De Belgische kiezer mag zondag 25 mei 2014 samen met haar/zijn Europese medeburgers ook kiezen voor de nieuwe leden van het Europese Parlement. Welk belang heeft dat parlement voor de gewone Europeaan? Een aantal intrigerende weetjes op een rij.
De Europese Unie (EU) heeft een lange voorgeschiedenis die teruggaat tot 1951 (en in feite reeds tijdens de Tweede Wereldoorlog als idee werd gelanceerd). Dat verhaal is zeker relevant, maar zou ons hier te ver terugvoeren.
Wie meer wil weten over die ontstaansgeschiedenis kan hier terecht voor een kort overzicht.
De EU omvat ook meerdere instellingen, wier rol niet altijd duidelijk is. Wie kent bijvoorbeeld het verschil tussen de Voorzitter van het Europees Parlement, de Voorzitter van de Europese Commissie en de Voorzitter van de Europese Raad? Door de bomen ziet menigeen het bos niet meer.
België in de EU
België is één van de zes stichtende leden van de EU, reeds sinds 1951. België heeft net als al de andere EU-lidstaten recht op een vooraf bepaald aantal vertegenwoordigers in het Europees Parlement, namelijk 21.
Bovendien bestaat in België een interne politieke afspraak over de verdeling van die zetels over de taalgemeenschappen: 12 gaan naar de Vlaamse Gemeenschap, 8 naar de Franstalige Gemeenschap en 1 naar de Duitstalige Gemeenschap (dat is één minder dan voorheen – nu zetelen er nog 13 Nederlandstalige europarlementariërs).
Europa is duidelijk
Voor gewone burgers is de EU met al zijn instellingen een onontwarbaar kluwen. Uit menige opiniepeiling blijkt telkens dat de gemiddelde Europeaan weinig weet over de concrete werking en de reële macht van de EU. Het is dan ook verbazend om uitspraken te horen van Europese toppolitici die het tegendeel beweren.
Zo liet Herman Van Rompuy, Voorzitter van de Europese Raad, in een interview met de Duitse krant Süddeutsche Zeitung doorschemeren dat besluiten helemaal niet in het Europees Parlement worden genomen. Dat is volgens hem echter geen probleem want: “Het verschil tussen het parlement en zij die de echte beslissingen nemen is absoluut duidelijk voor de burgers.”
De Duitse sociaal-democraat Martin Schultz is sinds januari 2012 voorzitter van het Europees Parlement. Hij is ook één van de vijf kandidaten voor het Voorzitterschap van de Europese Commissie. Toen hem tijdens een debat met zijn christen-democratische tegenkandidaat, de Luxemburger Jean-Claude Junkcer werd gevraagd wat nu precies het verschil was tussen hem en de andere kandidaten, antwoordde hij dat eigenlijk niet te weten.
De Europese kiezer is niet echt enthousiast
De verkiezingen voor het Europees Parlement worden sinds 1979 om de vijf jaar gehouden. Meestal valt dat samen met lokale verkiezingen. Het gebeurt echter ook regelmatig dat de Europese verkiezingen de enige zijn die worden gehouden.
Deze afzonderlijke verkiezingen zijn dan een goede graadmeter voor de populariteit van de EU, vooral in die landen waar er geen stemplicht bestaat. Dat valt niet bijster goed mee, getuige deze cijfers. (België en Luxemburg zijn moeilijk in te schatten omdat stemmen er verplicht is).
In Denemarken namen slechts 47 procent van de kiezers deel aan de allereerste verkiezingen in 1979. In 2009 was dat iets beter met 59 procent. Duitsland begon met 65 procent en zakte in 2009 tot 43 procent. Als één van de zes eerste lidstaten vonden slechts 60 procent van de Franse kiezers het nodig in 1979 te gaan stemmen voor het Europees Parlement. In 2009 was dat nog slechts 40 procent.
Ook de Nederlanders zijn blijkbaar geen enthousiaste Europeanen. In 1979 ging 58 procent naar de stembus, in 2009 nog amper 36 procent. De cijfers voor Groot-Brittannië zijn even problematisch, ze schommelen steeds rond de 34 procent. De cijfers in de nieuwste lidstaten zijn nog slechter (cijfers voor 2009): Zweden 45 procent, Oostenrijk 45 procent, Finland 40 procent, Cyprus 59 procent.
Zonder meer dramatisch zijn de deelnamecijfers in de Tsjechische Republiek 28 procent, Litouwen 20 procent, Polen 24 procent, Slovenië 28 procent en Slovakije amper 19 procent. Slotsom: gemiddeld gaan slechts 43 procent van alle kiesgerechtigde Europese burgers stemmen voor het Europees Parlement.
De bron van deze cijfers vind je hier.
Het is de schuld van Europa
Francine Mestrum wijst in het boek Wereldvreemd Vlaanderen op een aantal vooronderstellingen die velen van ons (bewust of onbewust) hebben en daar vervolgens verkeerde besluiten uit trekken. Het is helemaal niet zo “dat alle negatieve invloed uitgaat van de Europese Commissie … uit een studie van het Europese vakbondsinstituut blijkt … dat alle nationale regeringen ook zonder Europese regelgeving vlijtig hun arbeidsrecht aan het aanpassen zijn en de invloed van de vakbonden verzwakken.”
De meeste politieke beslissingen van de EU worden door de Europese Raad van regeringsleiders (of hun ministers) genomen. Het Europees Parlement heeft daar amper invloed op. Concreet betekent dit dat het nog altijd de nationale regeringen zijn die de meeste belangrijke politieke keuzes maken. Het argument ‘we moeten van Europa’ is meestal verkeerd. Het is een oneerlijk excuus om de verantwoordelijkheid voor de eigen politieke beslissingen te ontwijken.
De Europese ‘six pack’
Wie ‘in’ is hoort te doen alsof hij/zij weet waar dit over gaat. In de VS slaat de uitdrukking Joe sixpack op de symbolische ‘Jan met de pet’, ‘de man in de straat’ (een sixpack is een kratje van zes bierblikjes die ‘Joe’ verondersteld wordt steeds bij zich te hebben).
De uitdrukking ‘sixpack‘ slaat in de EU op de afspraken die tussen juni 2010 en september 2011 werden onderhandeld als antwoord op de economische crisis. Het ging daarbij om zes beleidskeuzes die ingrepen op de bevoegdheden van de nationale regeringen van de EU-lidstaten om hun eigen beleidskeuzes te maken:
- De overheidsfinanciën van de lidstaten worden strenger opgevolgd en de lidstaten moeten hun economisch beleid intensiever coördineren.
- Er komen strengere procedures om op te treden tegen buitensporige tekorten
- Er komt een systeem effectieve handhaving van het begrotingstoezicht in de landen van de Eurozone (de achttien landen van de EU die zich aangesloten hebben bij de gemeenschappelijke munt van de euro, zeven EU-lidstaten hebben nog een eigen munt).
- De begrotingspolitiek van de lidstaten moet aan een aantal nieuwe vereisten voldoen.
- Maatregelen voor de preventie en de correctie van macro-economische onevenwichtigheden.
- Maatregelen voor de correctie van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden in de landen van de Eurozone.
Dit jargon betekent concreet, dat de nationale regeringen van de EU hebben besloten de politieke verantwoordelijkheid voor hun besparingen door te schuiven naar het Europese niveau.
Het komt erop neer dat het economisch beleid van de lidstaten niet langer wordt onderworpen aan de democratische keuze van de bevolking. De begroting van een overheid legt alles wat een overheid kan doen vast. Die bevoegdheid wordt nu door de Europese Raad en de Europese Commissie overgenomen.
Wie het daar niet mee eens is, kan best nakijken welke partijen en welke europarlementariërs in het Europees Parlement voor deze ‘sixpack‘ hebben gestemd.
Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.