Wordt Gaza 2008-2009 het ‘Sharpeville’ van Israël?

FacebooktwitterFacebooktwitter

In zijn nieuw boek ‘This Time We Went Too Far’ poneert Norman Finkelstein dat de Israëlische aanval Operation Cast Lead op Gaza van december 2008-januari 2009 een keerpunt is. De verontwaardiging over zoveel onrecht kan niet langer in toom worden gehouden. Het verwijt van antisemitisme tegen de critici van Israël werkt niet langer.

Zoals de slachtpartij van Sharpeville in 1960 het begin van het einde betekende voor de apartheid in Zuid-Afrika, zo zal Gaza het einde inluiden voor de apartheid in Israël. Dat is in een notendop de stelling van Norman Finkelstein in zijn boek.

Finkelstein draagt zijn nieuwste boek op aan Carole en Noam ‘for being there’ (Noam Chomsky en zijn echtgenote Carole). Toen Finkelstein in 1984 aan zijn doctoraatsthesis over het zionisme werkte stootte hij op het boek From Time Immemorial van éne Joan Peters. Dat werd in de VS geprezen als het ultieme boek dat bewees dat er nooit een Palestijnse bevolking was geweest in 1948 en er dus ook geen vluchtelingenprobleem was in Israël.

Finkelstein stelde vast dat het boek haast compleet verzonnen was. Zijn kritische analyse werd niet in dank afgenomen. Finkelstein vroeg Chomsky om raad. Was hij wel goed bezig? Chomsky bevestigde dat hij volledig correct was in zijn analyse, maar waarschuwde hem dat de Amerikaanse intellectuele elite hem dit zwaar zou aanrekenen. En inderdaad, in plaats van de academische carrière die hem als briljant student was voorgespiegeld, zag hij zich tot vandaag beperkt tot tijdelijke opdrachten in kleinere universiteiten.

Deze man spreekt vanuit een diepe verontwaardiging en noemt de dingen bij hun naam. Wie zijn vorige boeken kent (zie lijst onderaan) is daar vertrouwd mee. Wat hij ook zegt, hij staaft alles met onverdachte bronnen. Zijn boek telt 151 pagina’s tekst en 49 pagina’s voetnoten. Finkelstein maakt er een punt van om zoveel mogelijk bronmateriaal te gebruiken uit de Israëlische pers of uit officiële bronnen in de VS en Israël.

Reeds in de inleiding komt Finkelstein terzake. De officiële steun van staten, regeringen en massamedia voor Israël blijft groot en is éénzijdig, maar onder de oppervlakte sluimert iets. “Openbare opiniepeilingen van zowel buiten als binnen Joodse gemeenschappen over de wereld tonen over de laatste 10 jaar een groeiend ongemak met het gedrag van Israël. Die verschuiving is vooral te wijten aan het feit dat het publiek nu veel beter geïnformeerd is”. En: “Veel van Israël’s voormalige supporters … kozen er voor (dit keer) niets te zeggen in plaats van het onverdedigbare te verdedigen.”(p. 13)

In 6 hoofdstukken maakt de auteur brandhout van alle officiële argumenten die de staat Israël heeft gebruikt om de invasie van Gaza goed te praten. Met de volledige steun van de VS geeft Israël sinds 1967 een duidelijke boodschap aan de Palestijnse bevolking: “Israël (is) van plan te blijven … en (de bezetting) zal niet omvergeworpen of beëindigd worden door burgerlijke ongehoorzaamheid of burgerlijk verzet, die trouwens gemakkelijk werden verpletterd. De enige echte optie is die van de gewapende strijd.”(p. 17)

Zelfverdediging?

“Eén van de bedoelingen van (de) Oslo (-akkoorden) was … dat de PLO Israël’s collaborateur zou worden voor het onderdrukken van de [eerste] intifada en van het onderdrukken van wat duidelijk een authentieke democratische strijd was voor Palestijnse onafhankelijkheid.” (p. 19) En over dat andere ‘vredesakkoord’: “Als ik een Palestijn was, zou ik Camp David ook verworpen hebben.” (p.20) (citaten overgenomen uit Scars of War, Wounds of Peace, de memoires van de voormalige Israëlische gewezen minister van buitenlandse zaken Shlomo Ben-Ami gepubliceerd in 2006)

Met de ‘terugtrekking’ uit Gaza wou eerste minister Ariel Sharon vooral voorkomen dat er een terugkeer zou komen naar politieke onderhandelingen, terwijl de greep op Palestina de facto nog versterkt werd (p.21). De economische blokkade van Gaza bleef echter onverminderd doorgaan. Het luchtruim, de kustlijn en de ‘grens’ met Israël bleven immers hermetisch gesloten.

Moegetergd door die economische en politieke blokkade en de complete incompetentie en collaboratie van de corrupte PLO-leiding stemden de Palestijnen in 2006 voor de Islamitische beweging Hamas. Hoewel alle buitenlandse waarnemers (waaronder gewezen president Jimmy Carter) de verkiezingen als eerlijk en correct bestempelden, was de reactie van Israël en de meeste Westerse regeringen duidelijk: de blokkade werd nog erger. Hamas moest ‘geweld afzweren en Israël erkennen’ terwijl Israël de bezetting van de Palestijnse gebieden gewoon verder zette.

De bewering van Israël dat de invasie een antwoord was op de raketaanvallen vanuit Gaza houdt geen stand. Bij het begin van de invasie hadden die raketaanvallen vanuit Gaza sinds 2001 21 burgerlijke en 10 militaire slachtoffers gemaakt. Het Israëlisch leger wist trouwens dat die raketaanvallen uitgingen van dissidente groepjes die het niet met het beleid van Hamas eens waren.

Het Israëlische leger had ondertussen sinds de ‘terugtrekking’ in 2005 1250 bewoners van Gaza vermoord waaronder 222 kinderen. Bovendien, er was sinds juni 2008 een wapenstilstand van kracht, waar Hamas zich scrupuleus aan had gehouden. Israël hield zich daarentegen totaal niet aan de voorwaarde dat de economische blokkade zou opgeheven worden (p. 47). Finkelstein’s besluit is duidelijk: “Het ziet er naar uit dat de Palestijnen een veel sterkere zaak hadden dan Israël om de wapens op te nemen uit zelfverdediging”. (p. 27)

Electorale overwegingen waren voor de Israëlische regering leuk meegenomen maar zeker niet de reden voor de invasie. Eerst en vooral zag Israël zich genoodzaakt tot een duidelijk vertoon van overmacht en het gebruik van massaal geweld om de geloofwaardigheid van hun militaire afschrikking te herbevestigen tegenover de Arabische landen na de nederlaag in Libanon enkele maanden daarvoor.

Bovendien dreigde Israël gedwongen te worden om voor nieuwe gesprekken aan tafel te gaan zitten. Met de invasie werden nieuwe vredesinitiatieven deskundig in de grond geboord. (p. 29) De militaire doctrine van afschrikking door disproportioneel geweld heeft trouwens een lange traditie in Israël.

“In Mei 1967 reeds stelde commandant Ariel Sharon dat Israël zijn capaciteit om af te schrikken aan het verliezen was … (dit is) ons voornaamste wapen – hun angst voor ons.” (p.31) Maar dit keer zat het wat tegen: “Tot smaad en vernedering van Israël, gaven de VS een veto voor een aanval en ging Iran zijn eigen gang, terwijl de geloofwaardigheid van Israël om te terroriseren onderuit ging. Het was tijd om een ander doelwit te vinden, en Gaza, slecht verdedigd als altijd, paste perfect”.

Finkelstein stelt dat disproportioneel geweld een permanente strategie is van Israël en dat Gaza werd aangevallen juist OMDAT het een zwakke tegenstander was. (p. 39) 3De oorlog in Gaza heeft de tekortkomingen van de tweede oorlog in Libanon (2006) gecompenseerd”. (p. 36) Israëlitische militaire analisten noemden dit de ‘Dahiya strategie’ naar analogie met de vroegere oorlogen in Libanon, waarbij civiele infrastructuur doelbewust werd vernield. Deze strategie wordt uitvoerig besproken in Israëlische publicaties (zie uitvoerig bronnenmateriaal in het boek van Finkelstein). Volgens het internationaal recht zijn gebruik van disproportioneel geweld en vernietiging van civiele infrastructuur echter oorlogsmisdaden…

Hamas had een twee-staten oplossing aanvaard en respecteerde maandenlang een wapenstilstand. Sommige critici van de invasie stelden dat Israël DESONDANKS toch tot de invasie over ging. Neen, stelt Finkelstein, het is juist OMDAT Hamas dreigde internationaal aanvaard te worden als legitiem gesprekspartner dat Israël tot de aanval overging.

“Een diplomatieke oplossing dreigde het strategisch doel te ondermijnen om de waardevolle delen van de Westelijke Jordaanoever te behouden. Israël was al sinds maart 2007 van plan om Gaza aan te vallen en aanvaardde de wapenstilstand van juni 2008 enkel omdat het leger tijd nodig had om zich voor te bereiden.” (p. 50). Verder verwijst Finkelstein naar een studie die aantoont dat in de periode 2007-2008 het overwegend Israël was dat als éérste toesloeg tijdens rustperiodes in het conflict (p. 51).

Oorlogsmisdaden

Nadat het leger zich terugtrok uit Gaza kon de schade niet langer verborgen worden. “Naast de burgerlijke slachtoffers, vernietigde of beschadigde Israël ook 58.000 woningen, 280 scholen en kinderdagverblijven … 1500 bedrijven en ateliers … watervoorziening en riolering, 80 procent van de landbouwoogst, bijna één vijfde van de landbouwgrond” (p.60).

Bovendien “vond 90 procent van de vernieling van gebouwen en infrastructuur klaarblijkelijk plaats tijdens de laatste dagen van de invasie in gebieden volledig onder controle (van het leger) waar er amper verzet was (p. 62). Dit was dus een doelbewuste strategie. Volgens een team van medische experten, was “de onderliggende bedoeling van de aanval op Gaza het creëren van terreur zonder genade voor eender wie.’(p. 71)

Hoewel er hier dus sprake is van oorlogsmisdaden, is het volgens de auteur fout om de invasie een ‘oorlog’ te noemen. Volgens een Israëlisch militair analist was er immers geen enkel ‘gevecht’ in de 22 dagen van de invasie. Dit was geen oorlog tussen strijdende partijen maar een gewapende aanval tegen een bevolking.

Het Goldstone Report bevestigt dit: “Het onderzoek vond nauwelijks informatie over effectief kruisvuur tussen het Israëlitisch leger en gewapende Palestijnse groeperingen” (p. 75) Tijdens de invasie werden volgens Amnesty International 1400 Palestijnen gedood, waarvan minstens 80 procent aantoonbaar burgers waren en 350 kinderen. Aan de andere kant kwamen 10 Israëlitische militairen om (waarvan 4 door eigen kruisvuur) en drie burgers (p. 76).

Play-Station

Finkelstein citeert Harvard-professor Duncan Kennedy: “(dit was) typisch voor het soort politieacties die Westerse koloniale machten historisch toepasten om opstandige inboorlingen ervan te overtuigen dat ze ondraaglijke dood en leed zouden ondervinden, tenzij ze hun verzet zouden staken.” (p. 77) Een Israëlitisch soldaat beschreef het zo: “Het is net of het jachtseizoen net open is. Soms deed het me denken aan een Play-Station computerspel. Je voelt je als het kind dat mieren zit te verbranden met een vergrootglas” (p. 77).

De doelstelling van de invasie was “tonen aan Hezbollah, Iran en Syrië dat het te gevaarlijk was om Israël aan te vallen. Israël kon zich echter niet beperken tot een militaire overwinning omdat Hamas duidelijk géén militaire macht was … (Israël) moest het zijn vijanden duidelijk maken dat het ‘krankzinnig’ was en bereid tot vernietiging op een schaal die onvoorstelbaar groot is en geen enkele rekening houdt met de wereldopinie (p. 79).

Israël verdedigt de slachting ook met de bewering dat Palestijnse slachtoffers het gevolg waren van het gebruik van ‘menselijke schilden’ door Hamas. Amnesty International en andere organisaties vonden daar echter geen enkel bewijs voor, erger nog, ze vonden wél bewijzen dat Israëlitische soldaten burgers en kinderen gebruikten bewust in gevaar brachten door hen te verplichten in de huizen te blijven die zij als militaire stellingen gebruikten (p. 85).

De regering van Israël was zich zeer goed bewust van de kritiek die komen zou en bereidde zich daar reeds maanden op voor (p. 89). Maar na de invasie liep een en ander mis. Eerst en vooral was de schaal van de vernietiging te groot om zomaar te minimaliseren. De kritiek kwam vanuit een onverwachte hoek, want een groot aantal Israëlitische media begonnen getuigenissen van piloten en soldaten te verspreiden die getuigden van oorlogsmisdaden.

Sharpeville

Finkelstein is er van overtuigd dat “de invasie van Gaza (is) een keerpunt in de publieke opinie die doet denken aan de internationale reactie op de slachtpartij van 1969 in Sharpeville in apartheid Zuid-Afrika” (p.103). De traditionele Joodse organisaties blijven Israël blind steunen maar er ontstaan nieuwe bewegingen die zich meer distantiëren van het beleid van de staat Israël.

“Het tijdperk van het mooie Israël is voorbij, het lijkt onomkeerbaar en het ontsierde Israël dat in de plaats is gekomen in het openbare bewustzijn is een van toenemende gêne(p.104). O.a. de voornaamste Amerikaanse pro-Israël lobbyorganisatie American Israël Public Affairs Committee AIPAC weet niet beters meer dan nog harder terug te vallen op de oude trukken: “critici van Israël zijn antisemieten”. Dit zal volgens Finkelstein niet snel veranderen. Deze organisaties kunnen immers niets anders.

Finkelstein ziet sinds Gaza echter vooral een positieve verandering in de houding van de jongere Joods-Amerikanen. Hij laat als voorbeeld een aantal bloggers aan het woord (p. 121-123). Waar die tot nog toe eerder passief toekeken, vanuit een vage sympathie voor de staat Israël en kritische bemerkingen voor zichzelf of in kleine kring hielden, beginnen zij zich meer en meer openlijk te uiten.

Ondanks de opsomming van gruweldaden geeft dit boek een boodschap van hoop. De doden van Gaza kunnen niet terugkomen maar als hun lijden er voor kan zorgen dat de staat Israël eindelijk rekenschap moet afleggen voor zijn wandaden, als m.a. w. Israël een ‘normale’ staat wordt zoals alle anderen, dan is hun bloedvergieten niet voor niets geweest.

Voor wie duidelijkheid zoekt in het moeras van eenzijdige desinformatie dat de massamedia aanbieden is dit boek een welkom alternatief. Ik beveel het ten zeerste aan.

Norman FINKELSTEIN, This Time We Went Too Far, OR Books, New York

In september 2009 verscheen de documentaire: American Radical: The Trials of Norman Finkelstein.

Andere boeken van Norman Finkelstein:

  • Image and Reality of the Israel-Palestine Conflict. 1995.
  • The Rise and Fall of Palestine. A Personal Account of the Intifada Years. 1996.
  • A Nation on Trial. The Goldhagen Thesis and Historical Truth. (with Ruth Bettina Birn)1998.
  • The Holocaust Industry. Reflections on the Exploitation of Jewish Suffering. 2000
  • Beyond Chutzpah. On the Misuse of Anti-Semitism and the Abuse of History. 2005.

Eveneens warm aanbevolen:

  • The Israel Lobby and US Foreign Policy. John Mearsheimer and Stephen M. Walt, 2007.
  • The Ethnic Cleansing of Palestine. Ilan Pappe, 2006
  • The Fateful Triangle. The United States, Israel and the Palestinians. Noam Chomsky, 1983 (updated with a foreword by Edward Saïd, 2004) (volgens mij hét standaardwerk om het conflict Israël-Palestina te begrijpen)
Artikel oorspronkelijk verschenen in www.uitpers.be.