De media lijken wel oogkleppen op te hebben als het om de eigen toekomst gaat. Het zou voorpaginanieuws moeten zijn dat de Britse krant The Guardian door de autoriteiten werd gedwongen om zijn harde schijven te vernietigen met de gelekte documenten van klokkenluider Snowden. Een aanval op de vrijheid van nieuwsgaring zonder historisch voorgaande en wat krijgen we? Slappe artikels, oppervlakkige uitzendingen, géén verontwaardiging.
De Britse autoriteiten plegen met hun actie tegen de Guardian een aanslag op de toekomst van de onderzoeksjournalistiek. Die aanval begon een maand geleden toen Glenn Greenwald, de journalist die Snowdens informatie over de geheime inlichtingendienst NSA publiceerde, te horen kreeg dat hij al zijn materiaal over Snowden moest afstaan of vernietigen. Uiteraard weigerde Greenwald omdat verder onderzoek en publicatie over deze zaak anders onmogelijk zou worden. De autoriteiten gaven hem als antwoord: “You’ve had your debate. There’s no need to write anymore.”
Uiteindelijk stond The Guardian met de rug tegen de muur. De Britse regering dreigde namelijk met gerechtelijke stappen, waardoor verdere verslaggeving over de controlerende supervisie van de Amerikaanse en Britse overheid in zijn geheel tot stilstand zou zijn gekomen. De overheid zou dan namelijk de macht gekregen hebben om te voorkomen dat een artikel nog kon gepubliceerd worden.
De keuze was dus snel gemaakt met als gevolg verpulverde USB-sticks en harde schijven. Een markante, maar vooral symbolische daad. Vice-hoofdredacteur van de krant, Alan Rusbridger, had de Britse overheid immers al op de hoogte gebracht van andere kopieën van Snowdens documenten die buiten Groot-Brittannië circuleerden, namelijk in Brazilië en de VS. De vernietiging van geheugenchips en harde schijven in Londen dienen dus geen nut, maar Rusbridger zag de documenten liever niet terug in de handen van de NSA. Dat zegt hij ook uitdrukkelijk in dit filmpje.
Deze gebeurtenissen zijn enorm verontrustend
Als de autoriteiten alle informatie uit de pers willen controleren, wordt het voor journalisten erg moeilijk om nog vertrouwelijke bronnen te gebruiken, stelt Alan Rusbridger. Niet alleen journalisten worden dan beperkt in hun verslaggeving, maar de hele samenleving wordt het zwijgen opgelegd.
Bovendien hebben de Britse autoriteiten nog andere middelen ingezet om Greenwald op de knieën te krijgen. Zijn Braziliaanse echtgenoot, David Miranda, werd gisteren negen uur lang vastgehouden op de luchthaven van Heathrow onder het mom van Artikel 7 van de anti-terrorisme wet. Deze wet laat toe dat reizigers zomaar kunnen ondervraagd worden. Ze hebben geen recht op bijstand van een advocaat, noch het recht om gewoon te zwijgen. Ze kunnen zo tot maximum negen uur worden vastgehouden.
Dat laatste is echter zeer uitzonderlijk. Uit officiële cijfers blijkt dat slechts 0,06% van de personen die op basis van deze wet worden aangehouden, langer dan zes uur wordt vastgehouden. 97,2% gaat zelfs na minder dan een uur vrijuit. Daarnaast is zo’n aanhouding enkel wettig indien de betrokkene verdacht wordt van terrorisme.
Intimidatie van journalisten via hun familie
Dat Greenwalds echtgenoot, die helemaal niks met terrorisme te maken heeft, negen uur lang op de luchthaven werd ondervraagd, is dus buiten proportie. Bovendien maakte Miranda slechts een tussenstop op Heathrow om verder door te reizen naar Brazilië. Hij ging het Britse grondgebied niet eens betreden.
David Miranda kwam net terug uit Berlijn waar hij had afgesproken met de Duitse filmmaakster Laura Poitras die samen met Greenwald informatie van Snowden heeft bekendgemaakt. Hij maakte dus slechts een tussenstop in Heathrow om verder door te reizen naar Brazilië, waardoor hij het Britse grondgebied niet eens ging betreden.
In een interview stelt Miranda dat de actie gepland was en dat hij werd vastgehouden omdat hij de echtgenoot van Greenwald is, niet omdat hij er van werd verdacht een terrorist te zijn. De Britse agenten vroegen hem dan ook uit over Greenwald, zijn connectie met Laura Poitras en de verdere plannen die zij met de documenten hebben. Hierbij dreigden ze steeds met gevangenschap indien Miranda niet meewerkte.
Achteraf bleek dat de Amerikaanse inlichtingendienst achter deze actie zat. De Britse politie volgde zomaar de instructies van hun Amerikaanse collega’s op, zonder eerst de Braziliaanse overheid te contacteren die overigens niet opgezet was met het hele gebeuren.
De betrokken Britse wet, de Terrorism Act 2000, en de macht van de overheid werd met andere woorden misbruikt om Greenwald te bedreigen. Miranda’s GSM, laptop, dvd’s en enkele USB-sticks werden zomaar in beslag genomen. Wanneer en of hij deze spullen ooit nog terugziet, is onbekend. Het digitale materiaal van journalisten is dus niet langer veilig voor de overheid. We mogen terecht vrezen voor onze persvrijheid en privacy.
Welke journalist volgt Greenwald’s voorbeeld?
Greenwald laat zich alleszins niet intimideren door het voorval. Hij belooft zelfs om net meer te berichten over belangrijke documenten uit Groot-Brittannië. “I will be more agressive, not less, in my reporting.” zegt hij.
Heel wat journalisten zien deze gebeurtenissen blijkbaar niet als bedreiging voor de onderzoeksjournalistiek. Sommigen gaan zelfs volledig in de andere richting. Meest hallucinant is reporter Michael Grunwald van het weekblad Time. Hij veroorzaakte een golf van verontwaardiging toen hij deze tweet de wereld instuurde: “I can’t wait to write a defense of the drone strike that takes out Julian Assange.” (‘Ik kan niet wachten tot ik een verdediging ga schrijven over de drone-aanval die Julian Assange neerhaalt’). De tweet werd na protesten ondertussen verwijderd. Er waren echter zeer weinig collega-journalisten onder de protesteerders.
Assange, oprichter van Wikileaks, is een figuur die door journalisten net gewaardeerd zou moeten worden voor zijn inspanningen voor meer overheidstransparantie. Dat journalist Grunwald oproept tot het gebruik van meer drones, gaat helemaal te ver. Het is bovendien zeer verontrustend dat dergelijke uitspraken van een collega niet meer journalisten tegen de borst stuit en dat de betrokken journalist na een dergelijke uitspraak überhaupt nog welkom is op de redactie van een prestigieus blad zoalsTime.
Samengevat
Een onderzoeksjournalist wordt – rechtstreeks en via zijn partner – bedreigd, een krant moet zijn onderzoeksmateriaal afgeven of vernietigen terwijl een ander journalist ongestraft kan oproepen tot een aanslag tegen een andere onderzoeksjournalist.
Zijn we zo gewoon geworden aan dergelijke massale inbreuken tegen de persvrijheid. Dan is het tijd om wakker te worden. Ooit werd een Amerikaanse president nog tot ontslag gedwongen voor veel minder (nadat twee onderzoeksjournalisten van deWashington Post bleven graven in het alomgekende Watergatedossier).
Dit keer géén massale verontwaardiging in de media, géén frontpagina’s, geen éérste en langste item op radio en tv, géén eisen tot omkering van de draconische wetten die dit mogelijk maken en vooral géén grote steuncampagnes voor de betrokken collega.
De tijden zijn blijkbaar veranderd. De vraag is of we ons bij de passieve gelatenheid van de media moeten neerleggen.