De Amerikaanse progressieve analist, Michael Parenti, auteur van vele boeken over het politieke systeem van de VS, schreef zijn autobiografie. ‘Waiting for Yesterday’ neemt je mee op stap van zijn jeugd in New York tot zijn roots in het Italiaanse Puglia. Politiek engagement met warmte geschreven.
Michael Parenti is voor progressieve Amerikanen geen onbekende. Tussen 1969 en 2013 publiceerde hij 25 boeken, schreef talloze artikels en essays en gaf duizenden lezingen over heel de VS. Net als andere progressieve Amerikaanse stemmen was hij een nooit gevraagde gast in de grote media. Dat belette niet dat hij voortdurend werd gevraagd om te komen spreken. De laatste jaren leidt hij om gezondheidsredenen een meer teruggetrokken leven.
Buiten progressieve kringen in de VS is hij minder bekend. Parenti heeft nooit de faam bereikt van iemand als Noam Chomsky. Dat is onterecht. Hij is immers een charismatisch spreker die diepe verontwaardiging weet te combineren met humor en zelfrelativering. Parenti’s politieke analyses behoren tot het beste dat de Amerikaanse progressieve wereld in de voorbije veertig jaar heeft voortgebracht.
Hij heeft voor dat jarenlange engagement een zware prijs betaald. Zijn academische carrière is nooit geworden wat ze voor iemand met Parenti’s capaciteiten had kunnen zijn. Dat had alles te maken met zijn kritiek op het Amerikaanse politieke systeem en op de rol van collega-intellectuelen in dat systeem.
Kennismaking met een warm mens
Voor hen die de man al kennen, is deze autobiografie een aangename kennismaking met de mens achter de boeken. Wie Parenti nog niet kende, ontdekt door Waiting for Yesterday een zeer warme mens, voor wie politiek engagement en levensvreugde hand in hand gaan.
Michael Parenti werd geboren in 1933 tijdens de Grote Depressie in het Italiaans-Amerikaanse deel van de New Yorkse wijk Harlem, nu overwegend Afrikaans-Amerikaans. In die buurt ging hij naar een jeugdhuis dat Haarlem House heette, met twee a’s, verwijzend naar de Nederlandse oorsprong van de stad.
Die etnisch diverse geschiedenis van zijn buurt, zijn stad, zijn land is de rode draad doorheen dit boek. Minderheden vochten voor een eerbaar bestaan en deden dat met de povere middelen die ze hadden. Het waren allen mensen uit de lagere klassen, arbeiders, loonwerkers, kleine ‘echte’ zelfstandigen. Allen moesten zij opboksen tegen vooroordelen, terwijl ze er zelf ook hadden tegen anderen.
Michael Parenti zet met talrijke anekdotes uit zijn eigen leven, soms heel komisch, een aantal clichés over Italiaans-Amerikanen (en over andere minderheden) op een rijtje en confronteert er de lezer mee. Italianen zouden familiemensen zijn en van lekker eten houden, toch? Zeker waar, maar welk volk doet dat niet?
Vooroordelen
Op school, op straat, op de radio (tv kwam pas later) hoort Michael Parenti voortdurend denigrerende opmerkingen over die enorme Italiaanse gezinnen, terwijl zijn eigen thuis (hij was enig kind) en zowat ieder ander Italiaanse gezin in zijn wijk nooit meer dan twee of drie kinderen hadden.
De jonge Parenti dacht daarover na. Hij zag zo al vrij jong in dat grote introverte families in feite een kenmerk waren van arme landbouwersgezinnen, mensen van eender waar op het platteland, Ieren, Polen, Duitsers, Finnen (het waren toen nog bijna uitsluitend Europese immigranten), mensen die in de vreemde stad een houvast vonden in uitgestrekte families. Typisch Italiaans?
Zijn buurtbewoners waren allemaal harde werkers, eenvoudige mensen die het woord ‘maffia’ niet kenden. Zelf hoorde hij het voor het eerst in de cinema. De leefomstandigheden waren allesbehalve schitterend. En niet iedereen bleef. Van de miljoenen Italianen (en andere volkeren) die naar de VS emigreerden keerden er ook honderdduizenden terug, een fenomeen waar nauwelijks iets over wordt geschreven in Amerikaanse geschiedenisboeken.
Italiaans? Ik?
Zijn grootvader langs vaderskant had weinig verheven redenen om te emigreren: Italiaanse legerdienst. Daar zat geen enkele ideologische overtuiging achter. “Opa had gewoon geen zin om zomaar zonder goede reden doodgeschoten te worden door vreemdelingen in een vreemd land.”
De meeste Italiaanse emigranten in zijn buurt voelden zich niet eens Italiaans. Ze voelden alleen verbondenheid met de regio waar ze vandaan kwamen. Zo herinnert Parenti zich hoe zijn vader nooit over andere ‘Italianen’ in de buurt sprak. Hij had het over Napolitanen, Romeinen, Genovesen, Sicilianen. Alleen wie ‘Barese’ was, was volgens zijn vader een goede (uit de streek van Bari in Puglia, de hiel van Italië) .
Parenti was een straatrakker, ‘up to no good‘, maar dat was in vergelijking met de gangs van vandaag kattenkwaad. Het bestond er onder meer in een doodbrave Joodse winkelier in de wijk te bedotten. De naïeve man kon zijn geld niet goed beheren en liet zich door zowat iedereen in de wijk in de luren leggen. Zo moest Parenti later tot zijn verbazing horen dat het geijkte vooroordeel over Joden is dat ze gewiekste geldsjacheraars zouden zijn.
Racisme in al zijn vormen
Parenti zag meer tegenstrijdigheden. “Mensen die tegen elk vooroordeel zijn in theorie bleken in hun reële omgang met anderen zeer racistisch te zijn. Anderen (zoals mijn eigen vader) hadden geen goed woord over voor andere minderheden in het algemeen, vooral dan de zwarte, maar met alle zwarten in hun buurt gingen ze vriendschappelijk en respectvol om.”
Michael Parenti’s confrontatie met de realiteit van het leven, het harde werk van zijn vader (zijn moeder stierf vrij jong) en elke volwassene in zijn wijk, voor een mager loon en zonder perspectief op beterschap, de hardheid ook van het leven met vooroordelen, maakten hem politiek bewust. Dit hoorde niet.
Terugblikken met de bril van vandaag
Een autobiografie is een terugblik in het eigen verleden, met de bril van het heden, met de bagage van alle sindsdien opgedane levenservaring. Zonder twijfel zijn heel scherpe politieke analyses die Parenti maakt bij zijn herinneringen uit zijn jeugd daardoor bijgekleurd.
Toch is Waiting for Yesterday nooit belerend en zeker niet betweterig. Integendeel, Parenti weet leuke anekdotes te combineren met minder aangename. Ook eigen kleine kantjes komen immers aan bod. De jonge Michael bleek bijvoorbeeld geen hoge dunk te hebben gehad van het andere geslacht.
Parenti herinnert zich ook dat hij als twaalfjarige rotsvast overtuigd was dat de VS de wereld gingen redden door in de Tweede Wereldoorlog te stappen en dat ‘zwarten’ toch maar gevaarlijke gasten waren, die over die slavernij zwaar overdreven. Ze hadden toen toch alle dagen eten? En Japanners, dat waren toch barbaren die mensen gruwelijk folterden. Zoiets deden ‘wij’ zeker niet.
Vito Marcantonio
Parenti had in zijn jonge jaren een politiek voorbeeld van formaat. De buurt waar hij woonde, het oostelijk deel van Harlem, maakte deel uit van het achttiende kiesdistrict van de staat New York (niet de stad) in het federale Huis van Volksvertegenwoordigers. Daar maakte iemand indruk:
“Vito Marcantonio 1 (zie foto) was één van de meest uitgesproken parlementsleden ooit over de rechten van werkende mensen, over etnische minderheden, wereldvrede, de rol van de overheid en over sociaal-democratie. Je kon hem het best beoordelen aan de hand van de vijanden die hij maakte: de financiële bonzen, de landeigenaars, grote bedrijven, fascisten, militaristen, imperialisten en reactionaire heksenjagers … hij bestaat in de officiële Amerikaanse geschiedschrijving niet. Hij was echter geliefd bij honderdduizenden landgenoten.”
The times, they are a-changin’
In zijn jeugd vond Parenti het heel gewoon dat Italianen slecht werden behandeld door Ierse politieagenten, die zich met nauwelijks één à twee generaties meer op de teller – en soms zelfs zonder voorsprong – als volbloed Amerikanen beschouwden. “In 1967 was ik al zeer actief in de anti-oorlogsbeweging (tegen de oorlog in Vietnam). Ditmaal was de politie die ons brutaal arresteerde en sloeg echter Italiaans …”
Het boek eindigt waar Parenti zijn leven als auteur begint, ergens in 1967-1968. Hij zag zijn vader, die heel zijn leven alleen maar hard had gewerkt om zoons studies te betalen, na zijn pensioen wegzakken in verveling en ontgoocheling. “Alles wat hij had was televisie. Hij keek vooral naar misdaadprogramma’s , waar er toen al een overvloed van was. Hoe meer hij keek, hoe banger hij werd en hoe meer hij ging stemmen voor politici die ‘tough on crime‘ waren en voor de uitbreiding van de doodstraf.”
Parenti schreef een aangenaam boekje, waarin de politieke visie nooit ver weg is maar dat ook ruimte laat voor gewone verhalen uit het leven. Tussendoor leer je dat het Italiaans veel meer woordenschat aan de wereld heeft gegeven dan culinaire terminologie: getto, umbrella, malaria, incognito, crescendo, studio, … Dit boek heeft Parenti alvast met brio geschreven. En wat de titel Wachten op gisteren betekent, dat kan de lezer zelf ontdekken.
Waiting for Yesterday. Pages from a Street Kid’s Life (2013) werd gepubliceerd door Bordighera Press, een uitgeverij die zich specialiseert in Italiaanse cultuur in de VS.
Een aantal van Parenti ’s boeken werd vertaald:
- Zwarthemden en Roden (2001)
- Het Vierde Rijk (2003)
- De moord op Julius Caesar. Historische mythes over democratie (2004)
- Democratie voor de elite (2008)
- God en zijn demonen (2011)
- Hoe de rijken de wereld regeren (2012)
1 Vito Marcantonio was federaal parlementslid van 1935 tot 1937 en 1939 tot 1951 voor de American Labor Party. Lang voordat de burgerrechtenbeweging zijn eerste successen boekte in de vroege jaren zestig kwam hij op voor gelijke burgerrechten. Hij was ook één van de weinige politici die zich openlijk verzette tegen de oorlog in Korea. Al zijn kiescampagnes financierde hij uit de eigen middelen van zijn advocatenkantoor. In 1951 werd hij verslagen door een combinatie van virulent anticommunisme van de Koude Oorlog (met lastercampagnes in de media) en het hertekenen van de grenzen van zijn kiesdistrict door Democraten en Republikeinen. Marcantonio wordt beschouwd als het meest linkse parlementslid uit de Amerikaanse geschiedenis
Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.