Met zijn eerste boek ‘De club van onverbeterlijke optimisten’ schreef Jean-Michel Guenassia op 59-jarige leeftijd een kanjer van een eerste roman, die terecht in de prijzen viel. In zijn prachtig debuut vaart de lezer door het Parijs van de jaren zestig en tegelijk door een stuk Europese geschiedenis.
De auteur
Dit is het eerste boek van Jean-Michel Guenassia (1950), dat hij in 2009 op 59-jarige leeftijd uitbracht in Frankrijk. De Nederlandse vertaling kwam uit in november 2012. Guenassia won er de prestigieuze Prix Goncourt des Lycéens mee. In 2012 verscheen zijn tweede roman, ‘La Vie Rêvée d’Ernesto G.‘, die ook al in de prijzen viel, een fictieve roman over de man beter bekend als ‘Che’.
Michel et les autres
Centrale figuur in ‘De club van de onverbeterlijke optimisten‘ is de 12-jarige Michel die zich in de vroege jaren zestig verveelt op school, ergens in Parijs, terwijl de eerste rock ’n roll-klanken door de radio galmen. Met zijn vriend spijbelt hij regelmatig om minivoetbal te gaan spelen in een buurtcafé.
Op een dag gaat hij kijken achter een deur in het café waar een groep vreemde snuiters bij elkaar zit, die Frans met bizarre accenten spreken. Het blijken allen politieke vluchtelingen uit een of ander Oost-Europees communistisch land te zijn. Stuk voor stuk zijn het ook gefrusteerde zeurkousen, die voortdurend mijmeren over hun persoonlijke mislukkingen, de familie die ze achter lieten en uitgebreid discussiëren over waarom volgens hen het reële communisme mislukt is.
Michel luistert naar hun verhalen en worstelt ondertussen met zijn eigen lot. Hij weet de sympathie van deze ‘pessimisten’ te winnen en wordt lid van hun informele club, de club van de onverbeterlijke optimisten, zij die tegen beter weten in ‘optimist’ zijn. ‘Onverbeterlijk’, omdat ze er eigenlijk zelf niet in geloven.
Geen stof dus voor een boeiende roman? Toch wel, Guenassia slaagt er in met dit schema een kaleidoscopisch beeld te schetsen van de Europese geschiedenis van die periode. De problemen van de behoorlijk dysfunctionele familie van Michel, de verhalen van Leonind, Igor en anderen, hun vorig leven, hun huidige miserie … alles loopt door elkaar.
Guenassia schrijft mooi (en werd prachtig vertaald), zodat je zonder al te veel moeite door de ingewikkelde verhaallijnen heen geraakt en langzaam in deze lijvige roman meegsleurd wordt.
Onverbeterlijke pessimisten
De ‘onverbeterlijke optimisten’ blijken in feite niet bijzonder optimitisch te zijn, integendeel, maar ‘onverbeterlijk’, dat zijn ze zeker. Geen van de personages in dit boek, Michel inbegrepen, weet van zijn leven iets beters te maken en ondergaat uiteindelijk de dingen zoals ze zijn.
Een thema dat door heel het verhaal loop is verraad. Verraad van vrienden, van familie, van het gegeven woord maar ook verraad van politieke medestanders en verraad in de liefde. Alle personages van dit verhaal krijgen er mee te maken of plegen het (of beide). Dit is ook een verhaal van eenzaamheid, van alleen zijn in een groep, waar iedereen uiteindelijk alleen met zichzelf bezig is.
Het grootste geheim van de club – dat de lezer zelf maar moet ontdekken – speelt een cruciale rol in het verhaal. Hoe, dat wordt slechts geleidelijk duidelijk. Guenassia slaagt er echter in de lezer ook na de onthulling verder te laten twijfelen. Is de ontmaskerde verrader wel de echte slechterik of gewoon de drager van zijn lot? Wat zijn idealen eigenlijk? Is de verraden persoon wel echt het slachtoffer? Goed en kwaad, oprecht en bedrieglijk, niets is wat het lijkt in deze roman.
Dit verhaal maakt geen afrekening, geeft geen besluiten. Dat laat de auteur over aan de lezer. De prachtig verhalende stijl van Guenassia is voldoende om je mee te slepen door Parijs, Frankrijk en Oost-Europa in de vroege jaren zestig. Een kanjer van een eerste roman.