Voor de tweede maal in dertien jaar is Argentinië financieel bankroet. Het eerste bankroet in 2001 leidde nog tot massale protesten en een complete politieke crisis met drie presidenten in 23 dagen. Ditmaal liggen de kaarten anders.
Schuldherschikking 2001
Onder het presidentschap van Nestor Kirchner (2002-2007) wist Argentinië het grootste deel van zijn enorme schuldenlasten te herschikken. Een afbetalingsprogramma werd vastgelegd, waarbij de schuldeisers zich akkoord verklaarden nog één derde van de uitstaande schulden terug te vorderen.
Dit akkoord betekent niet dat Argentinië slechts één derde van het geleende bedrag terugbetaalt. Een dergelijk akkoord komt er op neer dat de afbetaling van de rente op de schuld wordt verminderd. Voor schuldeisers betekent dat geen verlies, maar een kleinere winst.
Kirchner wist 92 procent van de uitstaande schuld te herschikken. Zeven procent schuldeisers hebben dat geweigerd. Een aantal van hen heeft de schuld doorverkocht aan andere financiële constructies. Die hebben een jarenlange juridische strijd gevoerd om de volledige interestbetalingen te eisen.
Aasgierfondsen bijten zich vast
Het is dit door Nestor Kirchner onderhandelde akkoord dat dertien jaar later door een vonnis van een Amerikaanse rechtbank is vernietigd. Dat vonnis legt uitbetaling op aan de aasgierfondsen ten laatste op 30 juni 2014. Bovendien mag Argentinië geen enkele andere schuld verder afbetalen zolang dat bedrag niet is afbetaald.
Deze zaak wordt door het Amerikaanse gerecht behandeld omdat de contracten over deze schulden op Amerikaanse bodem werden getekend en zoals in de contracten is bepaald door het Amerikaans handelsgerecht moeten worden behandeld.
Het kan verbazen waarom Argentinië nu weigert om het relatief gering bedrag van ongeveer 1,5 miljard dollar af te betalen aan deze aasgierfondsen. Daar zijn meerdere redenen voor.
Rampzalig voor arme landen én voor andere schuldeisers
Eerst en vooral gaan andere schuldeisers – die wel een akkoord voor herschikking hebben getekend – het niet leuk vinden om zelf maar een klein deel van hun winsten terug te krijgen, terwijl deze aasgierfondsen bij eventuele betaling winsten tot 1700 procent zullen boeken op hun ‘investering’. Door dit bedrag te betalen zou Argentinië heel het akkoord met die andere 92 procent schuldeisers op de helling zetten.
Bovendien zou Argentinië dan het principe aanvaarden dat het als land slechts andere staatsuitgaven mag doen, nadat uitstaande schulden volledig zijn afbetaald. Voor arme landen die nauwelijks reserves hebben, betekent dit het stopzetten van alle functies van de staat.
Argentinië is er dankzij de schuldherschikking van 2001 in geslaagd op dertien jaar tijd het land uit zijn diepste economische recessie ooit te halen, de armoede en de werkloosheid drastisch te reduceren en de economie ten bate van de bevolking te reorganiseren. Deze betaling aan de aasgierfondsen nu uitvoeren betekent dat het land zijn recht opgeeft om nog een sociaal beleid te voeren.
Congo en Grenada
Er zijn op dit ogenblik twee landen waar de financiële praktijk van aasgierfondsen al wettelijk verboden is, België en Groot-Brittannië. Meerdere landen denken er aan gelijkaardige stappen te ondernemen. Zelfs president Obama heeft zich kritisch geuit over deze vorm van financiële wanpraktijk. Hij voegt echter niet de daad bij het woord. Dat zou kunnen. De president heeft het recht vonnissen te annuleren, als dat in het belang van de staat is.
Het IMF en de Wereldbank komen nu ook terug op hun beleid van toen en noemen deze vorm van financiële activiteit ‘roofdierbankieren’. Dat is merkwaardig omdat het toch net die instellingen zijn die in de jaren 1970 en 1980 verantwoordelijk waren voor de leningen, waarvan de afbetaling nu zo problematisch is.
The Far West of banking
“Argentinië heeft er voor gekozen in gebreke te worden verklaard, eerder dan toe te geven aan de eisen van de aasgierfondsen.” volgens Eric LeCompte, directeur van de Amerikaanse ngo Jubilee USA Network, die specifiek actie voert over de schuldproblematiek van de Derde Wereld. “Het is erg dat het zover is moeten komen. Argentinië moet nu op zoek naar alternatieve oplossingen voor de afbetaling van zijn schulden.”
Dit is een precedent met heel veel verliezers en zeer weinig winnaars. Het zijn de arme landen én de eerlijke investeerders die hier bij verliezen.
“Dit zou nooit kunnen gebeuren als er een internationale reglementering zou bestaan voor dit soort situaties. Deze roofdierinvesteerders kunnen dit alleen maar omdat het financieel wereldsysteem in feite het wilde westen is”, aldus nog LeCompte.
Binnenkort wacht meerdere andere landen hetzelfde lot. De DR Congo en Grenada zijn in gelijkaardige rechtszaken betrokken, die binnenkort gevonnist worden. In het geval van Congo gaat het om leningen die nog door dictator Mobutu werden aangegaan. Het fortuin van de familie Mobutu wordt geschat op de helft van de totale schuldenberg van het land.
Als er niet snel maatregelen komen om deze praktijken aan banden te leggen, lopen ook westerse landen en EU-lidstaten het gevaar in deze situatie te belanden.
Om deze huidige crisis te begrijpen kan men niet zonder een lange voorgeschiedenis van wanbeheer door onverantwoorde politieke elites en ‘advies’ door internationale financiële instellingen. In feite moet men teruggaan tot 1983, het einde van de militaire dictatuur.
Gewapende intrede van het neoliberalisme
De Chileense junta (1973-1981) wordt met één figuur vereenzelvigd, Augusto Pinochet. Onder zijn bewind werden naar schatting 3000 Chilenen vermoord en meer dan dertigduizend politiek gevangenen gefolterd. De Argentijnse militaire junta (1976-1983) kende een hele reeks minder bekende dictatoriale presidenten. Die waren samen echter goed voor een nog gruwelijker repressie dan in Chili, waarbij naar schatting tussen 15.000 en 30.000 mensen ‘verdwenen’.
Chili werd onder militair dictator Pinochet (1973-1990) met deskundig advies van de Chicago Boys* van Milton Friedman* het allereerste neoliberale experiment ter wereld. Argentinië onderging onder de militaire junta (1976-1983) hetzelfde lot. Afschaffing van sociale voorzieningen, openbaar onderwijs, privatisering van overheidsbedrijven en enorme leningen die gretig door het IMF werden toegestaan, op voorwaarde dat de overheid zou besparen.
Het werd geen succes. In 1983 moest de junta de baan ruimen voor democratische verkiezingen. Raul Alfonsín (1983-1989), de eerste verkozen president na de junta, kon de economische rampspoed niet keren. Achter de schermen hielden de militairen nog steeds de touwtjes in handen. De hoogste functies in de ministeries werden nog steeds bemand door personen die daar door de junta in samenspraak met het IMF waren geplaatst.
Toen Alfonsín de macht overnam had Argentinië een uitstaande schuld van 80 miljard dollar (ongeveer 60 miljard euro), terwijl de economie op apegapen lag. Argentinië, dat zich altijd als het ‘Europa’ van Latijns-Amerika had beschouwd, had nog nauwelijks een middenklasse.
Neoliberalisme nieuwe stijl
Zijn opvolger Carlos Menem (1989-1999) voerde tegen al zijn verkiezingsbeloften in het neoliberaal economisch programma van de junta verder uit. Hij volgde de adviezen van het IMF tot de letter op. Tien jaar later was de schuldenberg nog even onoverzichtelijk. Een kleine elite was ondertussen gigantisch rijk geworden
Diens opvolger Fernando de la Rúa (1999-2001) moest na twee jaar ontslag nemen. Het land was stilgevallen door massale sociale protesten. Argentinië werd (voor een eerste maal) bankroet verklaard. Gewone Argentijnen konden het geld op hun lopende rekening niet meer afhalen, terwijl hun luttele spaargeld smolt als sneeuw voor de inflatiezon. De economie kwam volledig tot stilstand.
Na het vertrek van de la Rúa heerste tussen 21 december 2001 en 2 januari 2002 een totale politieke crisis. Zijn opvolger Adolfo Rodríguez Saá moest na één week het land uitvluchten, waarna het land gedurende een week president noch regering had. Daarna had Argentinië van 2 januari 2002 tot 25 mei 2003 een niet verkozen president. Eduardo Duhalde werd door het parlement benoemd.
Hij slaagde er in de toestand enigszins te stabiliseren en nieuwe verkiezingen voor te bereiden. Ondanks de desastreuze situatie was de Argentijnse elite nog altijd niet van plan de neoliberale lijn te laten varen voor een sociaal beleid ten bate van de bevolking. Vanuit de veronderstelling dat zijn opvolger niets fundamenteels zou veranderen aan die maatschappelijke verhoudingen, werd daarop de onbekende gouverneur van de provincie Santa Cruz Nestor Kirchner naar voren geschoven als kandidaat.
Nestor Kirchner verrast vriend en vijand
Kirchner was tot dan nauwelijks bekend buiten zijn provincie en had een eerder monotoon ambtenarenimago. Hij kon zich profileren als een kandidaat die niet tot de klassieke machtscentra behoorde. In de eerste ronde haalde hij amper 22 procent, waarmee hij wel de tweede kandidaat was achter voormalig president Carlos Menem, die 23 procent had behaald.
Voor de tweede ronde kreeg Menem echter geen enkel ander kandidaat achter zich. Hij trok daarop zijn kandidatuur voor de tweede ronde in, waardoor Kirchner als tweede hoogste kandidaat alsnog president werd met 22 procent van de stemmen.
Kirchner verbaasde vriend en vijand. Hij verzette zich openlijk tegen het voorstel van structurele voorwaarden die het IMF wilde opleggen en koos resoluut voor het omgekeerde. Sociale zekerheid werd uitgebreid, de overheid investeerde massaal in infrastructuur, sociale woningbouw en onderwijs en hij verhoogde de lonen in alle sectoren. Zo kon hij de armoede en de werkloosheid na de rampzalige periode grotendeels herstellen.
Bovendien waagde hij het de amnestiewetten voor de militaire dictators af te schaffen en hun vervolging voor misdaden tegen de mensheid te beginnen. Die wetten hadden de juntaleiders zelf nog in de grondwet gestoken net voor hun aftreden.
Een volledige geschiedenis van de schuldencrisis in Argentinië vind je op de website Jubilee USA
Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.