‘Sneltrein China’ van de jonge Belgische diplomaat Bart Pennewaert lost de aanvankelijke belofte niet in. De auteur kan goed schrijven, dat wel. Jammer dus dat hij dat niet gebruikt om iets te vertellen en het bij neutrale en vluchtige waarnemingen houdt: als introductie tot China te licht en te onsamenhangend; volgende keer beter.
Jong Belgisch diplomaat met literaire ambities
Bart Pennewaert is een jong diplomaat aan het begin van zijn loopbaan. Hij heeft er blijkbaar al een zending op zitten naar Zuid-Afrika, waarover hij het boek Verhalen van een Vervelling; Zuid-Afrika Zwart op Wit (2008) schreef. Recent verscheen dit boek over zijn tweede zending, nu naar China.
Literaire initiatieven van diplomaten bestaan er wel meer. Herman Portocarrero is een gekend diplomaat-schrijver. Morgen 25 juli verschijnt op deze site ook een bespreking van de memoires van gepensioneerd ambassadeur Victor-Clement Nijs.
Latijns-Amerika vond zelfs enkele van zijn grootste schrijvers onder zijn diplomatenkorps: Pablo Neruda, Octavio Paz, Carlos Fuentes. Niemand minder dan Marcel Proust gaf zijn carrière als diplomaat op om voltijds schrijver te worden. Dichter bij huis is er ook nog Amélie Nothomb, als dochter van een Belgisch diplomaat, opgegroeid in ambassades en internaten.
Diplomatiek en diplomatisch taalgebruik
Hoeft het gezegd dat diplomaten een redelijk ongewoon leven leiden: vier jaar in een vreemd land (soms vijf jaar), met weinig kans om ter plaatse een sociaal leven op te bouwen, met opgroeiende kinderen voor wie ‘internaat’ geen bizar woord uit het verleden is. Dan is er ook nog altijd de verplichting om zich overal en altijd te onthouden van iets dat als een mening zou kunnen worden geïnterpreteerd.
Ik heb vroeger als volksvertegenwoordiger en later als internationaal consultant het genoegen mogen smaken met redelijk wat ambassadeurs en ander diplomatiek personeel in contact te komen, Belgische en andere. Dat was meestal een ‘diplomatische’ ervaring. Als volksvertegenwoordiger word je altijd in de watten gelegd; je gesprekspartner laat altijd een vage verwantschap voelen met je politieke ideeën, allemaal heel professioneel en vooral vermoeiend oppervlakkig.
Uitzonderingen zijn er wel, maar die ga ik hier niet uit de doeken doen, natuurlijk. Ik kan bovendien slechts raden hoe gesprekken achter gesloten deuren doorgaan tussen diplomaten en politici van de drie traditionele partijen. Daar had ik niet de juiste kleur voor.
De Belgische diplomatie is één van de laatste domeinen waar de drie traditionele partijen (of zes als je ze per taal opdeelt) nog volledig de dienst uitmaken, ver weg van de spotlights van de media (en zeker van de nieuwe partijen).
Geen opinie hebben is een kwaliteit
Niet dat je hen dat kan verwijten: diplomaten moeten van hun neutraal voorkomen een professionele kwaliteit maken en de één slaagt daar al wat beter in dan de ander. Privé-residenties van ambassadeurs bulken van prachtige kunstboeken; kortom, alles wat ook maar de minste opinie zou kunnen verraden, is deskundig weggemoffeld.
Dat verhindert daarom niet dat ze professionele kwaliteiten hebben. Binnen de lijntjes van de ideologische keuzes die ‘Brussel’ vastlegt, is er ruimte voor meestal zeer degelijke rapportering. Dat is immers wat een land nodig heeft, weliswaar achter de schermen. Af en toe kan dat wel tot vervelende situaties leiden, bijvoorbeeld als een analyse over president X of Y uitlekt, die officieel op goede voet staat met ons land maar achter de schermen wordt beschreven als de corrupte en/of wrede dictator die hij in feite is.
De Belgische diplomatie heeft ook een heel andere traditie dan de Franse en de Nederlandse. Nederlanders hebben een mercantiele, pro-actieve handelaarsmentaliteit. Franse diplomaten gedragen zich nog steeds alsof hun natuurlijke suprematie over de wereld hen weldra terug in de schoot zal vallen en Frans opnieuw de enige rechtmatige taal ‘de la diplomatie’ zal worden. Niets van dit alles bij de Belgen (behalve dan in onze kolonie, excuseer, in de onafhankelijke Democratische Republiek Congo). Eerder bescheiden en terughoudend zijn ze, die Belgische diplomaten. Don’t make waves. Niet opvallen.
Professioneel, dat wel
Al gedraagt ze zich nog zo ‘diplomatisch’ neutraal, de Belgische diplomatie is een perfecte weerspiegeling van de Belgische politieke cultuur. Het ingangsexamen is loodzwaar, dat wel. Wie slaagt, bewijst dat hij/zij talent heeft. Daarna is het echter kwestie van je ‘wereld’ te kennen. Politieke promoties zijn routine, hoewel je dat nooit openlijk hoort te zeggen.
Bart Pennewaert is zo een beginnend diplomaat; erg hoog kan zijn functie nog niet zijn. De tijd van het afstruinen van de ene receptie naar het andere galabal, over nog een balletvoorstelling tot het aanhoren van (of het zelf geven van) de zoveelste nietszeggende, vrijblijvende speech in het gastland, ligt nog ver van hem af. Keihard werken is nog de boodschap.
Voor de grote beslissingen mogen ambassades dan wel een ding van het verleden zijn, ze vervullen toch nog heel wat administratieve taken, voor landgenoten in het buitenland, voor personen van het gastland, voor Belgische organisaties en bedrijven; en dat is net wat die jonge diplomaten op hun boterham krijgen.
Walking on thin ice
Voor een beginnend diplomaat is schrijven over het eigen vak dus een riskante oefening. Je kan het de auteur natuurlijk niet kwalijk nemen, maar ook dit boek heeft zonder twijfel de goedkeuring van zijn hiërarchische oversten gekregen. Dat kan ook niet anders. Je zou maar eens iets schrijven dat je land in diplomatieke problemen brengt.
Dat weegt natuurlijk op de literaire mogelijkheden en dat merk je. Bart Pennewaert heeft een vlotte pen. Hij is echter zo verstandig een diplomatisch vermomde ‘disclaimer‘ in zijn tekst binnen te laten sluipen: ‘de charme van het diplomatiek bedrijf, waar dit boek verder geen uitstaans mee heeft, is dat men onophoudelijk kennismaakt met een waaier van talentrijke mensen’.
Badinerend en vrijblijvend
Dat merk je aan het resultaat. In 26 hoofdstukjes, ingedeeld volgens de thema’s ‘De stad’, ‘De honger’ en ‘Wegen naar geluk’ gaat de auteur op stap in de wondere wereld van de hoofdstad Beijing. We leren ondermeer wat Chinezen met onze, voor hen totaal onuitspreekbare namen doen, ze fonetisch omvormen tot iets dat ze wel begrijpen. Pennewaert betekent zoiets als ‘hij is zijn pen waard’ of ‘hij is een goed schrijver’; dat wordt dan Pan Bishen (voornaam altijd achteraan) of ‘god van de pen’.
In Beijing worden hele oude wijken gesloopt zonder dat de inwoners daar enige inspraak in hebben. Wat de auteur daar van denkt? Je zal het niet weten. Daarna volgen ondermeer een aantal bedenkingen bij de taal en zijn fameuze iconen, een paar losse observaties bij de waanzinnig snelle bouwwoede van de stad en gemijmer over de mentaliteitsverschillen tussen Chinezen en westerlingen.
De moderne Chinese yuppies blijken enorme fans van speeddating te zijn, zelfs ouders doen er aan ‘shopping‘ voor de eigen huwbare kinderen. Hoe de auteur erin slaagt een aantal Chinezen zo vrijuit te laten spreken over hun eigen landgenoten, legt hij niet uit. Gaat het over personeel van de ambassade, tolken, secretaressen of kennissen van die personen?
Pennewaert switcht regelmatig van de ik-persoon naar meer afstandelijke beschrijvingen. Redelijk grappig is het hoofdstukje ‘Een streepje Amsterdam’, waarin hij omschrijft hoe Chinezen zich gedragen tijdens een klassiek concert.
Een eigen mening, heel even dan toch
Er zit een reukje aan de Chinese groeimirakel, (mijn onderlijning, dat moet ‘het’ mirakel zijn maar zo staat het in het boek). Dan toch een kritische noot? Neen, het blijkt een mening te zijn van de Chinese premier Jiabao. Die vindt de huidige groei van China niet stabiel, niet evenwichtig en niet duurzaam.
Dan zijn er nog wat bedenkingen bij de passie van de Chinezen voor vuurwerk en een aantal hoofdstukjes over dissident Zhao Lianhai, de tragische ramp met één van hun hogesnelheidstreinen en de efficiënte organisatie van de Partij (met hoofdletter).
Beijng is China niet
Dit is hoogstens een boekje over Beijing en over de nieuwe generatie yuppies die daar de hoge toon voert. Stuk voor stuk zijn de 26 hoofdstukjes leuke niemendalletjes die niet zouden misstaan in een of ander licht onderhoudend weekblad, maar voor een boek is dit zonder meer te mager.
Bovendien heeft ook de uitgeverij haar werk niet grondig gedaan: het overmatig gebruik van zinnen die met ‘en’ beginnen bijvoorbeeld, foutieve zinsconstructies zoals ‘Even is hij is helemaal van jou’ en ‘Als zo ze meteen opkomt’...
Op het einde volgt nog een lijst van aan te raden literatuur waaruit blijkt dat het toch in hoofdzaak Belgische en Angelsaksische auteurs zijn die kunnen helpen om de Chinese ziel te doorgronden.
Schrijven kan Pennewaert; met wat meer begeleiding zit er meer in. Dit boek weegt echter te licht. Volgende keer beter?