‘Het geheim van onsterfelijkheid’ van Noors auteur Gabi Gleichmann biedt de lezer een avontuurlijke reis door het Europa van de 12de eeuw tot vandaag aan de hand van talloze verhalen uit de Joods-Europese verteltraditie. Verhalen die mooi zijn alleen al door de manier waarop ze worden verteld.
Over de auteur
Gabi Gleichmann (1964) is op tienjarige leeftijd met zijn familie uit Hongarije naar Zweden geëmigreerd en later naar Noorwegen verhuisd, waar hij nu nog woont. Hij schreef dit boek ook in het Noors. Het hoofdpersonage van zijn boek, Ari Spinoza, deed net hetzelfde in een iets vroegere periode. Al zitten er dus duidelijk persoonlijke elementen in zijn boek, toch is dit geen autobiografie.
Gleichmann studeerde filiosofie en literatuur in Zweden en werkte lang als literair criticus en recensent bij Expressen, de grootste krant van Zweden (en van alle Scandinavische landen). Van 1990 tot 1996 was hij hoofdredacteur van de kunstbijlage van de krant. Hij was in 1984-1985 ook hoofdredacteur van de Engelstalige publicatie The Jewish Chronicle in Stockholm.
Daarnaast was hij ook voorzitter van PEN-Zweden. Zijn essays en artikels werden overgenomen door publicaties en kranten in andere Scandinavische landen, in Nederland en België, in Frankrijk en Italië. In 1994 verscheen ‘The Collective Adventure’, een bundel essays over Europa. ‘Het geheim van onsterfelijkheid’ is zijn eerste roman.
Ari en Sasha Spinoza
De tweeling Ari en Sasha Spinoza luisteren avond na avond met veel spanning naar de uitgesponnen verhalen van hun ‘oudoom’. Die blijkt helemaal geen broer van hun grootouders te zijn, maar een vriend des huizes. Of toch niet helemaal? Hij is alleen maar een vrijgezel die levenslang verliefd was op hun grootmoeder en die – hoe graag hij de tweeling ook ziet – vooral bij hen is omdat hij in haar buurt wil verblijven.
Die grootmoeder is overigens niet te spreken over de ‘uitgevonden’ verhalen waarmee ‘oudoom’ haar kleinkinderen het hoofd op hol jaagt. De centrale hoofdpersoon van het boek is Ari, die op een akelige manier betrokken raakt bij het ongeval waarin zijn broertje om het leven komt, wat de rest van zijn leven tekent.
In het begin lijkt het de jonge Ari te zijn die het verhaal vertelt, maar later blijkt dat het de oude stervende Ari is die terugblikt op zijn leven. Hij is in het boek de ‘schrijver’ van de verhalen die oudoom hen heeft verteld. Nu zijn dood naderbij is, voelt hij als laatste levende telg van het geslacht Spinoza de noodzaak die verhalen te vereeuwigen.
De rode draad doorheen het geslacht Spinoza
Alles begint in de 12de eeuw wanneer ene Baruch Spinoza thuis wegvlucht omdat de profeet hem een opdracht heeft gegeven. Hij moet er zorg voor dragen dat een groot geheim telkens weer aan de oudste zoon van zijn familie wordt doorverteld. Ari Spinoza heeft geen kinderen en is de enige overblijvende telg, daarom schrijft hij de verhalen van zijn oudoom op.
Gabi Gleichmann is een rasverteller. Wat hij in feite doet is een heleboel verhalen uit de Joodse Europese verteltraditie verzamelen en te boek stellen. In plaats van die achter elkaar op te lijsten, bindt hij ze samen in een groter geheel met als fictieve rode draad de familie Spinoza. Heel wat verhalen zijn duidelijk fictief, omdat ze zaken aanhalen als feiten die niet bepaald realistisch zijn, zoals magische verschijningen of andere wonderbare gebeurtenissen.
Andere verhalen hebben een echt gebeurde historische context, omdat ze plaatsgrijpen op plaatsen en data die echt gebeurden en met personages die echt hebben bestaan. Het klopt bijvoorbeeld met de werkelijkheid dat alle heersers en leiders in zijn verhalen inderdaad Joodse adviseurs hadden.
Ook de personages die omkomen in of nipt ontsnappen aan pogroms en aanslagen, situeren zich op plaatsen en tijden waar die wandaden inderdaad plaats hadden. Gleichmann sleurt ons zo mee in een veelheid van verhalen en personages die aan het Spaanse hof werken of minister zijn in het kabinet van keizer Frans-Jozef van het Habsburgse rijk.
Anderen zijn kompanen van Frans revolutionair Robespierre die later sterven onder de guillotine van zijn schrikbewind. Ze zijn ook advokaat in Parijs, filosoof in Amsterdam of miskend als wetenschapper, niet omdat ze Joods zijn maar vrouw. Een van de latere Spinoza’s raakt op school bevriend met de jonge ‘Adi’, die later een verstokt antisemiet blijkt te zijn en met zijn volle naam Adolf Hitler heet. Een andere gaat in debat met Beria, de gevreesde assistent van Stalin, en verdwijnt even later.
Dit gaat echter niet alleen over pogroms, over het bijgeloof tegenover joden en hun systematische eeuwenlange vervolging. Er zitten ook succesverhalen tussen, van briljante wetenschappers, dokters, een bekend journalist, verhalen ook van oprechte liefde en trouw.
Niet iedere Spinoza blijkt overigens een goed mens te zijn. Er zitten vunzige hoerenlopers tussen, puriteinse vaders die hun kinderen en vrouw hard en emotieloos mishandelen en zich dan bij de hoeren gaan beklagen dat ze thuis geen liefde krijgen of ongewassen viespeuken, die bovendien iedereen om hen heen het bloed onder de nagels pesten …
De auteur legt die verhalen deels in de mond van de voornaamste verteller, de oudoom van Ari. Ook Ari zelf en andere personages worden verhalenvertellers binnen die verhalen. Personages die in het ene verhaal al overleden zijn, komen later als jongeling terug. Verhalen worden opnieuw verteld binnen andere verhalen. Cruciale gebeurtenissen in het ene verhaal passeren in de achtergrond van een ander verhaal.
Dat lijkt ingewikkeld, maar is het niet. Het gaat immers vooral over hoe die verhalen worden verteld, niet over hun waarheidsgehalte of hun interne samenhang. Dit is vertellen in zijn mooiste vorm. Zo zegt een verteller in het boek het: “Bij het vertellen van verhalen gaat het niet om in hoeverre iets echt is gebeurd, maar uitsluitend om hoe het wordt verteld.”
Ook al voelt de lezer aan dat heel wat verhalen minstens gedeeltelijk verzonnen of opgesmukt zijn, toch blijft hij/zij geboeid lezen. Waarom? Nogmaals een verteller in het boek: “We zijn zwak, en om het uit te houden met wie we zijn, liegen we en bedriegen we onszelf. Dat is ook de reden dat we meer houden van verhalen over mensen die de ene leugen op de andere stapelen dan over heiligen, omdat we onszelf in hen herkennen, aangezien we allemaal ons leven op kleine en grote leugens hebben gebouwd”
Telkens weer komt in die verhalen het geheim van het elixir van onsterfelijkheid terug, dat moet overgedragen worden aan de oudste zoon. Waarom test de kenner van dat geheime elixir nooit zelf de formule uit? Wel, één personage doet dat inderdaad, hij blijft meer dan driehonderd jaar leven en komt in meerdere gedaantes telkens weer terug. Die onsterfelijkheid valt blijkbaar niet mee, want wanneer hij het geheim ontdekt om de werking van het levenselixir stop te zetten, past hij het onmiddellijk op zichzelf toe.
Dan is er ook dat mysterieuze boek ‘Het geheim van onsterferlijkheid’. Dat zou alle menselijke wijsheid en kennis bundelen. De drang naar eeuwige macht en roem drijft vele heersers, waaronder ook ‘Adi-Adolf’, om dit boek te bemachtigen, een zoektocht waarvoor alles en iedereen moet wijken.
‘Het elixir’ en ‘het geheim’
Waarom de (overigens uitstekende) vertaling van Paula Stevens koos voor de titel ‘Het geheim van onsterfelijkheid’ en niet voor de originele titel is niet duidelijk (‘Het elixir van onsterfelijkheid’). Ook de Engelse vertaling koos immers voor ‘The Elixir of Immortality’.
In het boek figureren zowel een geheime formule voor een elixir dat onsterfelijkheid zou garanderen als een mysterieus boek ‘Het geheim van onsterfelijkheid’ als essentiële bindmiddelen, door de talloze verhalen heen. De auteur koos zelf voor ‘elixir’ als titel. De Nederlandse titel respecteert de keuze van de auteur niet. Een schoonheidsfoutje in een voor het overige prachtige vertaling.
Staat er werkelijk een chemische bereidingsformule voor een elixir in dit boek? Omvat het ‘boek in het boek’ inderdaad de oplossing voor de sterfelijkheid van de mens? Dat kan de lezer zelf ontdekken, wanneer zij/hij dit prachtige boek vol Joodse verhalen leest, dat je meeneemt op een avontuurlijke reis door de Europese geschiedenis van de 12de eeuw tot nu.