Stop ermee Haïti arm te houden!

FacebooktwitterFacebooktwitter

De golf van solidariteit met Haïti, het armste land van het Noordelijk én het Westelijk halfrond, na de aardbeving van 12 januari 2010 is essentieel om de bevolking nog een kleine kans op overleven te geven. Eerder dan ons op de borst te kloppen voor zoveel liefdadigheid moeten we de huidige steun zien als een morele verplichting tot terugbetaling voor het door ons aangedane leed.

De commentaren in de media liegen er niet om: Haïti, het armste land van het westelijk halfrond is getroffen door een natuurramp die alle verbeelding tart. Het dodental loopt in de tienduizenden en zal waarschijnlijk nooit exact bekend zijn. De chaos is compleet. Er is geen drinkbaar water of eten, laat staan medische verzorging. Geen enkel overheidsgebouw of hospitaal is onbeschadigd …

Solidariteitsacties roepen ons op een steentje bij te dragen. Niemand kan onberoerd blijven bij de schrijnende beelden van zoveel menselijk leed in Haïti. De massamedia spelen daar op in door te doen waar ze goed in zijn: het creëren van vluchtige sensatie waarbij context of historische achtergrond taboe is. Kritische analyse is eens te meer het eerste slachtoffer.

Twee fundamentele vragen

Steeds weer herhalen commentatoren dat Haïti één van de armste landen ter wereld is. De logische vraag die daar zou moeten op volgen is: Hoe komt dat? Meer dan enige platitudes over mislukte pogingen tot democratische ontwikkeling hoor je niet. Het echte antwoord is nochtans eenvoudig:

Haïti is zo arm omdat het rijke Westen een economisch systeem heeft dat arme landen nodig heeft om te overleven. Armoede in de wereld is geen onaangenaam sociaal fenomeen, het is ook geen ‘neveneffect’ van economische uitbuiting, het is de essentie zelf van het huidige economische systeem.Wanneer winst de enige drijfveer is van alle menselijke activiteit krijg je dit. Haïti is arm omdat de VS, Canada en Frankrijk dat zo gewild hebben (zie meerdere vorige artikels).

De oplossing voor de armoede in Haïti is simpel: stop er mee het land arm te houden.

Een natuurramp als de aardbeving van 12 januari 2010 zal nooit kunnen voorkomen worden en zal altijd veel slachtoffers eisen. Toch moet een fundamentele vraag worden gesteld: Waarom eiste deze aardbeving, die weliswaar zwaar was maar zeker niet uitzonderlijk, zoveel slachtoffers in verhouding tot gelijkaardige aardbevingen in Californië en Japan?

Het antwoord is eenvoudig: Californië en Japan zijn sterke economieën met een overheidsapparaat dat middelen heeft, waar rampenplannen klaarliggen, waar onderzoek werd gedaan naar aardbevingsresistente gebouwen en waar effectief ook zwaar werd geïnvesteerd in veilige gebouwen …

Een werkbare preventiemethode tegen een nieuwe catastrofe in Haïti is met andere woorden bekend: investeer in veilige woningbouw. Daar is geld voor nodig en dan moet je natuurlijk langs de vorige vraag passeren. Ook hier is de oplossing uiteindelijk: stop er mee Haïti arm te houden.

De Dominicaanse republiek kon het wel, waarom Haïti niet?

Op TV en in de kranten kon je spectaculaire beelden zien van de grens tussen de Dominicaanse republiek en Haïti. Je kan de grenslijn immers perfect trekken tussen de beboste valleien aan de éne kant en de uitgedroogde en geërodeerde woestijn van Haïti aan de andere kant. Prachtige beelden. Duidelijke beeldspraak. Haïti is zo arm omdat het zijn natuurlijke rijkdom heeft vernietigd. De Dominicaanse republiek heeft het zo veel beter gedaan.

Eerst en vooral gaat die gemakkelijke conclusie voorbij aan de sociale realiteit van de Dominicaanse republiek. Bovendien vertrekt ze van de illusie van gemiddelde cijfers. Dat het gemiddeld bnp per hoofd van de bevolking in de Dominicaanse republiek hoger is dan in Haïti is een feit.

Een gemiddeld cijfer – zeker als het over welvaart gaat – moet echter ook bekeken worden in zijn andere dimensies: hoe is die welvaart verdeeld over de bevolking? De Dominicaanse republiek staat een stuk hoger op de Human Development Index van UNDP (90ste plaats) dan Haïti (150ste plaats).

Daarmee blijft de Dominicaanse republiek nog altijd een relatief arm land met een zeer grote sociale ongelijkheid (en bovendien met een schandalige uitbuiting van illegale Haïtiaanse migranten o.a. in de toeristische sector!). De welvaart is er geconcentreerd in een kleine bovenlaag (niet uitzonderlijk in Latijns-Amerika).

Bovendien, wat is de relevantie van die vergelijking? Fysische nabijheid? De historische context van Haïti is anders. Een aantal commentatoren ziet het verschil tussen beide landen in de ‘slaafse’ mentaliteit van Haïti. Wie de moed en het doorzettingsvermogen van de gewone Haïtianen kent kan zich alleen maar ergeren aan dergelijke racistische simplismen.

De historische schuld voor de extreme armoede ligt bij Frankrijk dat – in tegenstelling tot de Spaanse kolonisator – het land heeft leeggezogen en na de onafhankelijkheid een loodzware schuld heeft opgelegd. Daarnaast heeft de VS stelselmatig elke poging tot eigen economische ontwikkeling de kop ingedrukt inclusief twee staatsgrepen tegen de eerste democratisch verkozen leider van het land in 1991 en opnieuw in 2004.

Van voedselproducent naar voedselimporteur

Haïti is nooit een welvarend land geweest. Het heeft echter wel een lange periode van zelfvoorziening van voedsel gekend. Na de gelukte slavenopstand van 1805 was Haïti immers een van de eerste derdewereldlanden waar grootgrondbezit onbestaand was. De kleine landbouwers produceerden een rijke variëteit aan groenten, varkensvlees en rijst.

Een kleine mulattenelite in de steden heeft zich daar steeds tegen verzet. De interne conflicten draaiden om dat grondbezit. De vrije landbouwers verzetten zich immers tegen pogingen om grondeigendom te concentreren. Tijdens hun dertigjarige bezetting in het begin van de 20ste eeuw was dit dan ook één van de eerste zaken die de VS regelden: de vernietiging van de kleine landeigendommen ten voordele van de grote plantages.

Die kleine landeigenaars hadden betere en grotere oogsten per hectare dan de industriële plantages. Eerder dan die kennis te gebruiken legde de nieuwe door de VS gesteunde elite Noord-Amerikaanse landbouwmethodes op die catastrofale gevolgen hadden: bodemerosie en landvlucht.

Desondanks bleef Haïti nog lang zelfbedruipend voor het voornaamste basisvoedsel rijst. Dit zagen de opeenvolgende VS-regeringen met lede ogen aan. Die manier van landbouw bedrijven was misschien wel goed voor de lokale bevolking maar bracht geen winsten op voor grote bedrijven. Bovendien zat de VS zelf met het gigantisch probleem van zijn eigen landbouwers in de Zuidelijke staten die hun gesubsidieerde oogst niet kwijt raakten.

‘Voedselhulp’ voor een zelfvoorzienend land

Vooral in de jaren 1970 en 1980 heeft de VS tonnen rijst als ‘voedselhulp’ naar Haïti geëxporteerd. Dat de Haïtiaanse bevolking andere behoeftes had was niet relevant. De Duvaliers onderdrukten de opstanden tegen deze ‘voedselhulp’, die in Amerikaanse en Europese massamedia werden afgedaan als ‘interne conflicten’.

De geïmporteerde rijst uit de VS had nog andere gevolgen. De lokale rijstboeren konden niet concurreren met hun Noord-Amerikaanse gesubsidieerde collega’s en werden uit de markt geprijsd. Massale landvlucht naar de grote steden was het voorspelbare gevolg. Vandaag voert Haïti zijn rijst bijna volledig in.

Haïtiaanse boeren hebben eeuwenlang lokale kleine varkenssoorten gekweekt die o.a. tegen malaria bestand zijn en goed gedijen in een tropisch klimaat. Ook stedelijke buurten met tuintjes hadden hun varkentjes als verwerkers van organisch afval. Een biggetje bracht in 1978 na 15 maanden 180 dollar (of 18 maal de aankoopwaarde) op.

In datzelfde jaar decimeerde de Afrikaanse varkenspest de Haïtiaanse veestapel (ironisch genoeg via geïmporteerd vlees). De regering besloot (onder druk van de VS die bang was voor besmetting in de VS) de volledige veestapel uit te roeien. Van de beloofde compensatie voor de boeren werd nooit een cent gezien, tenzij je lid was van één van de rijke families.

De VS besloot opnieuw een helpende hand te reiken. Met massale USAID-fondsen werd gepoogd twee varkensvariëteiten uit de Amerikaanse staat Iowa lokaal te kweken. Die dieren waren totaal onaangepast aan een tropisch klimaat. Ze zijn veel groter en zwaarder, hebben betonnen vloeren nodig, koude douches om af te koelen (dit is géén grap) én massale doses antibiotica, en bovendien ze eten bovendien alleen ingevoerd voedsel.

Die varkens hadden met andere woorden betere levensomstandigheden nodig dan de meeste Haïtianen zelf hadden. De Haïtianen noemden die varkens terecht ‘des cochons bourgeois’. Met dat geld had men de lokale varkenssoorten kunnen resistent maken tegen de Afrikaanse varkenspest.

Toen de VS zag dat die industriële varkenskweek niet rendabel genoeg was voor export, schakelden ze over op kippenkweek, uiteraard evenmin voor de lokale bevolking. De Wereldbank raadde de regering aan om massaal kippen te gaan kweken voor export, om zo aan financiële middelen te geraken. Niets was uiteraard minder waar. Ook de lokale kippenvariëteiten moesten er aan geloven.

Enkele jaren later was Haïti een exporteur van kippen voor het Amerikaanse fastfoodbedrijf Kentucky Fried Chicken. Die kippen kunnen evenmin overleven zonder antibiotica en kunstvoeder. De gewone Haïtiaan bleef verhongerd achter.

Een laatste voorbeeld om de hulp aan Haïti te illustreren: de Wereldbank zag het ook niet zitten dat de Haïtiaanse staat een molenbedrijf had in eigen exploitatie die lokale graanoogsten aankocht aan een vaste gegarandeerde prijs voor de productie van goedkope bloem voor de lokale markt. Dat was toch geen overheidstaak. Weg ermee. Vandaag moet Haïti zijn behoeftes aan bloem volledig importeren (uit de VS natuurlijk).

Géén stilte na de storm voor Haïti

De natuur heeft Haïti ook niet gespaard. Nog voor deze aardbeving van 2010 was het halve eiland de laatste jaren al zwaar geteisterd door verwoestende tropische stormen. Wat er nog over was van landbouw werd verder verwoest.

Na iedere natuurramp wordt het land telkens weer overspoeld door al dan niet welwillende NGOs. Er zullen wel uitzonderingen maar zowat alle Franse, Canadese en VS-NGOs volgen er een neoliberale politieke agenda. De overheid krijgt géén taken maar wordt eerder betaald om zich buiten de eigen marktniches te houden. Artsen Zonder Grenzen is daar een goed voorbeeld van.

Deze organisatie weigert systematisch mee te werken aan de oprichting van een stabiel overheidsapparaat voor gezondheidszorg (niet alleen in Haïti). Daar worden dan argumenten als ‘corruptie’ en ‘incompetentie’ voor gebruikt. Dat zijn inderdaad plagen waar de meeste Derde Wereldlanden onder lijden. Het is echter een cirkelredenering.

Corruptie is immers een gevolg van een zwak overheidsapparaat, incompetentie is een gevolg van een gebrekkig of onbestaand onderwijs, werkloosheid werkt corruptie in de hand maar massale werkloosheid is nu net wat het economisch wereldsysteem nodig heeft om te kunnen draaien enzovoort.

Een ander argument is dat de elite van het land geen sociale verantwoordelijkheid wil nemen. Nu ja, dat kan ook niet anders, deze elite is niet ontstaan uit industrialisering of ondernemerschap. Deze elite is ontstaan uit dat deel van de bevolking dat de kennis en de bereidheid bezat om met de buitenlandse overname van Haïti te collaboreren. Zij zijn het morele equivalent van de economische collaboratie in België tijdens WO II. Zij zijn ook degenen die nu weer alle steun zullen krijgen om hun economische macht te verstevigen.

Haïti is geen uitzondering

Deze fenomenen zijn zeker niet uniek voor Haïti. Haïti is er wel één van de meest extreme voorbeelden van. Bovendien, er zijn ook wel goedbedoelende ngo’s actief in Haïti. Het zal de lezer niet verbazen dat het dan net over die ngo’s gaat die voluit hebben meegewerkt aan de emancipatie-initiatieven van ex-president Aristide en dat de lokale medewerkers van deze lokale ngo’s de grootste slachtoffers zijn van de gerichte politieke repressie (in het jargon van de massamedia wordt dat dan ‘de gewelddadige natuur van Haïti’).

Het is nog te vroeg om uit te pluizen waarom Artsen Zonder Grenzen en het Rode Kruis niet meewerken met het ngo-consortium van Haïti Lavi maar ik durf er om wedden dat beide organisaties de andere deelnemers verwijten te ‘politiek’ of te ‘ideologisch’ te zijn, zeker in Haïti.

Organisaties zoals Oxfam spreken de verslagen in de media tegen die het hebben over het fatalisme en de gewelddadige natuur van de Haïtiaanse bevolking. Zij wijzen net op de grote bereidheid tot zelfhulpzaamheid en onderlinge solidariteit van de Haïtianen.

Verslagen over geweld tijdens voedselbedeling blijken overigens vooral uit de stadswijk Cité Soleil in de hoofdstad Port-au-Prince te komen en dat is nu net de wijk waar de repressie tegen volksinitiatieven van Lavalas en andere bewegingen het meest intensief was. Sommige journalisten geven dan wel in hun commentaar de bedenking dat het om uitzonderingen gaat. Gewelddadige beelden zijn echter betere televisie (en bovendien veel vlugger gemaakt) dan onderzoeksjournalistiek in de vele wijken waar de lokale bevolking er wel in slaagt om de voedsel- en waterbedeling ordelijk en correct te laten verlopen (zonder VS-soldaten). Representatief zijn die beelden dus niet.

Ik ga hier geen gedetailleerde voorbeelden geven maar wie zich wil wapenen tegen de ideologische en vooringenomen desinformatie van onze massamedia raad ik www.HaitiJustice.org ten zeerste aan. Hun bijhorende nieuwsbrief kan je bestellen bij HalfHour4Haiti@ijdh.org.

Shock Doctrine van Naomi Klein in de praktijk

In 2007 publiceerde Naomi Klein ‘The Shock Doctrine, The Rise of Disaster Capitalism’, vertaald als ‘De Shock Doctrine, De opkomst van rampenkapitalisme’. In dit zéér lezenswaardige boek legt de auteur uit hoe het rijke Westen met de VS en Groot-Brittannië op de rug van natuurrampen en oorlog een winstgevende business hebben gemaakt.

Alles wijst er op dat Haïti hetzelfde lot wacht. De eenzijdige bezetting van de luchthaven en de zeehaven door VS troepen voorspelt niets goeds. Alles wijst er op dat de komende parlementsverkiezingen in Haïti (die normaal voor binnenkort waren voorzien) andermaal in een bezet land zullen plaatsgrijpen, waarbij de door de Wereldbank gewenste kandidaten alle steun zullen krijgen.

Het rijke Westen met in dit geval de VS, Canada en Frankrijk op kop zullen van de shocktoestand in Haïti gebruik maken om het land verder uit te bouwen als een wingewest voor spotgoedkope arbeid. De overheidsdiensten – zwak als ze al waren – zullen verder worden geprivatiseerd.

Als de ontwikkeling van een arm land als Haïti alleen zou afhangen van zogenaamd welwillende en onbaatzuchtige Westerse hulp, zou ik zéér negatief zijn over de toekomst van dit zo geteisterde land. Hoe hard de massamedia ook pogen ons te doen geloven dat die buitenlandse steun inderdaad de enige manier is, gelukkig is de waarheid anders.

Haïtianen zijn volhouders

De Haïtiaanse bevolking heeft reeds eerder zijn wil tot zelfbeschikking getoond. De éérste totaal onverwachte verkiezing van Jean-Bertrand Aristide in 1991 is daar een goed voorbeeld van. Daar waren jaren van volksorganisatie aan voorafgegaan. Die beweging was totaal aan de aandacht van het Westen ontsnapt.

Er is genoeg talent aanwezig in Haïti om dat opnieuw te doen. De weg naar emancipatie en ontwikkeling is er een van vallen en opstaan. Haïti heeft daar veel ervaring mee.

Er bestaat echter géén wonderoplossing. Zolang wij leven in een systeem dat winst als enige drijfveer heeft, zullen machtige regeringen en ondernemingen landen als Haïti blijven onderdrukken. Dit systeem is géén natuurwet. Net als het feodalisme zal het ooit ten onder gaan aan zijn eigen contradicties.

De Haïtiaanse bevolking kan ons veel leren over de strijd voor vrede en gerechtigheid. Zijn wij bereid om van hen te leren?

Artikel oorspronkelijk verschenen in www.uitpers.be.