Het Vlaams Vredesinstituut keek de officiële cijfers over de EU-wapenhandel in. Daaruit blijkt dat de lidstaten in 2012 bijna 40 miljard euro wapenexport toelieten, een stijging met 6 procent tegenover 2011. Belgische bedrijven blijven ook wapens exporteren naar repressieve regimes. De overheveling van de bevoegdheid over de exportvergunningen naar de gewesten in 2004 heeft daar niets aan veranderd.
Het Vlaams Vredesinstituut (VVI) haalt zijn gegevens uit het meest recente rapport van de EU-werkgroep voor de handel in conventionele wapens (COARM). Daaruit blijkt dat de EU-lidstaten in 2012 wapenexportlicenties hebben uitgereikt ter waarde van 39,9 miljard euro, een stijging met 6 procent ten opzichte van 2011, dat volgens het VVI al een recordjaar was. Bovendien, aldus het VVI in zijn persbericht, staat België in de EU op de zevende plaats met een vergunde wapenexport van 969,7 miljoen euro in 2012, ongeveer evenveel als de voorgaande jaren
Terwijl de export tussen de EU-landen onderling afneemt, stijgt de EU-wapenexport naar het Midden-Oosten, Latijns- en Noord-Amerika en Oceanië. De economische crisis zorgt immers voor dalende defensiebudgetten in de EU. Defensiebedrijven gaan daarom op zoek naar verderaf gelegen afzetmarkten. Door de wapenwedloop in het Midden-Oosten, springt vooral die regio in het oog.
De EU-lidstaten keurden in 2012 voor 9,7 miljard euro wapenexportvergunningen naar het Midden-Oosten goed. Dit komt neer op een kwart van de totale wapenexport uit de EU, een opvallende stijging met 22 procent ten opzichte van 2011 en met 46 procent ten opzichte van 2010. Nooit werd in de EU voor meer geld aan wapenvergunningen uitgereikt voor het Midden-Oosten dan in 2012.
Wapenwedloop door regionale machtsstrijd
Volgens het VVI spelen de opstanden van de voorbije jaren in de Arabische wereld een rol in de stijgende wapenexport naar het Midden-Oosten, maar toch vooral de geostrategische belangen in de regio. Saoedi-Arabië, Iran en Israël zijn in een regionale machtsstrijd verwikkeld en bewapenen zich daarom sterk.
Ook kleinere spelers als Oman, Qatar en de Verenigde Arabische Emiraten breiden hun wapenarsenaal aanzienlijk uit. Vooral Frankrijk, Duitsland en Italië zijn daar leveranciers. Die trend is ook te zien in België. Het gaat om export voor 384 miljoen euro in 2012, 26 procent meer dan in 2011 en 147 procent meer dan in 2010.
België blijft grootste exporteur lichte vuurwapens naar Midden-Oosten
België is een grote exporteur van vuurwapens en munitie naar het Midden-Oosten. In 2012 ging het om 105,5 miljoen euro vergunningen voor vuurwapens en 128,9 miljoen euro voor munitie. Dit is respectievelijk 40 en 29 procent van de totale Europese export van dit type wapenmateriaal naar de regio. België is daarmee de belangrijkste exporteur in de EU van vuurwapens en de tweede belangrijkste exporteur van munitie na Frankrijk naar die regio.
Deze gegevens bevestigen de continuïteit van het Belgische buitenlandse beleid, dat na de overheveling van specifieke bevoegdheden naar de gewestelijke regeringen ongewijzigd is gebleven.
Het buitenlands beleid en defensie zijn traditioneel altijd al de twee beleidsdomeinen van de overheid geweest die het meest aan de democratische controle van het parlement ontsnapten. Daarbinnen waren de specifieke sectoren van de verkoop van militair materiaal aan het buitenland en van militaire aankopen voor het Belgisch leger uit het buitenland nog eens extra afgeschermd van elke controle. Tijdens de Koude Oorlog, was het alomvattend argument de nationale veiligheid.
‘Staatsgeheimen’ zijn er voor de bevolking
Zoals de geschiedenis telkens weer aantoont, zijn staatsgeheimen in ‘moderne’ tijden vooral geheim voor de eigen bevolking. Militaire experten maakten zich er ondertussen immers geen enkele illusie over dat de vijand, in casu de Sovjet-Unie, perfect op de hoogte was van alle transacties. Dat deerde eigenlijk niet, integendeel zelfs. Hier maakten de regeringen zichzelf wijs dat de vijand zo voldoende werd afgeschrikt van een mogelijke invasie.
Bovendien was de verkoop van wapens aan ‘bondgenoten in de strijd tegen het communisme’ zoals Mobutu in Zaïre (Congo) te lucratief om aan concurrenten over te laten. Net als nu konden toen de meest repressieve regimes hun shoppinglijst doorgeven, zolang ze maar aan de goede kant stonden. Zelfs de eigen aankopen van materiaal voor het Belgisch leger werden vooral gedreven door industriële belangen.
Meermaals mocht het Belgisch leger zo wapenmateriaal aankopen dat het niet nodig had of waarvoor het niet gekozen had, omdat de deal ‘compensaties’ bevatte voor Belgische bedrijven. Zo ontstond ondermeer het Agusta-omkoop schandaal in de jaren ’80, toen het leger werd opgescheept met Italiaanse helicopters die niet beantwoordden aan de technische vereisten van het leger.
Na de Koude Oorlog werd overvloedig bewijs geleverd dat de vrees voor een inval van de Sovjets een mythe was, om de eenvoudige reden dat de Sovjet-Unie noch de technologische-industriële-financiële capaciteit, noch de wil had om dergelijke waanzin zelfs maar te overwegen. De wapenwedloop was tijdens de Koude Oorlog, net als vandaag, vooral een vehikel om de eigen industrie te bedienen en om geostrategisch in te zetten in de Derde Wereld, waar na de dekolonisatie de controle over de bodemrijkdommen werd behouden met steun aan brutale regimes.
Parlementaire initiatieven
In België ijverden gemotiveerde parlementsleden zoals Nelly Maes van de toenmalige Volksunie voor meer openheid over de wapenhandel vanuit België naar repressieve regimes in de wereld (zoals Syrië, dat toen al gebukt ging onder het brutale folterregime van vader Assad, niet dat de media zich daar toen erg druk om maakten). Na jarenlange uitstelmaneuvers kwam er in 1991 een wet die de regering verplichtte jaarlijks aan het parlement een rapport te overhandigen over de Belgische wapenhandel.
Volgens een eenzijdijge interpretatie van de wet door de traditionele partijen in de regeringsmeerderheid mochten de parlementsleden dat rapport wel ‘inzien’ maar konden ze geen kopie krijgen en er niet over communiceren. In 1996 werd dat rapport voor het eerst toch door de regering gepubliceerd, nadat een lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers het rapport van 1995 volledig met de hand had overgeschreven en aan de media overgemaakt.
Daaruit bleek wat al werd vermoed, dat dit rapport op dergelijke cryptische manier was opgesteld dat concrete gegevens er niet uit konden worden afgeleid. De statistische gegevens werden immers verwerkt tot ‘wapentypes’ en tot geglobaliseerde cijfers naar ‘landenregio’s’, waardoor de essentie van de wapenhandel – wat precies naar welk land werd uitgevoerd, de echte vraag – nog steeds de facto geheim bleef.
De gewesten doen het nu zoveel beter
In 2004 werd de bevoegdheid voor het toekennen van wapenexportvergunningen overgeheveld van het federale niveau naar de gewesten. Tot dan hadden heel wat Vlaamse politici de fictie in stand gehouden dat wapenexport naar repressieve regimes een exclusief kenmerk was van Waalse bedrijven. Sindsdien blijkt dat de export van militair materiaal uit Vlaanderen (en van in het Nederlands geregistreerde bedrijven in het Brussels Gewest) net zo min morele selectiecriteria respecteert als Waalse bedrijven.
De verschillende aard van de wapenindustrie in Vlaanderen en Wallonië heeft historische oorzaken. De Waalse fabricage van zware en lichte handwapens was een rechtsreekse afgeleide van de staalindustrie. In Vlaanderen was de latere industriële ontwikkeling meer gericht op technologische innovatie.
Zo werden Vlaanse bedrijven onder meer topleveranciers in de marktniche van cockpitinstrumenten voor militaire vliegtuigen. Die werden bijvoorbeeld geleverd aan democratische paradijzen zoals Indonesië onder Soeharto, die deze instrumenten nuttig inzette in Hawk-toestellen van British Aerospace voor de repressie in Oost-Timor.
Wat het VVI in zijn persmededeling van 22 januari 2014 meldt, bevestigt met andere woorden wat al jaren de reële praktijk is. Vlaanderen levert net zo goed militair materiaal aan gruwelijke folterregimes zoals Saoedi-Arabië als Wallonië. President George W. Bush zei ooit aan Argentijns president Nestor Kirchner dat oorlog ergens ver weg van huis de beste manier is om je economie op te krikken[1]. Dat geldt ook vandaag nog in België.
De overheveling van de bevoegdheid voor het toekennen van exportvergunningen van militaire producten van het federale niveau naar de gewesten heeft daar niets aan veranderd, of eerder, zoals uit de recentste cijfers blijkt, het is nog erger geworden. War is Business.
Voetnoten
- [1]Nestor Kirchner in een interview met filmregisseur Oliver Stone in zijn documentaire ‘South of the Border’ van 2009.