Het Noorse Nobelcomité heeft de Nobelprijs voor de Vrede 2012 toegekend aan de Europese Unie. Het eert daarmee zestig jaar vrede en verzoening, democratie en mensenrechten. Zeer jammer dat het Comité de toekenning van deze prijs niet aangrijpt om aan te dringen op een democratische, menswaardige en sociale oplossing van de problemen die het voortbestaan van de EU bedreigen.
Historische verwezenlijkingen
In zijn motivatie geeft de voorzitter van het Noorse Nobelcomité volgende reden voor het toekennen van de Nobeplrijs voor de Vrede aan de EU: de EU heeft zestig jaar vrede verwezenlijkt in een continent dat tot dan eeuwenlang door interne oorlogen werd geteisterd. In 1952 traden zes landen (België, Nederland, Luxemburg, Duitsland, Frankrijk en Italië) toe tot de Europse Gemeenschap van Kolen en Staal (EGKS), die in 1958 de Europese Economische gemeenschap (EEG) werd (in 1993 tot de huidige Europese Unie hervormd). Vandaag heeft de EU 27 lidstaten.
Naast die algemene verwezenlijking prijst het Nobelcomité drie specifieke verwezenlijkingen:
1. De verzoening tussen Duitsland en Frankrijk. In 1945 hadden deze twee landen elkaar 70 jaar lang bekampt, wat in die periode tot drie oorlogen leidde: de Frans-Duitse oorlog (1870-1871), de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) en de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) en zelfs tweemaal de rest van de wereld in hun waanzin meesleurden. Vandaag is oorlog tussen deze twee landen gewoon ‘ondenkbaar’ geworden.
2. De toetreding van Griekenland (1981), Spanje en Portugal (1986). Deze drie landen hadden nog niet land komaf gemaakt met hun fascistische regime (Griekenland en Portugal in 1974, Spanje in 1975). De jonge democratieën stonden daar inderdaad zeer zwak. Democratisering was de voorwaarde voor toetreding tot de EU.
3. De val van de Berlijnse Muur maakte de toetreding mogelijk van meerdere Oost-Europese staten. Volgens het Nobelcomité heeft dat de democratie in die landen verstevigd en werden meerdere etnische conflicten opgelost.
Het Nobelcomité is ook lovend voor de nakende toetreding van Kroatië en de lopende onderhandelingen met Servië en Montenegro. Zo zal, aldus nog steeds het Nobelcomité, de EU ook bijdragen tot vrede en verzoening in de Balkan. Daarnaast meent het Nobelcomité dat de onderhandelingen met Turkije over een eventueel lidmaatschap hebben bijgedragen tot de verbetering van democratie en mensenrechten in dat land.
In zijn motivering haalt het Nobelcomité heel even de actuele problemen aan: “De EU ondergaat voor het ogenblik ernstige economische problemen en aanzienlijke sociale onrust”. Verder gaat het daar niet op in. Het is het comité immers te doen om de gerealiseerde historische verwezenlijking van de EU om Europa om te vormen van ‘een continent van oorlog’ tot een ‘continent van vrede’.
Erkenning van de historische rol van de EU
Dat de EU en haar voorlopers EGKS en EEG een einde hebben gemaakt aan eeuwenlange rivaliteit en oorlogen tussen Frankrijk en Duitsland is zelfs voor de grootse euroscepticus een feit. Het staat ook vast dat de nog zeer zwakke en onstabiele democratieën in Griekenland, Spanje en Portugal geconsolideerd werden en het democratiseringsproces in die landen onomkeerbaar hebben gemaakt.
De rol van de EU in de val van de Berlijnse Muur in 1989 is echter betwistbaar. Het beleid van de EU tegenover het toenmalige Oostblok en de Sovjet-Unie in het algemeen en tegenover het toenmalige Oost-Duitsland in het bijzonder was zeker een element van het geheel dat tot de val van de Muur leidde (en de latere ineenstorting van de Sovjet-Unie).
Die gebeurtenissen kunnen echter niet zomaar op het palmares van de EU worden geschreven. Ook in de hereniging van Oost-en West-Duitsland was de rol van de EU niet zo eenduidig. Het verenigde Duitsland heeft daar grotendeels cavalier seul gespeeld (iets wat het land ook nu meer en meer doet in de huidige economische crisis).
Twijfelachtige democratisering na 1989
Dat de democratisering in de nieuwe EU-lidstaten van Oost-Europa een succes zou zijn en dat er meerdere etnische nationale conflicten zijn opgelost is echter zondermeer te kort door de bocht. In meerdere EU-lidstaten zijn er ernstige problemen met etnische minderheden.
De behandeling van Roma in Slowakije is zonder meer wraakroepend, om maar één voorbeeld te noemen. De corruptie en incompetentie van politie en gerecht in Bulgarije zijn hallucinant. Een tijdelijke verbetering de eerste twee jaar na toetreding is volledig ongedaan gemaakt. De situatie is op bepaalde vlakken zelfs erger dan voor de toetreding.
Roemenië is een zelfde verhaal. Daar is de mishandeling van mentaal gehandicapten en weeskinderen al meermaals onderwerp geweest van schrijnende documentaires, zonder dat de EU daar sindsdien ook maar enigszins iets aan gedaan heeft.
In Hongarije heeft de zetelende regering een nieuwe grondwet goedgekeurd die op meerdere vlakken de basisprincipes van democratie en mensenrechten met de voeten treedt. De EU is daar tot nog toe zeer zwak tegen opgetreden.
In Griekenland en Italië zijn op aandringen van de Europese Commissie (EC), de machtigste instelling van de EU, regeringen aan de macht geleid door technocraten, die keiharde neoliberale besparingen opleggen waarbij alleen sociale voorzieningen van de overheid worden aangepakt, net die zaken die via democratische weg werden bereikt.
In meerdere Europese lidstaten worden sociale protesten tegen de bezuinigingsmaatregelen hardhandig onderdrukt, maatregelen die eveneens onder druk van de EU worden doorgedrukt tegen de wil van de bevolking in.
Een gemiste kans
De voorzitter van het Noorse Nobelcomité kreeg tijdens de persvoorstelling meerdere kritische vragen van de aanwezige pers. Hij weigerde een standpunt in te nemen over ook maar één actueel probleem. Volgens hem moet de toekenning van de prijs alleen gezien worden als een erkenning van de historische verwezenlijkingen van de EU en als steun aan de EU om dat project verder te zetten.
Het Nobelcomité vermeldde de economische problemen en de sociale onrust wel, maar zei niets over de oorzaken en de mogelijke aanpak. Het Nobelcomité vond ook niet dat de huidige toename van armeode in de EU een zaak is waar zij zich moet over uitspreken.
Interne logica van de Nobelprijs Vrede
Als je ‘vrede’ gaat definiëren en beperken tot ‘geen oorlog’, tot de afwezigheid van militaire confrontatie en bijhorend geweld, negeer je eerst en vooral waarom oorlogen worden gestreden. Nationalistische retoriek ten spijt, worden oorlogen altijd gestreden om economische redenen. Sociale problemen hebben nooit een rol van belang gespeeld in oorlogsvoering (in de retoriek natuurlijk wel, maar die heeft zeker wat oorlogen betreft nauwelijks iets met de ware redenen te maken).
Het was dan ook logisch dat een economisch project als de EU de economische oorlogen tussen Duitsland en Frankrijk heeft beëindigd. Dat is dan ook het kernprobleem van de EU dat door de huidige toekenning van de Nobelprijs voor de Vrede wordt bevestigd. De EU was en is een economisch project, het is géén sociaal project. Niet de mens maar economische belangen staan centraal in de EU.
Als je die interpretatie van ‘vrede’ volgt, dan is een economisch project als de EU inderdaad een geschikte kandidaat voor de Nobelprijs. Dat de Europese burger niet langer als kanonnenvlees wordt ingezet voor zinloze conflicten over belangen waar diezelfde burger zelden of nooit profijt bij had is inderdaad een historisch belangrijke vooruitgang.
Dat die Europese burger vandaag nauwelijks iets te zeggen heeft aan de neoliberale maatregelen van diezelfde EU die de sociale verwezenlijkingen van zestig jaar sociale strijd aan het vernietigen is, kan echter niet bepaald een voorbeeld van ‘vrede en harmonie’ worden genoemd.
Vrede is meer dan alleen maar de afwezigheid van oorlog. Vrede is vreedzaam samenleven van mensen thuis, in hun lokale gemeenschap, op hun werk, in hun land en in de EU.
Alleen het Europees Parlement mag die prijs aanvaarden
De EU heeft al jarenlang een democratisch probleem. De machtigste instelling van de EU, de Europese Commissie, heeft nauwelijks een democratische legitimiteit. De Europese president en de Europese Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlands Beleid hebben evenmin een democratisch mandaat.
Het Europees Parlement mag dan al een zeer zwakke instelling zijn met te weinig reële invloed, het is de enige Europese instelling die wel een beperkte mate van democratische legitimiteit heeft. Het is dan ook de enige instelling – meer bepaald zijn voorzitter – die deze prijs met enige geloofwaardigheid kan in ontvangst nemen.
Nobelprijs blijft aan geloofwaardigheid inboeten
De toekenning van de Nobelprijs voor de Vrede 2012 aan de Europese Unie is op het palmares van het Noorse Nobelcomité niet bepaald een topper maar er zijn al veel slechtere keuzes gemaakt. In 1973 kende het comité de Nobelprijs voor de Vrede toe aan de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Henry Kissinger en de Vietnamese leider Le Duc Tho voor het vredesakkoord over de oorlog in Vietnam.
In datzelfde jaar organiseerde Kissinger een staatsgreep tegen de democratisch verkozen president van Chili. Minder bekend is dat Le Duc Tho weigerde de prijs in ontvangst te nemen. Het vredesakkoord was immers nog altijd dode letter op het ogenblik van de toekenning van de prijs.
Ooit erkende dit Comité Ierse vrouwen voor hun vredeswerk in Noord-Ierland toen Groot-Brittannië daar allesbehalve mee opgezet was. Ooit kende het de prijs toe aan Desmond Tutu toen het apartheidsregime nog stevig in het zadel zat. In 1996 heeft het Comité zelfs bijgedragen tot de bevrijding van Oost-Timor drie jaar later door de toekenning van de Vredesprijs aan twee Oost-Timorese voorvechters voor de vrede.
PS. De voorzitter van het Nobelcomité kreeg op de persconferentie ook de vraag waarom Noorwegen dan niet zelf ook lid is van de EU. Hij wist niet wat zeggen.