Historicus Jacques Pauwels publiceerde ‘De Groote Klassenoorlog 1914-1918’. DeWereldMorgen.be had een gesprek met hem. Waar ging de Eerste Wereldoorlog over? Hoe objectief is zijn boek? Wat vertelt het over de actualiteit?
“Ik ben opgegroeid tussen verhalen over de Groote Oorlog. Mijn grootmoeder kon daar uren over vertellen. Zij woonde in Oost-Vlaanderen, aan de grens met Nederland dat buiten de Eerste Wereldoorlog gebleven. Aan die grens hadden de Duitsers een vreselijke elektrische omheining gezet. Mijn vader had een houthandel, die hem onder meer naar de Westhoek en Noord-Frankrijk bracht. Over gebeurtenissen in die regio’s bracht hij op zijn beurt verhalen mee.”
“Het viel me toen al op dat die verhalen anders klonken en over andere dingen gingen dan wat je op school over de Eerste Wereldoorlog leerde. Je kan in Vlaanderen ook moeilijk naast de geschiedenis kijken. Van de Middeleeuwen tot nu is het een arena voor oorlogen geweest.”
A class affair
“Ik heb twee jaar aan het boek geschreven, maar het idee had ik langer: ‘The Great War was not a classy affair but a class affair’. Ik werk trouwens al aan een volgend project. Hoe worden oorlogen herinnerd? Hoe krijgen herinneringen vorm? Welke gebeurtenissen worden herinnerd, welke vergeten en waarom?”
“In De Groote Klassenoorlog wilde ik vooral een aantal mythes ontkrachten die nog steeds als evidente waarheden gelden. Ze hoeven niet bewezen te worden want ‘dat weet toch iedereen’. De grootste mythe is dat dit een oorlog was die er is gekomen tegen ieders wil in, tegen beter weten in, van het een kwam het ander en het was niet meer te stoppen.”
“Niets is minder waar. Tenminste, niet voor hen die de macht hadden om te beslissen. Zij stonden volledig achter deze oorlog. Buiten de elite en de stedelijke middenklasse was in feite zowat iedereen tegen. Wat de gewone mens erover dacht, was voor hen volkomen irrelevant.”
Godsvrede?
“Een andere mythe is die van het succes van de zogeheten ‘godsvrede’. De socialistische partijen zouden unaniem met de oorlog hebben ingestemd, in ruil voor democratische verwezenlijkingen na de oorlog. Er was echter veel meer verzet binnen de socialistische rangen dan men uit de officiële geschiedschrijving leert. De top van de socialistische partijen ging in tegen een aanzienlijk deel van hun achterban.”
“De Groote Oorlog is ook veel meer dan de loopgraven in de Westhoek. Dat is er uiteraard een deel van, maar deze oorlog was overal bijzonder wreed. Wat hier gebeurde was – hoe tragisch ook – allesbehalve uitzonderlijk.”
“De adel en de hogere industriële burgerij sloten de godsvrede met de socialisten in de verwachting dat er van democratische verzuchtingen niets terecht zou komen. Een gelegenheid om verlangens van gewone mensen in de kiem te smoren. Een oorlog zou terug ‘discipline’ brengen.”
Waarom werd dit een Wereldoorlog?
“Bovendien was dit een koloniale oorlog, voor uitbreiding van eigen gebieden, voor toegang tot goedkope grondstoffen en goedkope arbeid, voor geld, voor macht. Hoe verklaar je anders dat dit een ‘wereldoorlog’ werd?”
“Geen enkel van de oorlogvoerende Europese landen was een democratie. Er was wel gedeeltelijk stemrecht, maar de parlementen hadden nauwelijks reële macht. Die lag bij de regering en de overheidsdiensten, die volledig in handen bleven van de adel en de hogere burgerij, in hoofdzaak Justitie en Defensie. In 1914 waren zowat alle topgeneraals nog leden van de adel. Dat die mensen ten oorlog zouden zijn getrokken voor vrijheid en democratie, is larie.”
“De economische elite van adel en hogere burgerij zag in nationalisme een vehikel om de bevolking mee te sleuren in deze oorlog. Die elite was zelf echter internationalistisch ingesteld. De hogere klassen van Londen en Parijs voelden zich meer verbonden met salons en recepties in Berlijn dan met het gepeupel in hun eigen steden.”
Hoe redeneerden machthebbers?
“Het was niet zo dat de massale slachtingen in de loopgraven een ’tragisch’ gevolg waren van verouderde militaire inzichten van de opperbevelhebbers. Het machinegeweer was al langer bekend, bijvoorbeeld tegen het nauwelijks bewapende verzet in de kolonies. De verliezen werden ingecalculeerd. De gevolgen voor de soldaten waren bij het uitdokteren van strategische plannen voor het opperbevel gewoon niet relevant.”
“De adel vereenzelvigde zich met de romantische ethiek van oorlogsvoering als een nobel ideaal. Oorlogen werden enkel gevoerd vanuit verheven motieven. Beschaving en dergelijke. Dat die oorlogen ondertussen enorme grondgebieden en grondstoffen in hun handen wierpen, was mooi meegenomen, maar toeval, een speling van het lot, de last van de blanke man. De hogere burgerij was daarover eerder nuchter. Hun fabrieken leverden de wapens. De overwinning zou hun de economische voordelen van de veroveringen geven.”
“Er zijn ook nog zoveel verhalen die in de traditionele geschiedschrijving niet voorkomen. Wie weet er bijvoorbeeld van de opstanden in Patagonië in Argentinië, die in navolging van de Russische Revolutie van 1917 door stakende arbeiders werden ingezet? Niet alleen in Europa zagen machthebbers zich na 1918 verplicht toch enkele minimale sociale eisen in te willigen, met het prille begin van sociale zekerheid.”
“Ook in landen als Chili en Argentinië zagen machthebbers zich verplicht dat te doen, uit angst dat het hele systeem – dat hen zo bevoordeelde – in elkaar zou stuiken. Wat de Russische Revolutie van 1917 uiteindelijk is geworden, is iets anders. Feit is dat deze Revolutie hier bij de elite het koude angstzweet deed uitbreken, wat hen na vier jaar uitputtende oorlog tot toegevingen bracht.”
Collectieve waanzin?
“Ik ga met dit boek ook in tegen de mythe van ‘de collectieve waanzin’, het idee dat de Groote Oorlog iets was dat ons overkwam, zoals een grote natuurramp, een epidemie. Dat ontslaat de historicus van de taak om schuldigen aan te wijzigen. Het gebeurde gewoon. Er hoeven dus ook geen lessen uit te worden getrokken voor latere oorlogen, zeker niet voor de oorlogen van vandaag.”
“Wat je uit de Groote Oorlog leert, is vandaag nog steeds van toepassing. Oorlogen worden gestreden om economische redenen. Altijd. De officieel gepropageerde redenen zijn nooit de echte.”
“Heb ik dit boek geschreven met een ideologische bril op? Natuurlijk! Dat heb ik gemeen met alle historici. Het enige verschil is dat ik voor mijn visie uitkom. Neutrale geschiedschrijving is fictie. Neutraal betekent ook dat je het standpunt weergeeft van de overwinnaar, van de sterkste, van de leiders, van de ‘persoonlijkheden’. Klassieke geschiedschrijving gaat over veldslagen, koningen, keizers, generaals. De gewone mens dient enkel de statistieken.”
“De Groote Oorlog is in feite nooit geëindigd. Wat vandaag in Irak, Libië, Syrië en Afghanistan gebeurt, is de voortzetting van de eeuwige strijd voor macht, rijkdom, grondstoffen. Het enige dat is veranderd, is de vorm, de technologie. Oorlogen zijn een zaak van economische elites, zij nemen de beslissingen, maar dragen nooit de gevolgen. Dat moeten ‘anderen’ doen. Wie die ‘anderen’ waren en wat die van de Groote Oorlog dachten, daar gaat mijn boek over.”
Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.