De index is goed voor de economie

Het Duitse 'model': gepensioneerden die niet rondkomen, gaan weer aan de slag, bijvoorbeeld als krantenman ...

Het Duitse 'model': gepensioneerden die niet rondkomen, gaan weer aan de slag, bijvoorbeeld als krantenman ...

FacebooktwitterFacebooktwitter

De index is een zegen voor de economie. Niet alleen voor de werknemers, maar ook voor de werkgevers. Die verrassende boodschap kwamen twee academici brengen op een colloquium georganiseerd door de Algemene Centrale van het ABVV.

De Algemene Centrale ABVV organiseerde op 6 november een colloquium ‘Een andere kijk op de index’. Twee economen kwamen er hun analyse voorstellen. Wat betekent indexering van de lonen eigenlijk? Welke invloed heeft indexering op de economie? Heeft de index invloed op de concurrentiekracht? Het blijkt heel wat genuanceerder te zijn dan de mediahetze tegen de index doet vermoeden.

Academici

Alfred Kleinknecht (1951) is professor economie aan de Delft University of Technology (TUDelft). Hij voorspelde reeds in 1997 samen met 70 Nederlandse economen dat de invoering van de euro in 2002 zonder gemeenschappelijk economisch beleid zou leiden tot werkloosheid en sociale spanningen tussen de lidstaten van de Europese Unie.

Hij was tevens één van de weinige economen die waarschuwde voor de kredietcrisis nog voor ze was uitgebroken. Bekend is hij ook voor zijn kritiek op loonmatiging en flexibilisering van de arbeidsmarkt die volgens hem de productiviteitsgroei en de innovatie schade toebrengen.

Robert Plasman (1952) is professor arbeidseconomie aan de Université Libre de Bruxelles (ULB) en directeur van DULBEA-ETE, onderzoekscentrum voor arbeidseconomie van de ULB. Hij is een specialist op gebied van loonstructuur, tewerkstellingsbeleid, discriminatie op de arbeidsmarkt, sociale bescherming en arbeidstijd.

De lezingen van deze twee academici zijn bedoeld als bijdrage tot het debat over de strategieën voor de komende sociale onderhandelingen. Er waren talrijke ABVV- en ACV-kaderleden aanwezig, parlementairen en medewerkers van PS, SP.A, Ecolo en Groen en journalisten. Achteraf werd een en ander nog toegelicht op een persconferentie.

Lezing Kleinknecht

Professor Kleinknecht windt er geen doekjes om. Lonen zijn niet alleen maar kosten. Ze zijn eerst en vooral koopkracht. De huidige neoliberale loonmatiging – die hij een ‘Angelsaksische’ praktijk noemt – is schadelijk voor de economie omdat het vernieuwing ‘en de daaraan verbonden leerprocessen’ in de weg staat.

Metingen sinds 1960 tonen aan dat de lonen in Angelsaksische landen (VS, Groot-Brittannië, Canada, Australië, Nieuw-Zeeland) lager zijn en lager blijven in vergelijking met continentaal Europa, waar de lonen hoger zijn en het verschil ook toeneemt, m.a.w. ook de loonaangroei is er groter.

Kleinknecht komt tot een eerste vaststelling die verrast en zelfs twijfels doet rijzen over de richting die zijn lezing neemt. Gaat deze man de landen zonder loonindexering prijzen? Hij stelt immers vast dat ondanks de lagere lonen (en de daarmee samengaande loonaangroei) de toename van de welvaart in de Angelsaksische landen min of meer gelijke tred houdt met de welvaartstoename in continentaal Europa.

Het blijkt echter dat de Angelsaksische neoliberale economieën, slechts gelijke tred houden met de meer sociaal gerichte economieën van Europa omdat ze een veel hogere arbeidsinzet eisen van hun werknemers. De arbeiders moeten er langer werken en hebben minder verlofdagen. Die welvaartsgroei halen ze echter niet door hun productiviteit te verhogen. Die blijft immers constant lager dan in Europa.

Is het wel ‘goed’ om je economische groei enkel en alleen door druk op de arbeider te verwezenlijken.

Kortom, de Angelsaksische economieën doen het niet ‘slecht’ (maar ook niet beter). Ze doen dat echter op één enkele manier: door de arbeiders langer te doen werken voor minder loon. De vraag is dan ook of het wel ‘goed’ is om je economische groei op die manier enkel en alleen door druk op de arbeider te verwezenlijken.

Het is een keihard traditioneel economisch dogma: hogere arbeidsproductiviteit leidt tot stijging van de lonen. De stelling van Kleinknecht is eenvoudig, draai dit argument op zijn kop: loongroei leidt tot stijging van de productiviteit. De econometrische schattingen van Kleinknecht zijn immers duidelijk: 1 procent minder loongroei leidt tot 0.31- 0.37 procent verlies aan groei van de toegevoegde waarde per arbeidsuur (over een periode van negen jaar).

De werknemersorganisaties benadrukken ook stelselmatig het belang van vernieuwing, innovatie, voor het behoud van een vitale economie. Kleinknecht stelt echter vast dat loonmatiging precies op dat aspect een negatieve invloed heeft .

Innovatie werkt immers niet in een neoliberale context. Het enige wat daar ‘goed’ werkt is lageloonarbeid voor ‘imitatieve’ producten, zeker niet voor ‘innovatieve’ producten. Bovendien brengen lage lonen en banen die slechts een lage opleiding vergen een negatieve spriaal op gang die niet alleen de arbeiders zelf maar ook de economie ondergraaft.

Neoliberale economieën zijn niet alleen een sociale hel, ze zijn niet eens goed voor de economie zelf.

Wie in een ‘flexibele’ arbeidsmarkt werkt, heeft geen werkzekerheid, dat is geen neutraal element van het geheel, integendeel, dat heeft een aantal gevolgen. Wie niet zeker is van zijn baan, gaat de baas nooit tegenspreken, zal nooit risico’s nemen maar altijd netjes op de veilige paadjes blijven, nooit voorstellen doen om nieuwe dingen uit te proberen want als die mislukken is men gelijk ook zijn baan kwijt enzovoort … Kortom, neoliberale economieën zijn niet alleen een sociale hel, ze zijn niet eens goed voor de economie zelf.

De Europese Centrale Bank voert bewust een beleid om de werkloosheid nergens onder vijf procent te laten zakken.

Alsof het nog niet erg genoeg is zo, blijkt bovendien dat de neoliberale instellingen helemaal geen oplossing van de werkloosheid willen, integendeel. Een zekere mate van werkloosheid is zelfs ‘goed voor de economie’, dat maakt de werknemers immers onzeker en minder veeleisend. Zo kunnen bedrijven meer winst maken en meer investeren …

De Europese Centrale Bank voert bewust een beleid om de werkloosheid nergens onder vijf procent te laten zakken. Te lage werkloosheid leidt immers tot zelfzekere arbeiders, eisen voor hogere lonen en nog meer van dat sociaal ‘gezever’.

De index daarentegen is zonder meer een instrument dat sociale en economische stabliliteit creëert. Er zijn geen periodieke stakingen nodig om loonaanpassingen aan de inflatie te verkrijgen, de werknemers zijn minder bang voor de toekomst, de ondernemers kunnen hun termijnplanning opstellen … de index is beter voor iedereen.

Lezing Plasman

Plasman legt de historische context van de automatische indexkoppeling in België uit en vergelijkt de economische evolutie van de laatste decennia in vergelijking met onze buurlanden Nederland (NL), Frankrijk (FR) en Duitsland (D). Hij gaat ook dieper in op de kenmerken van het zogenaamde ‘Duitse model’.

Daaruit blijkt dat België met zijn automatische koppeling van de lonen aan de index helemaal niet ’te dure loonuitgaven’ heeft. integendeel, België zit eerder in de middenmoot op gebied van loonkosten.

Duitsland heeft inderdaad een enorme financiële reserve, die is opgebouwd met export van Duitse producten naar de andere landen van de eurozone. Het land legt nu ook zijn wil op aan de landen die met zware tekorten zitten op hun overheidsbudget.

Er zijn echter nogal wat sociaal onaanvaardbare kantjes aan dat Duitse model die zwaar onderbelicht zijn. In Duitsland verlies je na 12 maand werkloosheid je werkloosheidspremie. Je valt dan terug op sociale leeflonen van het Duitse equivalent van onze OCMW’s. Zoveel mensen op een leefloon is goed voor de economie, want dergelijke mensen eisen geen waardig werk. Het aantal mensen dat van uitzendarbeid leeft is in Duitsland de laatste 10 jaar verdubbeld.

Winkelwagenbrenger

Heel wat van die nieuwe banen in Duitsland zijn zogenaamde ‘minijobs’: zo kan je ‘winkelwagenbrenger’ worden. Je mag dan de klanten die op de parking van de supermarkt aankomen met een winkelwagentje tegemoet rijden en met een glimlach welkom heten.

Dat brengt de werkloosheidscijfers inderdaad tot een laag peil. 15 procent van de Duitse tewerkgestelden zitten vast in dergelijke minijobs. 2,5 miljoen Duitsers werken aan een loon dat lager is dan het wettelijk minimumloon.

Minder en minder Duitsers kunnen de exportproducten die ze maken zelf kopen

De economische groei van Duitsland is volledig te ‘danken’ aan de uitvoer van producten, niet aan de toename van de binnenlandse vraag. In mensentermen, minder en minder Duitsers kunnen de exportproducten die ze maken zelf kopen.

Bovendien, het zogenaamd succesvolle Duitse model kan onmogelijk worden ‘geëxporteerd’ naar de andere landen van de EU. De export van het éne land is immers de import van het andere. Met andere woorden, het Duitse model kan alleen ‘lukken’ als de andere landen van de EU het Duitse voorbeeld NIET volgen.

Plasman gaat vervolgens ook kritisch in op het recente rapport van de Belgische Nationale Bank. Het feitenmateriaal in dit rapport noemt hij uitstekend. Het loopt echter mis zodra de vaststellingen moeten geïnterpreteerd worden. Dit rapport toont helemaal niet aan dat de indexkoppeling de competitviteit van de Belgische ondernemingen vermindert.

Het debat over de index is in feite een debat over het aandeel van de lonen in het nationale inkomen

Als die vermindering van de competitiviteit er al is – want ook dat is betwistbaar, al was het maar omdat ‘de Belgische ondernemingen’ een veel te grove veralgemening is – dan is die aan heel andere feiten te wijten, zoals gebrek aan innovatie en dat laatste is nu net iets dat in een klimaat van loonmatiging niet blijkt te vlotten.

Volgens Plasman is het debat over de index in feite een debat over het aandeel van de lonen in het nationale inkomen. Het huidige Europese beleid, dat ondermeer pleit voor loskoppeling van de index in België, is zelf een van de voornaamste oorzaken van de huidige overheidstekorten en de financiële onevenwichten tussen de lidstaten van de EU.

Tijdens de vragenronde ging Plasman ook nog even door op een aantal andere facetten van lagere lonen. Lagere lonen zijn niet alleen verantwoordelijk voor een daling van de koopkracht. Weinigverdieners hebben een heel ander consumptiepatroon.

Jamaar, is de indexkoppeling ook niet een beetje sociaal onrechtvaardig? Een hoog loon dat met 2 procent stijgt, dat is toch heel wat meer dan een laag loon dat met hetzelfde procent stijgt, toch? Niets van, op het grote geheel van de loonmassa heeft dat nauwelijks impact. Hoge lonen stijgen inderdaad veel meer dan lage lonen, maar dat is aan heel andere factoren te wijten. De index heeft op de loonspanning (de afstand tussen hoogste en laagste lonen) geen invloed.

Persconferentie

Alain Clauwaert, Voorzitter van de Algemene Centrale ABVV, en Paul Lootens, Algemeen Secretaris, lichtten daarna een en ander toe op een persconferentie. Gesterkt door de analyses van Plasman en Kleinknecht gaan zij de verdediging van de autoimatische indexkoppeling op zich blijven nemen.

Dit is geen debat over financiële problemen. Wat voor een maatschappij willen we eigenlijk? Daar gaat het over.

De huidige aanvallen van de werkgeversorganisaties op de loonindex aanzien zij als een aanval op het sociaal overlegmodel zelf, een regelrechte oorlogsverklaring. Tevens weerleggen zij de tendentieuze rapporten van de neoliberale denktank VIVES en van de werknemersorganisatie VOKA.

Uiteindelijk is dit geen debat over financiële problemen maar een debat over een politieke keuze. Wat voor een maatschappij willen wij eigenlijk? Daar gaat het over.

De media zijn deel van het probleem

Dit colloquium maakte duidelijk dat er minstens even veel steekhoudende argumenten pro het behoud van de automatische index zijn als contra. Veel van die tegenargumenten zijn bovendien op betwistbare, selectieve en ideologisch vooringenomen argumenten gebaseerd.

Tijdens de persconferentie bleek ook waarom de vakbonden het zo moeilijk hebben om hun boodschap nog op een genuanceerde manier kwijt te kunnen in de klassieke media. Er werden zes vragen gesteld. Die waren alle gebaseerd op de ideologisch voorgekauwde bewering – die verondersteld wordt boven elke discussie te staan – dat het toch een feit is dat ‘ondernemers baat hebben bij lagere lonen, dat is toch logisch’, ‘het rapport van de Belgische Nationale Bank is toch degelijk, waarom dat in twijfel trekken’, ‘waar gaat u dan de inkomsten halen om de bezuinigingen bij de overheid te financieren, die we van Europa moeten uitvoeren’.

Er bleek vooral belangstelling te zijn voor het standpunt van de Algemene Centrale voor de actiedag van 14 november. Op die dag worden er in heel wat EU-landen sociale acties gehouden. Wat gaat het ABVV dan doen?

14 november

Volgende week woensdag 14 november is voor de Algemene Centrale in de eerste plaats een dag van solidariteit met de collega’s in de andere Europese landen. ‘Hun problemen zijn ook de onze’. Het wordt een algemene actiedag, waarbij alle mogelijke actievormen zullen toegepast worden, van sensibilisatie tot werkonderbrekingen en stakingen, korte, 24-urenstakingen, stakingen in bepaalde regio’s of zelfs een algemene staking.

Slotsom: dit colloquium geeft heel wat stof tot nadenken voor al wie ernstig met de problematiek begaan is. De standpunten van professoren Kleinknecht en Plasman zijn een positieve en nuttige bijdrage aan het debat. De verdedigers van het sociale overlegmodel kunnen uit de analyses van Plasman en Kleinknecht wapens halen om hun tegenstanders stevig weerwerk te geven.

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.