanval. Dergelijke kritiek is immers ‘gemakkelijk’. Dat hebben we even vermeld, discussie gesloten. Neen, de kritiek zoals verwoord in dit artikel is de kern van de zaak en ze is, gezien de dogmatische volgzaamheid van onze massamedia, allesbehalve gemakkelijk.

Wie zich aan de show van de verkiezingsconventies vergaapt, ziet een aantal zaken niet. Het daar daar aanwezige publiek is allesbehalve kritisch ingesteld en is nauwelijks beter ingelicht dan de buitenstaander. Maar vooral, telkens weer laat de helft van de Amerikaanse bevolking dit spektakel aan zich voorbijgaan door niet te gaan stemmen (de conventies zijn bovendien allesbehalve publiekstrekkers op de tv-stations).

Zoek de verschillen

Maakt de keuze tussen Barack Obama en John McCain dan echt géén verschil? Ach, natuurlijk zijn er accentverschillen, de retoriek is ook anders. En voor een beperkt deel van de middenklasse maken Republikeinen en Democraten zeker een verschil. Bovendien, de strijd tussen Republikeinen en Democraten is bikkelhard. Maar nogmaals, ik schreef het eerder al, dit is een strijd om de macht, niet over inhoud. Net als vier jaar terug laten de media deze vaststelling ook nu weer aan zich voorbijgaan.

Ondanks Republikeins president Bush, de minst populaire president van de Amerikaanse geschiedenis sinds 1945, slaagt de grote vernieuwer Barack Obama er nauwelijks in gelijke tred te houden met kandidaat John Mc Cain die nochtans de éne mediablunder op de andere onbenulligheid stapelt.

Zijn laatste flater is een goede: op een Spaanstalige radiostation vroeg een journaliste aan McCain of hij de Spaanse eerste minister Zapatero zou ontmoeten, ook al heeft die na zijn verkiezing de Spaanse troepen uit Irak teruggetrokken. McCain antwoordde dat hij niet met guerrillero’s praat maar uiteraard wel de president wilde ontmoeten – toen de journaliste herhaalde dat ze het over het Europese land Spanje had bleef hij doorgaan met te zeggen dat hij wel degelijk de president van Mexico bedoelde … is dit een grap of om te huilen?

Die McCain haalt bovendien Sarah Palin binnen als vice-president, een middeleeuwse griezel die gelooft dat dinosaurussen 3000 jaar geleden leefden en die tegen abortus is na verkrachting en incest. Zelfs dan blijven de peilingen gelijklopen. Wie zich uitsluitend op de massamedia baseert voor zijn informatie, begrijpt daar uiteraard niets van. Dat kan moeilijk anders. Geen analyse, geen context, geen historisch kader.

1 Een ‘redneck’ (rooie nek) is een denigrerende term voor landelijke Zuiderlingen, die volgens het cliché niet al te snugger zijn. De term zou slaan op de rode verbrande nek, ten gevolge van het werken in de velden.

Artikel oorspronkelijk verschenen in www.uitpers.be.