‘Superdiversiteit en democratie’ voorsmaakje van ‘de wereld (van) morgen’

Superdiversiteit en democratie

Superdiversiteit en democratie

FacebooktwitterFacebooktwitter

Ico Maly, Jan Blommaert en Joachim Ben Yakoub schreven met ‘Superdiversiteit en democratie’ een vlot leesbaar boek. Migratie is niet negatief of positief, gewoon een feitelijk gegeven dat goed of slecht is naargelang hoe je er mee omgaat. Dit is een uitnodiging om na te denken over democratie in ‘de wereld (van) morgen’.

Ico Maly is coördinator van Kif Kif, Joachim Ben Yakoub is onderzoeker bij de Middle East And North Africa Research Group aan de RU Gent en Jan Blommaert is hoogleraar taal, cultuur en globalisering aan de universiteiten van Tilburg en Gent.

Met wetenschappelijke studies over racisme, migratie, discriminatie, integratie, multiculturaliteit kan een mens een grote boekenkast vullen. Talloze academici hebben gepoogd om deze maatschappelijke thema’s in gevulgariseerde vorm aan de man/vrouw te brengen. Het boek ‘Superdiversiteit en democratie’ is dus zeker geen primeur.

Wie bij het lezen van de drie auteurs hierboven echter gaat denken weer eens een droge, hoogdravende en onleesbare wetenschappelijke studie in de hand te hebben, vergist zich. Dit is een vlot geschreven en zeer oprechte poging om de thematiek van migratie en alles wat er bij komt kijken op een frisse manier opnieuw en vooral anders te bekijken.

Geen droge statistieken, geen ‘veldstudies’ in wijken waar de onderzoekers ’s avonds weer netjes weg kunnen. De auteurs pakken het zelfs tamelijk ‘onwetenschappelijk’ aan met een verhaal over hun eigen leefwereld, de buurt waar ze zelf wonen. Joachim Ben Yakoub neemt ons mee naar de Fortstraat in de Brusselse gemeente Sint-Gillis. Ico Maly verkent de omgeving van de Wondelgemstraat in Gent en Jan Blommaert leert ons Oud-Berchem kennen (in Antwerpen, niet in Brussel).

Superdiversiteit?

Wat wordt precies bedoeld met ‘superdiversiteit’ en hoe verschilt die term van de aloude ‘multiculturaliteit’? Het boek geeft daar een degelijk antwoord op. Ico Maly verduidelijkt een aantal statistische gegevens (jawel, statistieken). Een aantal zaken weten we al, maar worden hier in een vervolledigend kader geplaatst. De nieuwe sociale media hebben de leefwereld van de ‘migrant’ grondig veranderd. Eerder dan etnische, religieuze afkomst is en blijft de sociaal-economische status van de mens de allesbepalende factor.

Aan de hand van een aantal concrete voorbeelden wordt de lezer met eigen vooroordelen geconfronteerd. Wie er nooit komt of hoogstens even doorwandelt denkt bijvoorbeeld dat Matonge in Brussel een Congolese wijk is. Congolezen zijn er echter een minderheid. Hetzelfde voor de ‘Turkse’ buurt in de Gentse Wondelgemstraat.

Taal is belangrijk, maar niet op de manier die de clichématige berichtgeving ons doet geloven. Zo is Nederlands in opmars in wijken waar vroeger alleen één of hoogstens twee vreemde talen werden gesproken en nu tientallen ‘superdiverse’ door elkaar. Nederlands wordt daar het ‘pidgin-Engels’ van de buurt (naar analogie met het Engels als communicatietaal tussen niet-Engelstaligen in de wereld).

Dat Nederlands is meestal niet van aard kandidaten te leveren voor een wedstrijd Nederlandse dictie. Met al zijn fouten en verkeerde woordinterpretaties blijkt dat Nederlands een zeer soepel en handig instrument te zijn voor mensen uit alle uithoeken van de wereld om perfect verstaanbaar met elkaar om te gaan en elkaar te ‘begrijpen’, letterlijk en figuurlijk.

Verandering, een permanent sociaal gegeven

Stuk voor stuk zijn de drie buurten die in dit boek aan bod komen dynamische leefomgevingen in permanente verandering. De auteurs geven ook een historische terugblik. Daaruit blijkt dat die veranderingen allesbehalve een uniek verschijnsel zijn van de jongste migratiegolven. De auteurs steken de negatieve kanten niet weg. Zij brengen geen geromantiseerd verhaal, maar tonen een buurt die écht is (zoals een buurt hoort te zijn).

Wanneer je migratie gaat zien als een sociaal-economisch gegeven, begrijp je beter dat ontvolking en/of verarming van een wijk door het sluiten van een grote fabriek een gelijkaardig fenomeen is als de inwijking van arme arbeiders uit een ander land (of als de uitwijking van hun kinderen zodra die zich naar de middenklasse hebben opgewerkt). Het gaat in feite om hetzelfde. Deze lokale samenlevingen zijn oorden van permanente verandering. Er is geen eindbestemming. Verandering was er, is er en zal er altijd zijn. Juist dat maakt deze buurten zo boeiend.

Het debat is geopend

Na de drie ‘portretten’ geven de auteurs hun overpeinzingen bij de superdiversiteit zoals zij die ervaren. Zij doen een oproep tot echte democratie, niet de democratie van het grote gelijk, van de meerderheid, van de overwinnaar die vindt dat hij (het zijn nog altijd grotendeels hij-mannen) in alles zijn grote gelijk moet krijgen of zijn zin moet kunnen doen.

Dit boek roept op tot utopisch denken over de toekomst, niet vanuit een of andere dromerij, maar vanuit de nuchtere realistische vaststelling dat er geen andere uitweg is om de democratie te redden. Dit boek is ook een kalm en waardig antwoord op de ‘soi-disant parler vrai’ van de nationalistische partijen.

Wie bereid is om open te staan voor nieuwe ideeën, of om de mogelijkheid te aanvaarden dat ook hij/zij vooroordelen kan hebben, vindt in dit boek een eerlijke uitdaging om na te denken. Zoals één van de commentatoren op het einde van het boek zegt: “Het debat is geopend”.

Op de achterflap van het boek staat “Bij wijze van voorsmaakje van de wereld van morgen”. Deze recensie kreeg daarom de lichtjes aangepaste titel “Superdiversiteit en democratie’ voorsmaakje van ‘de wereld (van) morgen”.

Bekijk na het lezen van dit boekje je eigen buurt even met een andere bril

Zonder enige pretentie op gelijkwaardige ervaring voeg ik hier graag dit aan toe. Ik woon in Sint-Genesius-Rode, een welvarende gemeente in de Rand rond Brussel. Het is al jaren mijn tweede natuur, wanneer ik dat aan iemand zeg, om daar onmiddellijk bij te voegen: “Ik woon in het oude dorpscentrum, niet in de chique wijken met zwembad en tenniscourt”.

Buitenstaanders denken bij Sint-Genesius-Rode aan een door welgestelde inwijkelingen verfranste gemeente. Dat klopt wel deels, maar is een ruwe en ongenuanceerde veralgemening. Het is deels zelfs compleet het omgekeerde. In de straat waar ik woon, vind ik Portugezen, Tsjetsjenen, Rwandezen, Zweden, Nepalezen, (christelijke) Iraniërs, Marokkanen, Congolezen, Spanjaarden, Vlamingen en ja hoor, ‘Franstaligen’. Die spreken een mengelmoes van Engels, Nederlands en Frans. Geen van die buurtbewoners kan je beter dan gewone middenklasse noemen. De ‘betere’ middenklassers in de buurt zijn trouwens de Vlamingen (moi aussi, je suis coupable).

Die ‘Franstalige’ buren zijn daarenboven de armsten van de buurt, krotbewoners die van OCMW-steun leven, mensen op de rand van de marginaliteit die het ‘dure’ Brussel ontvlucht zijn. Die schimmelkrotten worden ‘uitgebaat’ door Vlaamse huisjesmelkers, die via politieke connecties gedaan krijgen dat hun krotten niet onbewoond worden verklaard. Op werk maken ze geen schijn van kans want ze spreken geen woord Nederlands, laat staan dat ze hun eigen moedertaal Frans goed beheersen. In de taalkundig superdiverse conversaties van de buurt zijn ze meestal de underdogs, de uitgestotenen.

In mijn wijk zijn de voorbije dertig jaar beenhouwers, krantenwinkels, een fietsenwinkel, een verfwinkel, een bankfiliaal (van de ASLK!), cafés, twee restaurants, een kleine meubelmakerij, een plaatslager (wie kent dat beroep nog), een garage, een minimarket, een wassalon, een kapsalon en twee bakkerijen dichtgegaan. Er is nog één café dat op de rand van het failliet balanceert.

Sinds kort is er een klein lichtpuntje. Een Nepalees echtpaar heeft een ‘avondwinkel’ geopend, open tot 22.00 uur (nachtwinkels zijn hier niet toegelaten). Niemand gaf hen een kans op slagen. Twee jaar later zijn ze er nog. We lopen er binnen voor kleine dingen. Overdag hebben ze nauwelijks klanten, hun omzet komt van de klanten ’s avonds, jongeren, pendelaars en veel armere buurtbewoners. Grote inkopen doet niemand er. Hun aanwezigheid heeft de straat alvast een beetje gezelliger gemaakt. Ik kom er buren tegen die ik alleen van een korte knik heen en weer ken (of helemaal niet).

Door het lezen van dit boekje ging ik even anders over mijn eigen buurt denken en werd ik me bewust van dingen die ik al aangenaam vond zonder dat te beseffen. Onverwacht bezoek is geen probleem meer. Even een flesje wijn, wat lekkers of een zak houtskool halen bij de Nepalees … Superdiversiteit, nog zo geen slecht idee …

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.