In oktober 1962, nu 50 jaar geleden, stond de wereld op de rand van een kernoorlog. De Sovjet-Unie had raketten geplaatst op Cuba die kernwapens konden lanceren naar steden in de VS. Amerikaans president Kennedy wist met veel kalmte en wijsheid een kernoorlog te vermijden. Voor de Sovjet-Unie werd het een smadelijke nederlaag. Tot daar de mythe. Een kritische terugblik.
De feiten op een rijtje
Op 14 oktober 1962 neemt een Amerikaans U2-verkenningsvliegtuig foto’s die de aanwezigheid van Russische lanceerplatforms voor kernraketten aantonen in Cuba. De Amerikaanse regering overweegt even een militaire inval maar beslist tot een militaire blokkade van alle lucht- en maritiem verkeer. President Kennedy eist de onmiddellijke, volledige en onvoorwaardelijke terugtrekking van de kernwapens uit Cuba.
De Sovjet-Unie weigert aanvankelijk. De crisis dreigt te escaleren tot een kernoorlog. Alle westerse media veroordelen unaniem de communistische agressie. Uiteindelijk bereikt president Kennedy met bemiddeling van VN-secretaris-generaal U Thant op 27 oktober 1962 een oplossing.
De Sovjet-Unie trekt zijn kernwapens terug uit Cuba en bekomt alleen een mondelinge toezegging van de VS dat er geen militaire invasie van Cuba zal volgen. Kortom een smadelijke nederlaag voor de Sovjet-Unie, vooral dan voor zijn leider Nikita Chroesjtsjov.
De ‘goede’ westerse interpretatie
De interpretatie die door media en historici aan deze crisis werd gegeven was uiterst lovend voor het staatsmanschap van president Kennedy, die er in geslaagd was een kernoorlog te vermijden. De Sovjet-Unie werd ontmaskerd als de agressor die zijn wil aan de wereld wilde opleggen maar daar door de resolute houding onder leiding van president Kennedy aan ontsnapt was.
Tot vandaag wordt het uitstekende ‘crisismanagement’ van de regering-Kennedy tijdens de Cubaanse rakettencrisis in cursussen allerhande geanalyseerd en geprezen als een schoolvoorbeeld van koelbloedigheid. Meerdere theorieën over crisisbeheer werden en worden er aan opgehangen.
De mythevorming rond president Kennedy kreeg toen vorm en werd haast onverwoestbaar toen hij één jaar later werd vermoord in Dallas, Texas op 22 november 1963.
Ook op mythes komt sleet
Sommige mythes zijn goed tegen de tijd bestand. Die van Kennedy houdt nog altijd redelijk goed stand. Voor de jongere generaties is hij wat vervaagd, maar een revival van zijn figuur zit er volgend jaar, 50 jaar na zijn dood, zeker aan te komen.
Men kan er van op aan dat ook dan de mythe rond de Cubaanse rakettencrisis zal hernomen worden. Hoewel deze crisis dit jaar zijn 50ste verjaardag kent, zal één en ander volgend jaar wel redelijk lang uitgesponnen worden.
De algemeen aanvaarde interpretatie van wat 50 jaar terug gebeurde zal niet fundamenteel anders zijn dan toen. Een kritische terugblik laat echter heel wat anders zien. De mythe van John Kennedy en de Cubaanse rakettencrisis houdt slechts stand als men zich strikt aan de toenmalige selectieve interpretatie van de feiten houdt.
Context is wél belangrijk
Een van de eerste slachtoffers van de toenmalige mediacampagne was de voorgeschiedenis van het conflict. Die was nochtans uiterst belangrijk om één en ander te kunnen plaatsen.
Vier jaar voor de crisis was de door de VS gesteunde dictatuur van Fulgencio Batista afgezet door een guerrillabeweging onder leiding van Fidel Castro en Ernesto ‘Che’ Guevara. Aanvankelijk poogden de nieuwe machthebbers de relaties met de VS te behouden. De VS waren dan wel de voornaamste ondersteuners van de dictatuur geweest. Het land was echter ook de grootste handelspartner van Cuba en zijn meest nabije buur (Florida ligt op 144 kilometer van Cuba).
De eerste twee jaar ging dat nog enigszins, zolang Republikein Dwight Eisenhower nog president was. Lijnvluchten bleven gewoon doorgaan. Er werd zelfs gepoogd de handelsbetrekkingen met de VS uit te breiden.
Vandaag weet men uit historisch onderzoek, dat de regering Eisenhower bijna onmiddellijk na de val van Batista is begonnen met plannen om het nieuwe regime in Cuba omver te werpen. De pogingen van Cuba om de VS te verzoenen met de nieuwe krachtsverhoudingen in Cuba waren dus altijd al gedoemd om te mislukken.
Kennedy was een extreme havik …
De Democratische presidentskandidaat John Kennedy profileerde zich in 1958 voor zijn herverkiezing als senator voor de staat Massachussetts, door president Eisenhower een te verzoenende houding te verwijten tegen de Sovjet-Unie. Eisenhower zou te weining hebben geïnvesteerd in de bouw van raketten voor kernwapens, waardoor er een ‘missile gap’ (‘rakettenachterstand’) was met de Sovjet-Unie. Kennedy verweet de president ook dat hij veel te zwak optrad tegen het nieuwe regime in Cuba dat datzelfde jaar de macht had gegrepen.
Preisdent Eisenhower en vice-president Richard Nixon (twee jaar later in 1960 Republikeins presidentskandidaat) wisten wel beter. Er was wel degelijk een ‘missile gap’, maar dan in omgekeerde richting. De VS had een grote voorsprong. Eisenhower en Nixon wilden Kennedy echter niet publiek tegenspreken omdat ze dan moesten bevestigen wat iedereen al vermoedde, namelijk dat de VS al jaren spionagevluchten uitvoerde boven het luchtruim van de Sovjet-Unie. Dat deden ze met speciaal daarvoor gebouwde U2-toestellen, die hoger vlogen dan het Russisch luchtafweergeschut kon bereiken (in 1960).
In Moskou wist men dat natuurlijk ook, maar zolang de VS dat niet openlijk bevestigde, kon Moskou de vernedering van die vluchten ontkennen. Die vluchten waren uiteraard een inbreuk op internationale verdragen, die bepalen dat militaire vluchten in het luchtruim van andere landen zonder hun instemming een daad van agressie zijn.
Nixon verliest nipt van Kennedy
Ook tijdens de presidentiële campagne van 1960 weigerde Nixon Kennedy te wijzen op zijn foutieve weergave van de krachtverhoudingen met de Sovjet-Unie. Uiteindelijk verloor Nixon nipt met één van de kleinste marges ooit (in stemmenaantal, niet in zitjes van het kiescollege).
Kennedy was wat nu in de VS een ‘liberal’ wordt genoemd. Redelijk vooruitstrevend (naar de normen van die tijd) op vlak van een aantal ethische waarden, iets patriarchaal socialer dan de Republikeinen, maar wel hevig anti-vakbonden. Bovendien was John Kennedy een rabiate anticommunist.
‘Anticommunist’ moet je hier niet in zijn letterlijke betekenis zien als ‘een persoon die tegenstander is van de communistische ideologie’ maar in zijn technische betekenis als ‘een persoon die tegen elke vorm van verzet tegen de dominantie van de VS is, zelfs als die democratisch is’.
Zo iemand was Kennedy. Hij stichtte ondermeer de ‘Alliance for Progress’, een organisatie die zich in Latijns-Amerika ging inzetten om elke vorm van progressief bestuur in de kiem te smoren.
… maar broer Robert was nog extremer
Kennedy was dus verkozen geraakt, ondermeer door zijn extremere houding dan Nixon tegenover Cuba. Daar moest hij dus wel op doorgaan. Alle reeds door zijn voorganger in gang gezette geheime operaties om het bewind in Cuba omver te werpen werden overgenomen en versneld uitgevoerd. Daar belastte hij zijn eigen jongere broer Robert Kennedy mee.
Die was nog een rabiater anticommunist dan zijn broer. Hij was een paar jaar eerder nog medewerker van de Republikeinse (!) politicus Joseph Mc Carthy, de beruchte ‘communistenjagers’ van de jaren ’50 die het zo bruin bakte dat hij zelf in de regeringsploeg van mede-Republikein Eisenhower cryptocommunisten ‘ontmaskerde’. McCarthy was net als de Kennedy’s katholiek en dooppeter van het oudste kind van Robert en Ethel Kennedy.
Robert Kennedy was dus ook de man die keihard de invasie van de Varkensbaai in Cuba er doorduwde, hoewel heel wat adviseurs hem waarschuwden dat Castro wel degelijk de steun van het grootste deel van de bevolking in Cuba had. De invasie mislukte roemloos en gaf Castro de kans om zijn macht nog verder uit te breiden.
Wat Moskou daar van vond?
Zowel Robert als broer John waren woedend over deze afgang en voerden de operaties (waaronder terreuraanslagen tegen infrastructuur in Cuba) op. In Moskou was er men er dan ook van overtuigd geraakt dat met Democraat Kennedy een gevaarlijk extremist aan de macht was. Hun voorkeur ging uit naar Republikein Nixon, die het meer gematigd beleid van Eisenhower wilde voortzetten (Republikeinse duiven/Democratische haviken, de tijden zijn inderdaad veranderd).
Moskou werd al vier jaar vernederd door de aanwezigheid van Jupiter kernraketten in Italië en Turkije en door de permanente U2-spionagevluchten boven hun luchtruim waar ze nog niets tegen konden doen. Bovendien dreigde een militaire invasie in Cuba, die voor heel de wereld zou aantonen hoe weinig de steun van de Sovjet-Unie betekende.
Nikita Chroesjtsjov had eerder al in gesprekken met vice-president Richard Nixon gepeild naar de mogelijkheden voor een détente maar ving bot. Hij had internationale successen echter broodnodig om de binnenlandse veranderingen die hij had ingezet als opvolger van Jospeh Stalin er door te krijgen.
Na de mislukte invasie van de Varkensbaai was hij er zeker van dat de Kennedy’s het hier niet zouden bij laten. Hij forceerde daarom de beslissing om kernraketten op Cuba te plaatsen. Hij ging er van uit dat de VS dat als een logische reactie tegen de plaatsing van kernwapens in Italië en Turkije zouden interpreteren. HIj wilde daarmee echter ook een nieuwe invasie van Cuba vermijden, omdat hij besefte dat hij met gewone militaire middelen geen schijn van kans had.
Kennedy was niet populair …
Er waren meerdere redenen voor waarom Kennedy in 1962 zeer laag scoorde in de populariteitspeilingen. Meerdere commentatoren hadden het al over een ‘one term president Kennedy’. Ondermeer zijn relatief soepele houding tegenover de burgerrechtenbeweging (althans toch in de openlijke perceptie) werd hem in het zuiden niet in dank afgenomen.
Kennedy kon een boost in de peilingen dus wel gebruiken. Toen hij de foto’s van de lanceerinstallaties in Cuba op zijn bureau kreeg, zag hij daarin een gouden kans om zich terug op de politieke kaart te zetten.
… maar ook niet gek
Kennedy was uiteraard niet zo gek dat hij ooit werkelijk heeft overwogen om kernwapens in te zetten. Er is ook niets in de historische documentatie dat daarop wijst. Het risico op een kernoorlog tijdens de Cubaanse rakettencrisis was echter zeer reëel, niet omdat de machthebbers aan beide zijden dat zouden overwogen hebben, maar omdat de technologie zelf het risico van een ongewilde eerste lancering inhield, zeker tijdens ogenblikken van crisis.
De stoere retoriek in de media ten spijt werd achter de schermen wel degelijk zeer ernstig onderhandeld met de Sovjet-Unie. Daar was men inderdaad geschrokken van de heftige reactie in Washington, maar het heen-en-weer haantjesgedrag maakte een onverwachte eerste lancering zeer reëel. De technische procedures voor lancering waren immers veel te soepel ingesteld.
Voor Kennedy en zijn adviseurs was de veiligheid van de VS nooit de hoofdoverweging, ze gingen er terecht van uit dat het nooit tot een kernoorlog zou komen. Er stond echter een veel belangrijker principe op het spel. Het moest voor de wereld duidelijk zijn dat de VS de enige supermacht was en bleef die zich alles kon permitteren en dat de Sovjet-Unie slechts de junior sparring partner in dat geheel moest blijven.
Een aanvaarding van de aanwezigheid van kernraketten bracht de VS immers niet in gevaar. In Moskou wist men immers maar al te goed dat de VS veel meer kernwapens had en dat die bovendien klaar stonden in Italië en Turkije. Net als Washington zag Moskou ze vooral als een afschrikkingswapen, niet iets om echt te gebruiken.
Alleenrecht op suprematie
De regering Kennedy was 14 dagen lang bereid het risico op een ongewilde kernoorlog te nemen om het principe er door te krijgen dat enkel en alleen de VS het recht hadden om kernwapens gericht te houden op de tegenstrever en dat de Sovjet-Unie dat recht niet had.
Uiteindelijk wist Chroesjtsjov van Kennedy gedaan te krijgen dat hij beloofde Cuba niet militair aan te vallen, en dat de kernraketten uit Italië en Turkije zouden worden verwijderd. Dat laatste kostte Kennedy trouwens geen enkele moeite want hij had al beslist om de Jupiter kernraketten te verwijderen.
Ze zouden immers worden vervangen door veel effectievere kernraketten op Polaris-duikboten. Inderdaad, de Democraat Kennedy is de man die de kernwapenwedloop in gang heeft gezet. Hij maakte daarmee komaf met de volgens hem veel te brave aanpak van zijn voorganger, de Republikein Eisenhower.
Niks daarover in de media
Niets van wat hierboven staat was echt geheim, eender welke journalist kon dat toen al terugvinden als hij (in die tijd waren dat alleen mannen) maar een beetje ging zoeken. De aanwezigheid van kernraketten in Italië en Turkije bijvoorbeeld was algemeen bekend. Nergens kon je echter een commentaar lezen die het verband legde, laat staan dat dat als een vergoeilijkend argument voor Moskou werd aanvaard.
Er wordt tot vandaag ook beweerd dat Kennedy zo wijs was om militair niet te reageren toen de Sovjet-Unie er tijdens de crisis alsnog in slaagde een U2-toestel neer te halen boven Cuba. Elke professor internationaal recht die naam waardig weet dat het overvliegen van een luchtruim met militaire toestellen zonder toestemming van het betrokken land een daad van agressie is en dat het neerhalen van een dergelijk toestel dus legitiem is. Kennedy was dus niet ‘wijs’ of ‘verstandig’ om niet te reageren, hij had daar niet het recht toe.
Gevolgen van de Cuba-crisis
Eén van de eerste gevolgen van de rakettencrisis was, naast het openlijk gezichtsverlies voor de Sovjet-Unie, dat het gevaar van een militaire invasie van Cuba (voor een aantal jaren) geweken was. De economische blokkade van Cuba werd een feit, evenals de definitieve verankering van Cuba in het kamp van de Sovjet-Unie.
Vanaf dan heeft de Sovjet-Unie beslist om te investeren in langafstandskernraketten en in duikboten die als mobiel en moelijk detecteerbaar wapen veel efficiënter waren dan kernwapens op kwetsbare landbasissen.
Hoewel de val van Chroesjtsjov twee jaar later en zijn vervanging door hardliner Leonid Brezhnev aan een complex geheel van factoren te wijten was, speelde zijn smadelijke nederlaag in deze rakettencrisis zeker een rol in zijn ondergang. In ieder geval heeft de Cubaanse crisis de Koude Oorlog alleen maar intensiever gemaakt.
De media vandaag
De herdenking van de Cubaanse crisis wordt in de media haast unaniem voorgesteld als een triomf van Kennedy. Een triomf was het zeker, maar om heel andere redenen dan wordt gepropageerd.
Kennedy was niet de vredesduif die een kernoorlog heeft vermeden, maar een havik die het risico van een kernoorlog minder erg vond dan het bevestigen van de suprematie van de VS. Hij was ook de grootste pleitbezorger van kernbewapening in de Amerikaanse geschiedenis.
Volgens docent internationaal recht Tom Sauer zou Kennedy ‘zich in zijn graf omdraaien indien hij wist dat er nog altijd Amerikaanse kernwapens in Europa liggen, onder meer in Limburg’. Het feitenmateriaal wijst eerder op het omgekeerde.
Vredesduif Obama
Zijn opinie-artikel in De Standaard van 19 oktober is symptomatisch voor wat er mis gaat met de verslaggeving in de grote media. Wat moet je bijvoorbeeld denken van zijn stelling dat ‘multilaterale onderhandelingen te starten voor een nucleaire wapenconventie … nu door Obama wordt beoogd’.
Obama waakt als president over het grootste kernwapenarsenaal ter wereld, groter dan alle andere kernmachten ter wereld samen. De VS overtreedt dagelijks zijn verplichting als lid van het Non-Proliferatieverdrag (NPT) om geen technische steun te verlenen aan kernmachten die geen lid zijn van dit verdrag (Israël, Pakistan en India). Het risico op een kernoorlog tussen Pakistan en India is reëel.
Obama is ook de president die dreigt met een oorlog tegen Iran, een land dat wel lid is van het NPT-verdrag en dus recht heeft op de ontwikkeling van nucleaire technologie voor energieproductie. De VS heeft die technologische ontwikkeling in Iran tot 1975 trouwens gesteund, toen de pro-westerse sjah daar nog de lakens uitdeelde.
Bovendien laat Iran zoals het hoort de controles toe van het Internationale Atoom Energie Agentschap (IAEA), dat in zijn rapporten geen bewijzen geeft van militaire toepassingen van kernenergie (controles die Israël, Pakistan en India weigeren, met goedkeuren van diezelfde VS). Bovendien stelt zelfs de CIA dat Iran al sinds 2003 pogingen om militaire toepassingen van uranium te ontwikkelen heeft opgegeven.
Iran dus, en China
Er zijn opvallende gelijkenissen tussen de toenmalige verslaggeving tijdens de Cubaanse crisis en nu. Net als toen kan je al de informatie over Iran vinden als je maar wil zoeken (en bereid bent ze te bespreken). Vandaag lees je honderduit over wat nu wel de meest efficiënte aanpak moet zijn van het ‘probleem’ Iran. Het hele spectrum opinies – van de voorstanders van diplomatieke overleg over de verdedigers van economische sancties tot zij die ronduit voor militaire actie pleiten – komt ruim aan bod.
Wat je nauwelijks leest, hoort of ziet is de opinie dat Iran géén gevaar is voor de wereld, dat er helemaal geen bewijzen zijn van de voorbereiding van kernwapens door Iran en dat de VS en het Westen niet eens het recht hebben om hun wil op te leggen, meer zelfs, dat hun huidig gedrag een gevaar is voor de wereldvrede en het risico op een kernoorlog alleen maar vergroot.
Ook over de huidige escalatie tussen China en Japan kleuren de grote media netjes tussen de lijntjes. Het debat gaat over hoe men het best kan omgaan met de de expansionistische ambities van China. Geen woord, of hoogstens ergens diep verborgen in en artikel, over de perceptie van China zelf.
Geloofwaardigheid
Hoe analoog de berichtgeving in de grote media vandaag en vijftig jaar terug ook is, er is wel degelijk heel wat veranderd. De geloofwaardigheid van de media is nooit zo laag geweest. Dat toont aan dat maatschappelijke evolutie niet gebeurt dankzij maar ondanks de grote media, die de veranderingen meestal met enige achterstand volgen.
De commercialisering van de grote media heeft hun berichtgeving nog volgzamer gemaakt dan vijftig jaar terug. Hoewel de informatie ruim beschikbaar was, werd de these van de massavernietigingswapens in Irak zonder meer overgenomen. De oorlogen in Libië, de steun aan dubieuze extremistische groeperingen in Syrië …
Het is één groot complot, zeker
Analyses zoals deze worden meestal meewarig afgedaan als ‘complottheorieën’. Dat heeft een aantal voordelen. Je ondergraaft het serieux van de auteur, maar vooral laat dat je toe om niet in te gaan op de argumenten.
Er is geen groot complot. Dat commerciële door winst gedreven media handelen zoals bedrijven is de aard van het beestje en is niet meer een complot dan dat al het water naar de zee stroomt.
Hopelijk wordt een kernoorlog ook nu vermeden. Dat zal dan niet dankzij maar ondanks de media zijn, net als toen.