Glenn Greenwald’s boek ‘No Place To Hide’ (‘De Afluisterstaat’) geeft essentiële argumenten voor het belang van privacy voor de democratie. Greenwald wijst er ook op dat ‘objectiviteit’ een mythe is, bedoeld om echte journalistiek te neutraliseren.
De Engelse titel No Place To Hide komt uit een citaat van senator Frank Church: “De Amerikaanse regering heeft een technologische capaciteit geperfectioneerd om alle boodschappen die door de ether gaan te monitoren … Die capaciteit kan eender wanneer tegen het Amerikaanse volk gekeerd worden, geen enkele Amerikaan zal dan nog een privéleven hebben, zo groot is die capaciteit om alles te schaduwen – telefoongesprekken, telegrammen, eender wat. Er zal geen plaats meer zijn om zich te verbergen.”
Deze uitspraak werd reeds gedaan in 1975. Senator Church was voorzitter van een parlementaire onderzoekscommissie naar de afluisterpraktijken en de geheime operaties van het Federal Bureau of Investigation (FBI), de binnenlandse inlichtingendienst. Uit het onderzoek van deze commissie bleek dat het FBI, de CIA en de NSA sinds 1945 massaal illegale praktijken beoefenden in opdracht van de regering, om zowat elke vorm van politieke dissidentie in de VS te muilkorven.
Snowden kende Greenwald al
Greenwald was niet de eerste de beste toen Edward Snowden voor het eerst contact met hem zocht. In de grote Amerikaanse media had Snowden geen vertrouwen en Greenwald was al jaren een actief als onderzoeksjournalist over schendingen van de privacy door de Amerikaanse regering.
Aanvankelijk vond Greenwald de voorstellen van Snowden – wiens identiteit hij toen nog niet kende – nogal overroepen. Bovendien hield hij rekening met de mogelijkheid dat dit een poging was om hem in diskrediet te brengen, door hem met het verspreiden van foutieve informatie ongeloofwaardig te maken.
Hong Kong
No Place To Hide omvat vijf hoofdstukken. In het eerste vertelt Greenwald in detail hoe hij uiteindelijk in Hong Kong de man leerde kennen, die verantwoordelijk is voor het grootste lek in de geschiedenis van het Amerikaanse veiligheidsapparaat – zoals Greenwald recent nog stelde is het einde van de openbaringen nog niet in zicht. Hij benadrukt dat niet hijzelf maar zijn collega Laura Poitras de eer verdient om hem met Snowden samen te brengen.
Poitras is documentaire filmregisseur. Zelf zoekt zij bewust niet de aandacht van de media, net als Edward Snowden zelf. “Het moet over de dossiers gaan, niet over mezelf”, zegt Snowden. Dat heeft hij redelijk lang volgehouden. Pas deze week op 28 mei 2014 gaf hij een interview aan de Amerikaanse zender MSNBC. Vervolgens licht Greenwald toe hoe hij samen met Poitras en Snowden een werkmethode overeenkwam en de eerste documenten publiceerde in de Britse krant The Guardian.
In een derde hoofdstuk overloop hij de reeds vrijgekomen informatie, waarvan de meeste details ondertussen ruim bekend zijn. Dat de wereldwijde spionage van de NSA slechts in zeer beperkte mate te maken heeft met de bestrijding van terrorisme en alles met economische spionage en het volgen van democratische politieke dissidentie, is eveneens voldoende bekend.
Een gevaar voor de democratie
De voornaamste relevantie van dit boek ligt in hoofdstukken vier en vijf. In hoofdstuk vier ‘The Harm of Surveillance’ weerlegt Greenwald alle argumenten van zijn tegenstrevers en critici. De dooddoener “wie niets verkeerd gedaan heeft, hoeft geen schrik te hebben om bespioneerd te worden” pareert hij met sluitende argumenten en enkele sarcastische voorbeelden.
“Het belang van privacy blijkt uit het feit dat zij die dit onbelangrijk vinden, die het doodverklaren als iets wat niemand zal missen, zelf niet eens geloven wat ze preken … (te beginnen bij de overheid zelf) … zowat alles wat de overheid vandaag doet, gebeurt in het geheim … de mensen die dit zeggen hebben paswoorden op hun e-mailaccount, versturen brieven in gesloten omslagen, doen hun badkamerdeur op slot, zeggen dingen tegen vrienden, tegen hun therapeuten, tegen hun advocaten waarvan ze niet willen dat iedereen dat weet.”
Metadata, belangrijker dan meeluisteren
Democratisch senator Dianne Feinstein riep meermaals op om hem te laten vervolgen voor spionage en landverraad. Volgens haar is het massaal verzamelen van metadata door de NSA geen ‘surveillance’. Toen ze dat voor het eerst in het openbaar zei, kreeg ze van talloze burgers de vraag of ze vanaf nu elke maand een volledige lijst zou publiceren van de personen die met haar bellen of e-mailen, met inbegrip van de lengte van elk gesprek en de fysieke plaats van waar de betrokken personen met haar contact hadden. Zij heeft nog niet op die vraag geantwoord.
Greenwald haalt nog meer argumenten en voorbeelden aan. Wat nu gebeurt, is volgens hem geen uit de hand gelopen antiterreuroperatie maar een aanval op elke vorm van politieke dissidentie. “Massale spionage van de eigen bevolking past in een strategie om passiviteit, gehoorzaamheid en conformiteit te ‘stimuleren’. Dat is immers de veiligste manier om met rust gelaten te worden.”
Vicepresident Joe Biden
Greenwald herinnert vice-president Joe Biden aan wat hij zei in 2006 – toen hij, met George W. Bush in het Witte Huis, nog Democratisch senator was – over het massaal verzamelen van metadata: “Gaan wij de president en de vicepresident vertrouwen dat ze daarmee het juiste doen? Daarvoor moet je niet op mij rekenen.”
Greenwald daarover: “Zij beschouwen deze spionage alleen maar als zorgwekkend als ze denken dat ze daar zelf door bedreigd worden.” Zijn besluit: “Transparantie is voor hen die openbare ambten opnemen en openbare macht uitoefenen. Privacy is voor al de anderen.”
De vijfde macht, objectief en neutraal
Het vijfde hoofdstuk wijdt Greenwald aan de media. Is Greenwald eigenlijk wel een journalist? Het gaat allemaal blijkbaar alleen maar om hemzelf en zijn eigen glorie. Het dieptepunt wordt een interview met journalist David Gregory, nieuwsanker van het NBC-programma Meet The Press, die hem live beschuldigt van het verlenen van steun aan een misdaad. Meer details in het boek.
Greenwald geeft meerdere voorbeelden van ‘double framing‘. Schokkende revelaties worden gekoppeld aan zogenaamde ‘portretten’ van de klokkenluider, die tot doel hebben zijn geloofwaardigheid te ondermijnen. (Een goed voorbeeld van deze tactiek is te horen, te zien en te lezen in de commentaren op het recente interview van Snowden. Die worden steeds onmiddellijk gekoppeld aan minachtende reacties van minister van Buitenlandse Zaken John Kerry).
De critici die vinden dat hij zijn informatie nooit had mogen publiceren, onthullen toch zelf voortdurend andere geheimen? Logica? “Journalisten in Washington klagen alleen die onthullingen aan die de regering ondermijnen … De lekken (die zij zelf wel publiceren) werden door de regering in Washington goedgekeurd.”
Over de Amerikaanse Grondwet maakt Greenwald een pertinente observatie: “Niemand had de Amerikaanse Grondwet nodig om de persvrijheid te garanderen om journalisten toe te laten vriendjes te zijn met politieke leiders en om hen te vereren en te loven; die garantie was nodig zodat journalisten het omgekeerde zouden kunnen doen.”
Journalistieke objectiviteit?
“Voortdurend wordt ons gezegd dat journalisten geen opinie horen te hebben, dat ze alleen de feiten moeten weergeven. Dit is een overduidelijk voorwendsel, een bedrog van het beroep (van journalist) … Elke journalistiek dient de belangen van een of andere groep.”
“Het relevante onderscheid is niet tussen journalisten met een opinie en zij die er geen zouden hebben, een categorie die niet bestaat. Het is tussen journalisten die openlijk uitkomen voor hun opinie en zij die hun opinie verbergen en doen of ze er geen hebben. Het idee zelf dat journalisten vrij zouden moeten zijn van opinies is helemaal geen historisch geëerde kwaliteit van het beroep. Het is in feite een zeer recente nieuwe uitvinding die als effect heeft – als het al niet de intentie zelf is – de journalistiek te neutraliseren.”
Daarom hebben volgens Greenwald de meeste journalisten van massamedia hem niet hoog zitten. Er is echter een bijkomende reden: “Woede en schaamte over de waarheid die door deze tegendraadse journalistiek aan het licht is gekomen: schrijven over dingen die de overheid boos maken legt de echte rol van mainstream journalisten bloot, namelijk de macht dienen.”
Greenwald eindigt met een goede raad aan alle gebruikers van het internet, vooral aan journalisten, advocaten en mensenrechtenactivisten. Wat die raad precies is vind je in dit lezenswaardige boek, waar nog veel meer in staat dat No Place To Hide de moeite waard maakt.
Glenn Greenwald: De Afluisterstaat. Uitgeverij Lebowski. Amsterdam, ISBN 9789048819409
Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.