Britse kwaliteitsmedia genieten een hoge faam in het Vlaamse medialandschap. Terecht? De Britse organisatie Media Lens produceert een nieuwsbrief ‘Media Alert’ waarin foutieve informatie, vooringenomen stellingnames, selectieve interpretaties worden becommentarieerd, met veel aandacht voor de BBC en The Guardian. Als voorbeeld hier één van hun doorlichtingen: hoe de Britse media de recente dood van een ‘boeman’ weergaven.
Media Lens is een tweemansinitiatief van David Cromwell en David Edwards. Samen produceren zij een (bijna) wekelijkse Media Alert, over de berichtgeving in de ‘betere’ Britse media. Hun werk wordt zeer geapprecieerd door hun publiek dat niet nalaat de ombudsdiensten (en de betrokken journalisten) te confronteren met hun eigen tekortkomingen.
De tegenreacties van betrokken media zijn steevast zeer bitter en gaan nooit in op de kern van de argumentatie. Meestal beperken de gekwetste perscoryfeeën zich tot verdachtmaking van de beide Davids. Op hun website www.medialens.org kan je je inschrijven op hun nieuwsbrief ‘Media Alert’ door op de tab ‘Alerts’ door te klikken naar ‘Subscribe to Alerts’.
Het is een initiatief dat navolging verdient in Vlaanderen. Degelijke inhoudelijke mediakritiek is hier nog bijna onbestaand. Bovendien, hier worden de BBC, The Guardian, The Independent en consoorten door de grote media als iconische voorbeelden op de handen gedragen.
Media Lens toonde recent ook aan dat de hedendaagse bewering van de Britse media, dat ze werden bedrogen in de aanloop naar de oorlog tegen Irak tien jaar geleden, larie en apekool is. Alle informatie was wel degelijk toen al voorhanden. Meer zelfs, de Britse media draaiden op volle toeren de propagandamolen om deze oorlog aan de Britse bevolking verkocht te krijgen. Zie de analyse van Media Lens daarover hier.
Wat volgt is een vertaling van een andere recente Media Alert over de berichtgeving bij de dood van de Venezolaanse president Chávez. Het geeft je een idee van het werk van Media Lens. (inleiding Lode Vanoost)
Hoe de Britse massamedia Hugo Chávez hebben begraven (David Edwards/Media Lens)
Na de dood van president Hugo Chávez op 5 maart meldde de BBC dit vanop de begrafenis: “Meer dan 30 wereldleiders namen deel aan de ceremonie, waaronder Cubaans president Raul Castro, Iraans president Mahmoud Ahmadinejad en Alexander Lukashenko van Wit-Rusland. Er werd een boodschap afgelezen van de Syrische president Bashar al-Assad”
Met andere woorden, een smeerlappengalerij van de Westerse ‘bad guys’. De BBC stelde ook dit vast (op zijn website): “De meeste Latijns-Amerikaanse en Caribische presidenten namen deel aan de begrafenis, niet alleen de slechteriken van James Bond.”Doorgaand op dat thema verscheen hieronder een artikel met een grimmige fotocollage van Osama bin Laden, Chávez, de Noord-Koreaanse president Kim Jong-il, kolonel Khaddafi, Fidel Castro en Saddam Hoessein. Het artikel stelde de vraag: “Is het tijdperk van de anti-Amerikaanse boemannen ten einde?”
Zoals zovele onafhankelijke nationalisten was Chávez niet ‘anti-Amerikaans’ maar wel ‘anti-imperium’. Het buitenlands beleid van de VS daarentegen was absoluut anti-Chávez. Het BBC-artikel bemerkte dat hij “op allerlei manieren werd geportretteerd, eens als een zes maal verkozen kampioen van de bevolking of als een demagoog die met de grondwet foefelde”.
Een gelijkaardige ‘balans’ werd aangeboden door Rory Carroll van The Guardian, de hoofdauteur van deze krant over Venezuela sinds 2006: “Voor de miljoenen die hem aanbeden – een derde van het land volgens sommige polls – is een messias gevallen en hun leed is diep. Voor de miljoenen die hem verachtten als een boef en een charlatan, zal dit een gelegenheid zijn om openlijk of discreet te zeggen ‘daar zijn we mooi van af’.” Dat is dan een ‘evenwichtige commentaar’, zou een mens denken, tot we ons een Brits journalist proberen in te beelden die de tweede zin hierboven zou schrijven na de dood van een VS-president of een Britse eerste minister.
Chávez heeft in tegenstelling tot zovele Amerikaanse en Britse leiders van recente tijden geen landen ingenomen, geen regeringen omvergeworpen, geen massamoorden begaan of massale hongerdood veroorzaakt door sancties
Nochtans heeft Chávez in tegenstelling tot zovele Amerikaanse en Britse leiders van recente tijden geen landen ingenomen, geen regeringen omvergeworpen, geen massamoorden begaan of massale hongerdood veroorzaakt door sancties. Meer nog, in zijn jaren als president van 1999 tot 2013 is hij nooit geloofwaardig beschuldigd van ook maar één enkele politieke moord.
Als men echt fair zou willen zijn, dan moet de veroordeling van Chávez proportioneel zijn tot de omvang van zijn beweerde misdaden en consistent met het niveau van veroordeling van Amerikaanse en Britse leiders voor veel ergere misdaden. Als Chávez veel meer kritiek krijgt voor veel minder misdaan te hebben, dan bewegen we ons in het universum van de propaganda, niet van de journalistiek.
Om enigszins samenhangend te zijn zou een journalist van The Guardian op de dood van George Bush senior of George W. Bush bijvoorbeeld moeten reageren met ongeveer deze woorden: “Voor de tientallen of honderden miljoenen die hem verachtten als een massamoordende en folterende smeerlap, een oorlogscrimineel en een charlatan zal dit een gelegenheid zijn om openlijk of discreet te zeggen ‘daar zijn we mooi van af’.”
Billijkheid vereist ook dat reporters rekening houden met het feit dat recente VS-presidenten en Britse eerste ministers niet over kleine landjes moesten regeren die geconfronteerd werden met politieke, militaire en economische aanvallen – waaronder guerrilla-oorlogen, openlijke invasies, economische wurging – over tientallen jaren door een wereldsupermacht. Al in 1928 was Venezuela de grootste olie-exporteur ter wereld. Om zijn doelstelling van ‘economische hegemonie over Venezuela’ te bekomen, stelde Stephen Rabe dat de VS ‘actieve steun gaf aan het gruwelijke en venijnige regime van Juan Vincente Gómez’ (Rabe, The Road To Opec, University of Texas Press, 1982).
Noam Chomsky geeft nog wat meer achtergrond: ”Vanaf de Tweede Wereldoorlog volgde de VS in Venezuela het standaardbeleid om totale controle over het leger te veroveren ‘om de Amerikaanse politieke en militaire invloed in het westelijk halfrond uit te breiden en misschien ook zo de Amerikaanse wapenindustrie te helpen om dominant te blijven … De regering van Kennedy verhoogde zijn steun aan de Venezolaanse veiligheidstroepen voor ‘interne veiligheids- en contraterroristische operaties tegen politiek links” … (Chomsky, Year 501, Verso, 1993, pp.170-171)
In 1991 beschreef Chomsky de Latijns-Amerikaanse context waaruit Chávez voortkwam als volgt: “ … eender welke inspanning van de bevolking om de brutale tirannieën van de oligarchie en het leger omver te werpen werd met moordend geweld beantwoord, met steun van of direct georganiseerd door de heerser van de hemisfeer. Tien jaar geleden (dus in 1981, nvdr) waren en tekenen van hoop voor een einde aan de duistere tijden van terreur en ellende, met de opkomst van zelfhulpgroepen, vakbonden, boerenorganisaties, christelijke basisgemeenschappen en andere volksorganisaties die hadden kunnen leiden tot democratie en sociale hervorming. Dit vooruitzicht veroorzaakte een bitsige reactie van de VS en zijn aanhorigen, daarbij meestal gesteund door de Europese bondgenoten, met een campagne van slachtingen, foltering en algemeen barbarisme die de maatschappij achterliet ‘verlamd door terreur en paniek’, door middel van ‘collectieve intimidatie en het zaaien van veralgemeende angst’ en ‘de geïnternaliseerde aanvaarding van de terreur’. Zo omschreef een Salvadoreense mensenrechtenorganisatie van de kerk de toestand. Vroegere inspanningen om de inkomsten van de staat de gebruiken voor de arme meerderheid brachten Washington tot economische en ideologische oorlog en openlijke terreur, om deze ‘overtredingen’ te bestraffen door de economie en het sociale leven te vernietigen.”
In The Independent gaf journalist Owen Jones een zeldzaam eerlijke blik in de Venezolaanse politiek van 1989: “Zonder subsidies voor brandstof schoten de benzineprijzen de hoogte in en de verarmde Venezolanen kwamen de straat op. Soldaten maaiden de betogers neer met geweervuur. Er vielen ongeveer 3.000 doden, een weerzinwekkende dodentol gelijk aan de slachting van Tienanmen Square – in een land met een 43 maal kleinere bevolking … Het was zijn mislukte poging tot staatsgreep tegen (president) Pérez’ bloeddorstige en corrupte regering in 1992 die Chávez beroemd maakte voor de Venezolanen.”
Deze historische feiten werden weggefilterd door de grote mediabedrijven en op hun kop gedraaid om zo het model van de staat in harmonie met de grote bedrijven te verkopen. Omdat er nauwelijks enig bewustzijn is bij de bevolking van de VS over de brutale onderdrukking van Latijns-Amerika, kan de medewerking van Chávez aan een mislukte staatsgreep (in 1992) door westerse journalisten voorgesteld worden als een schande.
Men doet het dan uitschijnen alsof deze poging tot staatsgreep plaats had in een land dat in hedendaagse Europese politieke omstandigheden zou leven. Owen Jones is het enige voorbeeld dat wij in de Britse pers konden vinden van een artikel waar de woorden ‘Chávez’, ‘Pérez’ en ‘slachtpartij’ in één artikel voorkwamen (nvdr. Pérez was de president die voor de afslachting van de Caracazco het bevel gaf).
In een beeldverslag van de BBC getiteld ‘Leven van een volksheld en smeerlap’ becommentarieerde James Robbins beelden die twee gekwetste vrouwen en een in bloed gedrenkte man toonden in burgerkledij: “Dit is hoe Hugo Chávez voor het eerst op de wereldmedia verscheen. In 1992 leidde hij als legerkolonel een militaire staatsgreep, waarbij hij tevergeefs poogde de macht te grijpen na tientallen jaren van nogal corrupte regeringen in Venezuela.” Daarbij werden in totaal 14 soldaten gedood en 80 burgers gewond. Voor de BBC begon het betekenisvolle geweld dus pas met Chávez en zijn staatsgreep – geen vermelding van de slachtpartij op 3.000 burgers die de vorige regering had bevolen, zoals Jones heeft beschreven.
De weegschaal saboteren
Martin Kettle, assistant-hoofdredacteur van The Guardian schreef: “Het is fout om ons te concentreren op Chávez’ mank en narcistisch populisme ten koste van de andere aspecten van zijn presidentschap. Het is ook verkeerd hem te enkel te beoordelen als een schender van de mensenrechten, een bedreiger van zijn tegenstrevers en een verwerper van internationale regels en kritiek.”
Probeer je in te beelden dat The Guardian gelijkaardige taal zou gebruiken om schendingen van de mensenrechten te veroordelen, intimidatie van tegenstrevers en verwerping van internationale regels door Reagan, Bush, Blair, Obama of Cameron op de dag na hun dood.
Opnieuw, probeer je in te beelden dat The Guardian gelijkaardige taal zou gebruiken om schendingen van de mensenrechten te veroordelen, intimidatie van tegenstrevers en verwerping van internationale regels door Reagan, Bush, Blair, Obama of Cameron op de dag na hun dood.
Kettle’s verwijzing naar “Chávez’ mank en narcistisch populisme” staat in scherp contrast tot de waarnemingen van Amerikaans econoom Mark Weisbrot dat “eenmaal hij (Chávez’) de controle over de olie-industrie verwierf, verminderde zijn regering de armoede met de helft en extreme armoede met zeventig procent … Miljoenen mensen kregen toegang tot gezondheidszorg voor de eerste keer in hun leven, de toegang tot onderwijs nam scherp toe, inschrijving voor middelbaar onderwijs verdubbelden en de meesten verkregen dat onderwijs gratis. De toegang tot openbaar pensioen verdriedubbelde … Hij hield zijn campagnebelofte om de olierijkdom te delen met de meerderheid van Venezuela en dit wordt een deel van zijn nalatenschap.”
Vergelijk ook de statistische analyse van Chávez’ prestaties door het Centre For Economic and Policy Research (CEPR), onder leiding van Weisbrot met de BBC-versie van de gebeurtenissen. De grafiek van de BBC ‘Chavez’s Venezuela – the key figures’vertoont een verdoemend scherpe stijging van het aantal arme personen die van 2 dollar (1, 55 euro) per dag leven tussen 2001 en 2003. Die grafiek toont ook een steile val van de olieproductie tussen 2000 en 2003.
Het CEPR daarentegen stelde dit vast: “Van 1999 tot 2003 had de regering geen enkele controle over het staatsoliebedrijf. Dat werd immers gecontroleerd door zijn tegenstanders, die het bedrijf gebruikten om te pogen zijn regering over te werpen, met inbegrip van de vernietigende oliestaking van 2002-2003. Juist daarom is het een veel betere maatstaf voor de economische groei onder de regering van Chávez om te beginnen bij het ogenblik dat hij wel de controle verwierf over het staatsoliebedrijf en dus over de economie.” Het CEPR toont aan dat armoede en extreme armoede scherp daalden sinds 2003.
Keren we even terug naar Kettle’s analyse in The Guardian, dan vinden we daar een nog diepere vooringenomenheid tegen de evaluatie van Chávez’s verwezenlijkingen: “De realiteit is dat Chávez’ carrière niet zo eenvoudig kan worden afgewogen. Hoe breng je evenwicht tussen de strijd voor de armen en de inspiratie die hij in de regio bracht met de vervolging van journalisten en het gerecht of het omarmen van Iraanse theocraten en Bashar al Assad?”
Zoals we al eerder zeiden, zelfs voor we de geloofwaardigheid van die specifieke beweringen in overweging nemen, moeten we toch eventjes aan Chávez’ kant van de weegschaal de realiteit toevoegen van een regio “waar eender welke populaire inspanning om de brutale tirannieën van de oligarchie en de militairen omver te werpen met moordende kracht werd onderdrukt, met steun van of direct georganiseerd door de heerser van dat halfrond van de wereld”.
Daar heeft Kettle niets over te vertellen, buiten het feit dat hij die feiten onmiddellijk afwijst: “Ooit claimde hij (Chávez) dat de les die hij trok uit Allende’s Chili de noodzaak was om de socialistische revolutie te verdedigen met wapens. Dit was in feite typische stoerdoenerij. De echte les was om een meerderheid te winnen en te behouden. Allende won één verkiezing met 36 procent en stierf aan kogelwonden toen zijn paleis werd bestormd door de gewapende strijdkrachten.”
Het wegvegen van vervelende geschiedenis laat Kettle toe Allende te gebruiken als een voorbeeld voor zijn argumentatie terwijl het in feite sterk ten voordele van Chávez pleit. Op 16 oktober 1970 stond in een telegram van het hoofdkwartier van de CIA aan de baas van de CIA-afdeling in Santiago de Chile het volgende: “Het is ons vastberaden en voortgezette beleid dat Allende zal worden omver geworpen door een staatsgreep … nog voor 24 oktober. Inspanningen in die richting zullen keihard blijven doorgaan, ook na deze datum. We moeten er mee doorgaan maximale druk uit te oefenen voor deze doelstelling en daarbij alle geschikte hulpmiddelen in te zetten. Het is imperatief dat deze akties klandestien en beveiligd worden uitgevoerd zodat de USG (de Amerikaanse regering) en de Amerikaanse hand goed verborgen blijft.”
De VS slaagde er uiteindelijk in om Allende omver te werpen in 1973. De VS zette een gelijkaardige poging in gang op Chávez af te zetten in 2002. Kettle’s bewering dat Chávez journalisten vervolgde is gewoon vals. De feiten zijn dat 94 procent van de tv-uitzendingen die de Venezolanen zien anti-regering zijn. Vijf van de zeven grote nationale kranten steunen de oppositie – slechts één van de twee andere staat openlijk sympathiek tegenover de regering.
In 2007 maakte de westerse media veel van het feit dat de Venezolaanse regering had geweigerd de zendvergunning van RCTV te vernieuwen. De Los Angeles Times meldde dat RCTV oorspronkelijk een entertainmentzender was: “Toen Chávez werd verkozen tot president in 1998 veranderde RCTV zijn programmatie om een democratisch verkozen leider uit zijn ambt te ontzetten“(Bart Jones, Hugo Chávez versus RCTV – Venezuela’s oldest private TV network played a major role in a failed 2002 coup’, Los Angeles Times, 30 mei 2007).
Die door de VS gesteunde poging kwam er in 2002. Op 13 april 2002 kwamen de grote baas van RCTV, Marcel Granier, en andere mediamagnaten naar het presidentieel paleis van Miraflores om de nieuwe dictator, Pedro Carmona, van het land te begroeten. Die vernietigde onmiddellijk de democratische instellingen van Venezuela – door het Hooggerechtshof, het Parlement en de Grondwet op te heffen. De nieuwsdirecteur van RCTV, Andres Izarra, getuigde later in de hoorzittingen van het parlement over de poging tot staatsgreep dat hij duidelijke orders had gekregen van zijn superieuren: “Zero pro- Chávez, niets dat verband houdt met Chávez’ supporters … Het idee van een klimaat van overgang te creëren en het ontwaken van een nieuw land te promoten.” (Bart Jones, voor details zie ons Media Alert hierover).
Javier Santiso, econoom van de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) meldde dat de reactie van de markten op de coup ‘de euforie benaderde’. De beurs van Caracas registreerde enorme winsten, die in elkaar stortten toen Chávez terug aan de macht kwam. Chomsky noteerde dat het IMF een nooit voorheen gezien initiatief nam om ‘onmiddellijk een aanbod te doen voor hulp aan de coupplegers (Hopes and Prospects, Noam Chomsky, Hamish Hamilton, p.113 en 79).
Het einde van een illusie: polariserend, egoïstisch, controversieel
De necrologie van The Guardian ging zo verder: “Het debat gaat door of Chávez wel echt als een dictator kan worden omschreven maar een democraat was hij absoluut niet. Een held voor velen vooral onder de armen, voor zijn populistische sociale programma’s, heeft hij toch klassenhaat aangestookt en zijn controle over het gerecht gebruikt om zijn politieke tegenstanders te vervolgen en gevangen te zetten, waarvan er velen in politieke verbanning moesten vluchten.”
“Op het internationale forum poseerde Chávez als een anti-imperialist en zaaide hij kwistig met hulp voor zijn ideologische bondgenoten. Venezuela zou, zo beweerde hij toch, een vitale rol spelen om de planeet te redden van het smerige kapitalisme. In een beruchte toespraak tot de Algemene Vergadering van de VN in 2006 noemde hij de Amerikaanse president George W. Bush ‘de duivel’ en beweerde dat het podium nog naar zwavel rook. Dat ging er in als koek bij sommigen, maar de economische mislukkingen thuis en de warme relaties die hij had met dictators als Robert Mugabe en Moeammar Khaddafi hebben zijn aantrekkingskracht aanzienlijk verminderd, zelfs bij internationaal links.”
Vergelijk dat met de toon en de inhoud van de necrologie van The Guardian voor de overleden Saoedische kroon prins Sultan bin Abdul-Aziz in 2001: “De mensen die Sultan kenden loofden hem voor zijn ‘strategische visie, zijn vermogen om groot te denken’, vooral na de stijging van de olieprijzen in 1973/1974. Toch had hij ook zijn critici. Een analyst zegt dat hij bovenop ‘de meest kolossale hoop geld zat, in verhouding tot de omvang van zijn land, die ooit door de loop van en geweer was geschoten.”
“Sultan had een reputatie van een opvliegend karakter maar zijn gewoonte om tot diep in de nacht door te werken gaf hem de bijnaam ‘bulbul’ (nachtegaal). Hij was zowel een conservatief en een politiek gematigde.” “Sultan’, zo schrijft Holden verder, “ wiens doorzettingsvermogen op de sofa [hij had 32 kinderen bij 10 vrouwen] een reden was voor grote bezorgdheid en respect, toonde aan een vastberaden, harde en koppig karakter te hebben.” “Het lijkt er op dat het koninkrijk wordt geregeerd door een fragiele gerontocratie.” Geen vermelding hier dat de kroonprins in geen geval een democraat was.
Blijkbaar zonder ironie becommentarieerde John Sweeney van de BBC over Venezuela:“Het land zou een Saoedi-Arabië bij de zee moeten zijn; in de plaats daarvan is dat geld gewoon weggepist naar krankzinnige avonturen en ongecontroleerde corruptie”.
In The Guardian schreef Simon Tisdall onder de vrolijke titel ‘Dood van Hugo Chávez brengt kans voor frisse voor VS en Latijns-Amerika”. Tisdall klaagde daarin over ‘de historische verwaarlozing van Latijns-Amerika door Washington’ – weeral allemaal met een met een ernstige blik.
The Independent rapporteerde: “De dood van één van Latijns-Amerika’s meest egoïstische, bombastische en polarizerende leiders.” Was Chávez meer ‘egoïstisch’ en meer ‘polariserend’ dan Bush, Blair, Obama of Cameron? Worden zij op dezelfde manier beschreven in hun verslagen?
De BBC schreef over “Venezuela’s charismatische en controversiële president”. Bush, Blair, Cameron en co zijn nochtans niet onbekend met controverse, toch is het onmogelijk je in te beelden dat de BBC zou schrijven over ‘Amerika’s controversiële president Barack Obama.”
Voor The Telegraph was Chávez “één van de meest populaire maar toch polariserende leiders van de regio”. Voor The Guardian was hij “de zeer geliefde maar polariserende leider”. Voor David Usborne van The Independent was hij “polariserend in zijn politieke leven”. Een editoriaal van de Independent werd het “Eén van de meest kleurrijke, charismatisch en polariserende leiders ter wereld wordt deel van de geschiedenis.”
De titel van dat editoriaal luidde als volgt: “Hugo Chávez – het tijdperk van een grandioze politieke illusie komt ten einde”. Inderdaad, het tijdperk van een leider die de armoede met de helft had verminderd, die voor het hele continent een beweging in gang zette naar grotere onafhankelijkheid van de brutale supermacht in het noorden. Het editoriaal ging nog verder: “Mr. Chávez was niet zomaar de eerste de beste dictator. Zijn misdaden waren nog ver verwijderd van de excessen van pakweg kolonel Kadhaffi. Wat hij meer dan wat anders was, was een illusionist – een showbeest die zijn geweldige overtuigingskracht gebruikte om een corrupte autocratie gevoed door petrodollars voor te stellen als een socialistische utopie in wording. Nu de show voorbij is, laat hij een uitgehold land achter, kreupel door armoede, geweld en misdaad. Van de revolutie blijft niets over.”
Voor de Independent, zelf eigendom van een oligarch, was Chávez – die 15 democratische verkiezingen won, waaronder vier presidentiële verkiezingen – een dictator. Voor de Economist was Chávez “even roekeloos met zijn gezondheid als met de economie en de democratie van zijn land … “Een meerderheid van Venezolanen zal uiteindelijk wel gaan inzien dat Mr. Chávez een buitengewone kans voor zijn land verkwanseld heeft.”
Misschien zullen de miljoenen mensen die om zijn dood rouwen ooit wel eens de redelijkheid inzien die vanuit Londen of Washington komt. Het is leerrijk om de openings- en slotzinnen te lezen van de herdenking die de BBC wijdde aan Chávez en aan Ronald Reagan. Het artikel van de BBC over Chávez begon: “Een ruwe charismatische leider, Hugo Chávez verdeelde de publieke opinie thuis en in het buitenland. Voor veel van zijn supporters was hij de hervormende president wiens onnavolgbare vorm van socialisme de politieke elite overwon en hoop gaf aan de armste Venezolanen.”
“Zijn heftige kritiek op de VS won hem meerdere vrienden bij de rode golf van politieke leiders in Latijns-Amerika en hij gebruikte de enorme oliereserves van zijn land effectief om Venezuela meer internationale allure te geven. Voor zijn politieke tegenstrevers was hij echter het ergste type autocraat, die de bedoeling had een éénpartijstaat op te richten en iedereen die hem weerstond meedogenloos neerhaalde.”
De grafrede voor Ronald Reagan begon zo: “Ronald Reagan, overleden op 93-jarige leeftijd, werd de 40ste president van de VS in 1980 op 69-jarige leeftijd, de oudste man die ooit tot dit ambt was verkozen. Tijdens zijn acht jaar in het Witte Huis liet hij een indruk na op het leven van miljoenen Amerikanen. Zijn presidentschap werd een tijdperk op zich. Zijn oorsprong was eenvoudig…”
Het artikel over Reagan besloot als volgt: “Hij was meer een marionet dat een sterk leider met zin voor detail. Toch was hij de beste communicator die het Witte Huis ooit had en liet hij de VS zich – voor een tijdje toch – terug goed voelen. Vijf jaar nadat hij zijn ambt verliet schreef hij een open brief aan de Amerikaanse bevolking. Daarin zei hij: “Er werd me recent gezegd dat ik één van de miljoenen Amerikanen ben die de Alzheimer’s ziekte zal krijgen … ik begin nu aan een reis die me zal leiden naar de zonsondergang van mijn leven.”
De vooringenomenheid van deze berichtgeving is merkwaardig zelfs zonder het thema van de misdaden tegen de mensheid aan te raken. De acht jaren van Reagan als president (1981-1989) werden een enorm bloedbad terwijl Washington geld versaste, wapens en andere voorraden naar de door hen aangeduide dictators en rechtse doodseskaders over heel Centraal-Amerika. De dodentol was verschrikkelijk: meer dan 70.000 politieke moorden in El Salvador, meer dan 100.000 in Guatemala en 30.000 doden in de contra-oorlog van de VS tegen Nicaragua. Journalist Allan Nairn beschreef die periode zo: “Een van de meest intensieve campagnes van massamoord in de recente geschiedenis.” (Nairn, Democracy Now!, 8 juni 2004).
Politiek analyst Chalmers Johnson schreef dat ‘de jaren van Reagan waren de ergste tien jaar voor Centraal-Amerika sinds de Spaanse conquista”. (in War Plan Iraq, Milan Rai, Verso, 2009) (zie ook de Medialens-alarmberichten ‘Reagan: Vision of the Damned, deel 1 en 2)
Besluit: wie zijn de ‘gevaarlijke leiders’?
Wat schuilt er achter de obsessie van de westerse media met Chávez? Waarom die extreme vijandigheid en vooringenomenheid? Een tipje van de sluier werd gelicht door The Guardian toen die waarnam dat Venezuela op ‘de grootste oliereserves ter wereld’ zit. Craig Murray, voormalig Brits ambassadeur in Oezbekistan, vatte die realiteit samen:“Hij gebruikte de enorme toename van de inkomsten om massaal te investeren in verlichting van de armoede door middel van sociale programma’s zoals huisvesting en onderwijs.”
“De westerse staten doen er natuurlijk alles aan om ontwikkelingslanden te verhinderen dit te doen, ten dienste van de multinationals die de politici controleren. Ze dreigen er mee (en daar ben ik ooggetuige van geweest) de hulpverlening af te schaffen, te desinvesteren en handelssancties op te leggen. Ze zorgen er voor dat je een politieke paria wordt (kijk naar de media over Chávez vandaag). Ze sponsoren, betalen en trainen je tegenstanders in het geheim. De dood van dergelijke ‘gevaarlijke’ leiders is voor hen een goede oplossing, net zoals met Allende en Lumumba.”
“Chávez ging de confrontatie aan. Er zijn nu miljoenen mensen in Venezuela wiens harde bestaan een beetje beter is geworden, die hoop hebben voor de toekomst omwille van Chávez. Er zijn miljardairs in Londen en New York die enkele honderden miljoenen kwijt zijn door Chávez. Niemand kan ontkennen dat die twee stellingen juist zijn.”
“Eén van de grote opdrachten van onze tijd bestaat er in te leren inzien hoe deze onontkenbare werkelijkheden de berichtgeving vervormen over het hele spectrum van de commerciële massamedia.”
Onze capaciteit om dat te begrijpen is cruciaal voor de toekomst, niet alleen van Venezuela
David Edwards/Media Lens
(De weblinks naar de oorspronkelijke bronnen van de citaten vind je in het artikel op Media Lens)