‘Missie in Centraal-Amerika’: een ‘diplomatische’ terugblik

FacebooktwitterFacebooktwitter

‘Missie in Centraal-Amerika. De memoires van een ambassadeur 1970-1973’ van voormalig Belgisch ambassadeur , is een fascinerend boek, niet dankzij, maar ondanks de auteur. Het geeft een bijwijlen hallucinant inzicht in de realiteit van de Belgische buitenlandse politiek en in hoe een Belgisch postkoloniaal ambassadeur werkelijk denkt over de Derde Wereld.

Een wereld van verschil

Het verschil met het boek van jong diplomaat Bart Pennewaert kan niet groter zijn (zie boekbespreking van gisteren, 24 juli 2012). Het eerste is een dun boekje met enkele losse bedenkingen van een beginnende junior-diplomaat, die niets verhullen over het werk van de diplomatie. Het tweede is een zware baksteen van 500 pagina’s, die tot in de kleinste details de beslommeringen van een ambassadeur met jaren ervaring weergeeft. Mijn voorkeur gaat zondermeer naar dit tweede boek.

Eerst dit: wie zich niet voor buitenlandse politiek of diplomatie interesseert, zeker niet als die zich in het verleden afspeelt, kan ik nu al aanraden naar een ander artikel te surfen; geen spek voor je bek. Wie daar wel belangstelling voor heeft, vindt hier echter meer dan zijn gading.

Ik denk zelfs dat dit boek essentiële literatuur is voor elke student politieke wetenschappen met interesse voor de na-oorlogse diplomatieke geschiedenis van België, niet omwille van het feitenrelaas dat de auteur er in heeft menen weer te geven, maar voor de manier waarop hij dat doet.

Het is net wat je in dit boek tussen de lijnen leest dat er een zeer ontluisterende historische getuigenis van maakt. Zelden heb ik een boek gelezen waarin ik zoveel randbemerkingen heb gemaakt.

‘Diplomatisch’ is ‘diplomatiek’ (meestal)

Ook even een korte semantische verduidelijking: er bestaan in het Nederlands twee woorden voor het Engelse adjectief ‘diplomatic’ (en het Franse ‘diplomatique’). ‘Diplomatiek’ betekent alles wat met officiële ‘diplomatie’ te maken heeft, zoals een ‘diplomatiek’ vertegenwoordiger of een ‘diplomatiek’ rapport. ‘Diplomatisch’ slaat op de kunst van het bedrijven van ‘diplomatie’ in figuurlijke zin.

Soms kunnen beide begrippen samenvallen zoals in de zin: ‘Om de diplomatieke relaties met land X niet te bemoeilijken, gaf de minister een ontwijkend ‘diplomatisch’ antwoord op vragen over mogelijke corruptie van de president van dit land X’. In die zin is dit boek niet altijd even ‘diplomatisch’ geschreven, ondermeer omdat de auteur regelmatig dingen zegt die vandaag allesbehalve als maatschappelijk aanvaardbaar worden gezien.

De tijden zijn veranderd. Ambassadeurs vandaag de dag zullen in dit boek meerdere dingen lezen waarmee zij het met hun hedendaagse visie op de dingen, grondig oneens zijn. Dat neemt niet weg dat zij een fundamenteel kenmerk gemeen hebben met hun voorganger: zij vertegenwoordigen allesbehalve vooruitstrevende waarden en belangen en lopen ook vandaag jaren achter op de mentaliteitswijzigingen in de maatschappij.

Politiek ‘neutraal’ en toch politiek gekleurd

Niet dat ze het openlijk zullen toegeven, maar ambassadeurs hebben ook vandaag nog altijd een politieke kleur (van één van de drie traditionele partijen). Ambassadeur Nijs heeft het er nooit over, maar hij is overduidelijk een man van ‘katholieke’ signatuur. Voor kardinalen Cardijn en Mercier heeft hij grote bewondering en minister van buitenlandse zaken Van Elslande (CVP/PSC) is een ‘goede vriend’. Ik heb ‘CVP/PSC’ achter zijn naam gezet want de partijen waren toen nog unitair Belgisch. CVP is vandaag CD&V, PSC heet vandaag CDH. In het boek zelf staan die verduidelijkingen tussen haakjes nergens vermeld.

Heel even licht de auteur een tipje van de politieke sluier, op de allerlaatste bladzijde. Dit is wat hij koning Boudewijn in de mond legt tijdens zijn ‘audiëntie’ op 13 november 1973: ‘Hij gaf me de verzekering dat ik nadien een ambassade van eerste klas in Europa zou krijgen. Hmm, interessant; het is dus toch waar dat de koning toen wel degelijk reële beslissingsmacht had over de benoeming van ambassadeurs. Bovendien, er bestaan blijkbaar verschillen tussen de ambassades op gebied van aanzien en prestige.

Rechts dictator is ‘vriend’, links dictator is ‘vijand’

Nijs was ambassadeur voor drie landen in Centraal-Amerika (ambassades – vooral van kleinere landen – zijn dikwijls bevoegd voor meerdere landen tegelijk). Nijs was bevoegd voor Costa Rica, Nicaragua en Panama. Zijn ‘standplaats’ was San José, hoofdstad van Costa Rica.

Je moet de periode dat hij daar ambassadeur was goed in zijn historische context plaatsen. De meeste Afrikaanse ex-kolonies waren nog maar tien jaar of minder onafhankelijk. Bovendien was het in 1970 nog maar acht jaar geleden dat ambassadeur Nijs zelf nog Belgisch koloniaal ‘administrateur’ was in Rwanda (dat in 1962 onafhankelijk werd). Daarnaast zijn Spanje en Portugal in 1970 nog steeds fascistische dictaturen.

Elke steun aan de nieuwe dictaturen in Afrika en aan de militaire junta’s in Latijns-Amerika werd verantwoord door de ‘communistische dreiging’. In Latijns-Amerika kenden heel wat landen interne gewapende guerrillabewegingen. Che Guevara was zes jaar eerder vermoord in Bolivia.

Ook zo in Nicaragua: daar was generaal Somoza de machtige man. De sandinistische guerrilla was reeds actief in Nicaragua; de bloedige repressie van de jaren ’80 in Centraal-Amerika moest nog komen.

In Panama zwaaide generaal Omar Torrijos de scepter. Ook dit kleine landje, dat zich ooit met logistieke steun van de VS afscheidde van Colombia en alleen bekend is omwille van het gelijknamige kanaal, wordt in 1970 de facto door een militair bestuurd, maar die kerel heeft eerder ‘linkse’ ideeën. HIj wil ondermeer niet langer aanvaarden dat het Panamakanaal een enclave van de VS is, die zijn land doormidden snijdt. Dat zou hem later zijn leven kosten bij een verdacht vliegtuigongeluk dat nooit werd opgehelderd, maar waarbij alle vingers in de richting van de CIA wezen.

Folterpraktijken… niks van aan want …

Vandaag weten we hoe gruwelijk de repressie was onder dictator Anastasio ‘Tacho’ Somoza, hoe belangrijk de rol van de VS en hun ambassade was bij het instandhouden van deze en menig andere pro-westerse tirannie én hoe goed de westerse regeringen op de hoogte waren van de aard van de onderdrukking.

Ambassadeur Nijs is er echter gerust in. HIj durft zelfs een en ander vragen aan zijn ‘goede vriend Tacho’, die hem even vrank aanbiedt om samen onmiddellijk de helikopter te nemen om er zich ter plaatse van te vergewissen dat er van systematische folteringen geen sprake is. Een dergelijke verklaring is voor heren van stand echter voldoende.

Een effectief bezoek ter plaatse komt er dus nooit. Bovendien is Somoza een man met een zeer ontwikkeld ‘liberaal gedachtengoed’ dat ruim door het (Nicaraguaanse)dagblad Novedades verspreid wordt. Dat die krant persoonlijk eigendom is van Somoza, dat meerdere ministers familie van hem zijn en dat zelfs de Belgische consul Debayle in Nicaragua een familielid is, doet bij Nijs geen belletje rinkelen (Debayle is de familienaam van Somoza’s moeder). Meer zelfs, hij vermeldt die banden zonder enige commentaar. ‘De dokter was een oom van de president, die ons land talrijke diensten had bewezen en dat nog meer dan ooit deed’.

SOS Managua

In de nacht van 22 op 23 december 1972 wordt de Nicaraguaanse hoofdstad Managua geteisterd door een aardbeving die zijn epicentrum aan de oppervlakte in het midden van de stad heeft: erger kan niet. Er vallen duizenden doden.

De ramp leidt tot één van de allereerste internationale solidariteitscampagnes in de wereld. Het heeft niet mogen baten. Vandaag zijn er in Managua nog steeds puinhopen te zien van de ramp.

Ambassadeur Nijs kanaliseert alle noodhulp uit België naar één bepaalde wijk in de stad. Dat is toevallig ook de wijk waar de vader van dictator Somoza heeft geleefd (die zelf ook dictator van Nicaragua was). Zijn zoon Anastasio neemt de leiding van de wederopbouw.

Vandaag weten we hoe dat is gegaan. Het grootste deel van het geld is in de zakken van Somoza’s cronies verdwenen, die zich voor enkele bouwcontracten exorbitant lieten betalen. Nijs kende de ‘geruchten’ wel. Somoza, zijn goede vriend, wist hem echter gerust te stellen: niets van aan.

Bij zijn vertrek één jaar later is van de wederopbouw van de betrokken wijk nauwelijks iets te merken, maar dat neemt niet weg dat Nijs zeer dankbaar de loftuigingen van het regime in ontvangst neemt.

Wat een ambassadeur lijden kan

Het boek bulkt van de recepties, drinks, galadiners, afscheidsfeestjes, concerten … waar de diplomatieke beau monde de revue passeert. Is het niet voor een nieuwe collega van een bevriend land, dan is het voor een afscheid (het zijn altijd mannen), anders is er wel een andere reden, zoals nationale feestdagen. Elke ambassade moet er immers twéé per jaar eren, die van het eigen land en die van het gastland. Nijs mag dat telkens driemaal doen in elk van de drie landen. Een ding is zeker: een ambassadeur moet een ijzeren maag hebben.

Brazilië blijkt op een bepaald ogenblik een vrouwelijke ambassadeur te sturen. Nijs kan zijn verwondering niet onderdrukken dat deze dame in staat blijkt om te functioneren.’Ik apprecieerde haar standvastigheid en de kordate wijze waarop zij zich liet gelden tussen het mannenvolk, dat de top van de diplomatieke vertegenwoordigers uitmaakte. Dat de ambassadeursvrouwen haar minder apprecieerden, is begrijpelijk maar dat belette haar niet uitstekend te functioneren als ambassadeur.

Wie is wel aanwezig, wie niet; wie komt te vroeg, wie komt te laat; wie praat met wie, met wie wordt langer gepraat, enzovoort. Het gaat echter allemaal zeer vlot want iedereen is een ‘goede vriend’, heeft ‘goede persoonlijke relaties’; ook belangrijk is wanneer de echtgenotes goed met elkaar opschieten.

Handel, daar is het om te doen

Ambassadeurs spelen een belangrijke rol in het promoten van de uitvoerproducten van het eigen land. Daar is niets mis mee, als dat door de bedrijfswereld ook zou erkend worden, bijvoorbeeld door correct belastingen te betalen.

Het is immers in flagrante tegenspraak met de theorie van de vrije markt dat het net de publieke overheden zijn die met geld van de belastingbetaler Belgische bedrijven gaan promoten, terwijl diezelfde bedrijven in eigen land zo weinig mogelijk belastingen betalen.

De ideologie van de Koude Oorlog

Wie vandaag terugblikt op de Koude Oorlog kan er niet naast kijken. Het communisme was een ontkenning van de vrijheid en de democratie, toch? Om die gruwel te bestrijden ging ook België dus zonder scrupules allianties aan met de meest brutale regimes, waar vrijheid en democratie onbestaand waren.

Dat Panama diplomatieke relaties wilde aanknopen met de Sovjet-Unie was dus zeer problematisch. Dat België ondertussen diplomatieke banden had met de toenmalige dictaturen in El Salvador, Honduras, Ecuador, Bolivia, Brazilië, Argentinië, Spanje, Portugal, Indonesië, Zaïre (Congo) enzovoort (de lijst is lang), was daarentegen geen probleem.

Wel problematisch was bijvoorbeeld Chili. Nijs vermeldt hem nergens, maar tijdens zijn mandaat in Centraal-Amerika was in dat land de socialist Salvador Allende de democratisch verkozen president. Hij vermeldt ook niet dat de Portugese minister van Buitenlandse Zaken, op bezoek in Costa Rica in 1972, lid was van een militaire dictatuur, op een ogenblik dat Portugal de laatste koloniale mogendheid ter wereld was.

Dit zegt Nijs over deze man, die lid is van een regering die op dat ogenblik een gruwelijke repressie voert in Angola, Mozambique, Oost-Timor enz. “Ik heb verschillende keren kunnen praten met de Portugese minister, die wij trouwens op een vriendschappelijke receptie hadden uitgenodigd. Mijn Afrikaans verleden en de reizen door het naburige Angola werden in mijn vorig boek uitvoerig beschreven. Welnu, op basis van die ervaringen ging ik volledig akkoord met hem toen hij beweerde dat Portugal sterk gehecht bleef aan zijn Afrikaanse provincies.De minister bevestigde dat, in het geval van een referendum, ook een grote meerderheid van de Angolese bevolking zich zou uitspreken voor een unie met Portugal. Het bezoek van de ontspannen en sympathieke Portugese minister was uiteindelijk niet veel meer dan een aangenaam intermezzo, dat veel herinneringen uit het Belgische koloniale verleden oprakelde.”

Fascinerend zonder het te willen

Je moet het de auteur wel gunnen: dit is een eerlijk relaas. De man doet geen enkele moeite om zijn postkoloniale, eurocentrische en blanke visie op de Derde Wereld te verbergen.

Tijdens het lezen moet je meermaals de wenkbrauwen fronsen bij zoveel politieke incorrectheid. De auteur geeft echter zonder het waarschijnlijk te beseffen, een schitterend inzicht in de denkwereld van de diplomatie en de internationale realpolitik van die periode. Met enige aanpassing kan je zijn denkpatroon zo naar de huidige Belgische buitenlandse politiek verplaatsen.

Slordige redactie

Uitgeverij Lannoo heeft in feite de bijna letterlijke dagboeknotities van Nijs overgenomen. Dat merk je ondermeer aan de zeer onsamenhangende stijl, waarbij oa. de werkwoorden voortdurend wisselen van tegenwoordige naar verleden tijd, zelfs in dezelfde zinnen. Ook storend zijn de systematische spellingsfouten in de Spaanse citaten en het nogal oubollige taalgebruik van de auteur, dat niet werd aangepast.

Je merkt bovendien dat heel wat notities van de auteurs oorspronkelijk in het Frans werden geschreven, ondermeer door de talloze te letterlijke vertalingen naar het Nederlands. Wanneer Nijs het op een bepaald ogenblik over Assomption heeft, bedoelt hij eigenlijk Asunción, de hoofdstad van Paraguay.

Uiteindelijk is deze slordige redactie echter effectiever, omdat je als lezer zo een veel eerlijker relaas krijgt. Net door zijn verhaal niet aan te passen, krijg je een historisch relevante getuigenis.

Wel vervelend is dat het boek doorspekt is met feitjes uit het privéleven van de ambassadeur en zijn familie, die geen enkele meerwaarde geven aan zijn verhaal. Eén van de acht hoofdstukken is volledig gewijd aan een ‘afscheidsreis’ van een maand, met zijn gezin, door Centraal-Amerika.

Een diplomatiek ‘ervaringsdeskundige’

Nijs is volgens het voorwoord niet aan zijn literair proefstuk toe. Hij publiceerde in 2007 reeds ‘Souvenirs d’un administrateur: Congo-Ruanda 1950-1962’ bij de Franse uitgeverij Racine, hetzelfde jaar gepubliceerd door Lannoo, met als verkeerd vertaalde titel De memoires van een ambassadeur: Congo-Rwanda 1950-1962′.

Over die eerste publicatie zegt Nijs zelf (in de inleiding van dit boek) het volgende: “In ons land ging deze gebeurtenis quasi ongemerkt voorbij, wat wel een perfecte illustratie was van het gezegde dat men geen sant in eigen land is. Het opmerkelijke boek werpt een zeer positief licht op ons koloniaal verleden, maar kreeg in ons land helemaal niet de aandacht die het verdiende.”(mijn benadrukking)

Een dik boek, geen ontspanningsliteratuur en meermaals bijzonder ergelijk, maar desalniettemin (of juist daarom) een fascinerende en intrigerende blik in een andere wereld, waar blanke suprematie nog een vanzelfsprekendheid was.

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.