‘Capital in the Twenty-First Century’ wordt bejubeld, bekritiseerd, gedemoniseerd en opgehemeld. Wordt dit het nieuwe standaardwerk over het kapitalisme of de hype die iedereen in zijn boekenkast wil maar nooit (helemaal) zal lezen? Dit is zeker een degelijk boek, maar geen nieuw ‘Das Kapital’.
Het overweldigende succes van Capital in the Twenty-First Century is verbazend. Het boek verscheen in originele Franse versie reeds vorig jaar. In Frankrijk werd het wel een succes, maar geen hype, zoals nu gebeurt met de Engelse vertaling.
Waar gaat dit over?
Econoom Thomas Piketty stelt zich drie vragen op de allereerste pagina van zijn boek:
- Is het inderdaad zo dat de dynamiek van accumulatie van privékapitaal onvermijdelijk leidt tot concentratie van de rijkdom in steeds minder handen, zoals Marx geloofde?
- Leiden de krachten van groei, concurrentie en technologische vooruitgang in latere ontwikkelingsfasen tot minder ongelijkheid en meer harmonie tussen de klassen?
- Wat weten we over de evolutie van rijkdom en inkomen sinds de achttiende eeuw en welke lessen kunnen we daaruit trekken voor deze (eenentwintigste) eeuw?
Om die vragen te beantwoorden verzamelde hij een enorme hoeveelheid gegevens van twintig landen over een periode van drie eeuwen. Nooit eerder werd een zo globale en zo ver in de tijd teruggaande studie verricht. Piketty zegt het zelf in zijn boek en dat klopt. Uiteindelijk blijkt het echter vooral om een studie te gaan van de economische geschiedenis van Frankrijk, Groot-Brittannië en de VS. Andere landen komen in zijn boek veel minder aan bod.
De eerste wet van het kapitalisme
De hoofdthesis van zijn boek is al meermaals aan bod gekomen in de media. Als het kapitalisme niet aan banden wordt gelegd, leidt dit systeem tot een steeds grotere concentratie van alle rijkdom in steeds minder handen. De wereld stevent volgens Piketty daarom af een niveau van inkomensongelijkheid zoals op het einde van de negentiende, begin twintigste eeuw.
Het komt hierop neer: rente r op kapitaal brengt altijd meer op dan investeren in de economie en rekenen op de groei g voor inkomen – zijn wet r > g – en leidt dus tot concentratie aan de top. De periode 1950-1980 na de Tweede Wereldoorlog was een uitzondering. Trage groei van slechts één procent, gecombineerd met stagnerende bevolkingscijfers, is de regel van het systeem. Die regel maakt inkomen uit werk (in al zijn vormen) altijd minder omvangrijk dan inkomen uit kapitaal (in al zijn vormen), wat uiteindelijk leidt tot een concentratie van alle welvaart bij de één procent, of de 0,1 procent. We glijden volgens Piketty dus terug naar een maatschappij van superrijke renteniers.
Voorbeelden zijn onder meer Liliane Bettencourt, de rijkste Franse burger, die zonder één dag in haar leven te werken steeds rijker werd. De rijkste Amerikaan Bill Gates heeft zijn oorspronkelijke fortuin dan wel vergaard als innoverend industrieel, maar heeft meer fortuin en rijkdom vergaard sinds hij niet meer werkt.
Het onderzoek
In zestien hoofdstukken, verdeeld over vier delen, met statistieken die teruggaan tot het begin achttiende eeuw, geeft Piketty de bewijzen voor zijn stelling. In het vierde deel ‘Regulating Capital in the Twenty-First Century’ komt hij met zijn voorstellen voor oplossingen. Die komen ruw samengevat neer op het volgende.
Alleen een supra-internationaal wereldwijd belastingssysteem kan en moet een belasting opleggen aan kapitaal, aan vermogen – niet aan de ‘winst op vermogen’ alleen, dat valt onder belastbare inkomens – maar een vaste taks op het vermogen zelf. Alleen zo kan een gevaarlijke afglijding naar negentiende-eeuwse toestanden worden vermeden, aldus Piketty.
Heel wat in dit boek bevestigt dingen waarvan de meesten onder ons instinctief al wel aanvoelden dat het in die richting ging. Piketty levert daar nu de wetenschappelijke bewijzen bij. Zijn boek geeft dus meer kracht aan de argumenten van de critici van het kapitalisme, of liever aan de critici van de uitwassen van het kapitalisme.
Dit is tegenover het dominante discours van de neoliberale krachten een grote verdienste van zijn werk. Tegelijk is dat de zwakte ervan. Piketty gelooft blijkbaar dat een menselijk, democratisch kapitalisme mogelijk is. Hoewel hij toegeeft dat zijn voorstellen om het kapitalisme te remediëren utopisch zijn – nooit uitvoerbaar in de reële wereld – gaat hij ervan uit dat het toch kan.
De kleine lettertjes
Iedereen weet dat in de kleine lettertjes de essentie staat en toch lezen de meesten ze niet. Ook bij Piketty blijkt dat zo. Een voor de kandidaat-lezer van zijn lijvige boek toch wel zeer belangrijke opmerking staat niet in het voorwoord of de inleiding, maar in de begeleidende nota helemaal achteraan bij de voetnoten: “Mijn doel bij het schrijven was om dit boek toegankelijk te maken voor mensen zonder speciale technische training, terwijl het boek in combinatie met de technische bijlage op internetbeantwoordt aan de vereisten van de specialisten van het domein.”
Voor mensen met een niet-economische academische opleiding in andere humane wetenschappen gaat dat nog enigszins. Voor een leek is dit echter loodzwaar. Dit is geen vlotte literatuur. Zonder nota’s te nemen, om onder meer de symbolen in de wiskundige formules te onthouden, is begrijpend lezen van dit boek geen evidentie. De gegevens zijn weliswaar verwerkt in bevatbare grafieken (en het aantal wiskundige formuleringen is redelijk beperkt), maar de hoeveelheid door de lezer te verwerken gegevens is zo groot, dat onthouden van de besluiten van de veelvuldige statistische landenvergelijkingen een wel zeer zware taak is voor de lezer.
Piketty is niet mals in zijn kritiek op vakgenoten. Die zouden zich te veel verbergen achter een pseudo-wetenschappelijk jargon, de schijn ophouden met wiskundige berekeningen die moeten verbergen dat heel wat gegevens geen exacte cijfers zijn, maar schattingen en soms gewoon nattevingerwerk. Toch bezondigt hij zich in zijn boek aan diezelfde gebreken.
Wat Piketty vergeet
Er zijn heel wat aspecten die de reële economie bepalen waar Piketty, net als veel van zijn beroepsgenoten, geen of nauwelijks rekening mee houdt. Zo zijn er de kosten van externe factoren zoals klimaatvervuiling. Vergaren van fortuinen was onder meer mogelijk omdat de externe factoren van hun economische bedrijvigheid, zoals leefmilieuvervuiling en de bijhorende gezondheidsproblemen van de bevolking, op de overheid werden afgewenteld.
Wat als de kostprijs van milieusanering in reële marktcijfer zou worden verrekend aan de betrokken bedrijven? De winstcijfers (en het daaruit verworven kapitaal) zouden er heel anders uitzien. Piketty houdt geen enkele rekening met de te verwachten kostprijs van de klimaatverandering.
Er is nog een olifant in de kamer waar Piketty niets over zegt. Wat met het enorme kapitaal dat door de georganiseerde misdaad wordt vergaard, welke rol speelt die in de economie van de eenentwintigste eeuw? Wat is de invloed van al dat witgewassen geld op de concentratie van rijkdom in de hoogste regionen van de maatschappij?
Vakbonden
Piketty begint zijn eerste hoofdstuk met een referentie naar de 34 doden in de Zuid-Afrikaanse Marikana-mijn op 26 augustus 2012, waarbij mijnwerkers betoogden tegen de Londense eigenaars van hun mijnen. Zij eisten een verdubbeling van hun loon van 500 naar 1000 euro. Na de slachtpartij werd hun loon met 75 euro opgetrokken. De concentratie van de rijkdom kon doorgaan.
Op enkele korte zijdelingse referenties na blijven verder sociale klassenstrijd, vakbonden, politieke partijen gebaseerd op arbeidersbewegingen volledig afwezig in dit lijvige boek, alsof die tijdens de historische periode die Piketty bespreekt geen rol van betekenis zouden hebben gespeeld.
Hebben die bewegingen dan niet gestreden tegen de concentratie van alle rijkdom in enkele handen (‘het grootkapitaal’)? Tot vandaag maken bedrijven en superrijken enorme winsten, niet zozeer door hun economische activiteit op zich, maar dankzij de symbiose van hun privé-eigendommen met het enorme repressie-apparaat van de overheid. Op welke manier denkt Piketty dat deze gewelddadige repressie zal blijven doorgaan in de eenentwintigste eeuw? Welke impact zal die repressie en het verzet ertegen hebben op het ‘kapitaal’?
Andere vragen, maar dan over het verleden en heden. Welke organisaties zijn ontstaan uit de sociale uitbuiting van het kapitalisme? Welke organisaties hebben steeds het hardst gestreden tegen sociale repressie? Welke organisaties verzetten zich tegen de excessieve lonen van topmanagers? Welke organisaties ijveren voor gezondheidszorg en pensioenen, de rijkdom van de gewone mens?
Heel af en toe wijst Piketty erop dat de terug toenemende ongelijkheid vanaf de jaren 1980 te wijten is aan ‘politieke verschuivingen, vooral wat betreft taxatie en financiering’. De opkomst van Thatcher en Reagan zou volgens hem alleen te wijten zijn aan de angst van de de VS en Groot-Brittannië dat de rest van de wereld hen aan het bijbenen was.
De VS blijkt in zijn analyse op gebied van belasting van inkomen niet zo erg te verschillen van Groot-Brittannië en Frankrijk. Piketty vergeet daarbij dat de overheid van de VS een veel groter deel van zijn inkomsten besteedt aan de grootste militaire industrie ter wereld, ten koste van een sociale welvaartsstaat. Dat militaire apparaat is nochtans even essentieel voor de instandhouding van het Amerikaanse kapitalisme als de aandelenkoersen van de bedrijven (of als de rentevoet van kapitaal). Dat systeem is de echte waarborg voor het instandhouden van de wet van het kapitalismer > g.
Daarmee kom ik op een ander gebrek van dit boek. Piketty bewijst zeer accuraat dat de wet van het kapitalisme r > g leidt tot concentratie van welvaart bij een steeds kleiner deel van de bevolking. Hij verklaart echter niet waarom dat zo is, waarom met andere woorden r altijd groter is dan g.
De VS geen kolonie?
Piketty is ook geen kenner van de geschiedenis van de VS. Volgens hem is de VS de enige van de grote economieën die zelf ooit een kolonie was en nooit een kolonisator is geworden is en zich kenmerkt door een enorme bevolkingstoename op nauwelijks twee eeuwen tijd. Voor de bewoners van Porto Rico, Hawaii en de Filipijnen is dat nieuws, net als voor de autochtone volkeren van Noord-Amerika.
In werkelijkheid waren slechts dertien van de vijftig huidige deelstaten van de VS ooit Britse kolonies. De rest van de huidige VS – zowat 80 procent van zijn huidige oppervlakte – werd verworven door koloniale verovering. De huidige VS was met andere woorden net zo goed een gewelddadig kolonisator als zijn concurrenten Frankrijk en Groot-Brittannië.
Bovendien gaat Piketty ervan uit dat de VS begon met slechts drie miljoen ‘ondernemende’ inwoners. Hij gelooft de Amerikaanse mythe van ‘het lege land’. De meest grondige studies van de autochtone volkeren in Noord-Amerika gaan er echter van uit, dat er bij de onafhankelijkheid van de VS tussen de twaalf en achttien miljoen ‘Indianen’ leefden in het grondgebied dat geleidelijk door de VS werd veroverd (zie o.a. American Holocaust.The Conquest of the New World van David E. Stannard).
BRICS
Piketty geeft een aantal argumenten waarom hij zich voor zijn analyse beperkt tot een twintigtal landen, waaronder de VS, Groot-Brittannië en Frankrijk als drie voornaamste. Noch de impact van de economie van de derdewereldlanden, noch van de BRICS-landen Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika vermeldt hij.
Last but not least, Piketty is geen tegenstander van het kapitalisme, integendeel. “Ik heb geen belangstelling in het afkeuren van ongelijkheid of kapitalisme per se – vooral omdat sociale ongelijkheden op zichzelf geen problemen zijn zolang ze maar gerechtvaardigd zijn, dat wil zeggen, zolang ze op een ‘gemeenschappelijk nut’ berusten.” Wat dat ‘gemeenschappelijk nut’ is, hoe dat wordt bepaald en vooral, door wie: daar spreekt de Franse econoom zich niet over uit.
De hogere middenklasse voelt zich bedreigd
Waarom dit boek zoveel succes heeft bij traditionele economen zoals Paul Krugman en zoveel weerklank krijgt in de traditionele media, heeft te maken met een bepaald deel van Piketty’s vaststellingen. De onderste helft van de bevolking heeft nooit toegang gehad tot de welvaart van het kapitalisme. De korte periode na de Tweede Wereldoorlog was een uitzondering op die regel (en dan nog alleen voor een beperkt deel van de wereld).
Piketty toont aan dat ook de middenklasse, zelfs de hoogste middenklasse, het slachtoffer wordt van de eerste wet van het kapitalisme r > g. De commentatoren van de media behoren zelf tot die maatschappelijke klasse en maken zich dus grote zorgen na het lezen van zijn boek. Dat verklaart ook zijn grote succes.
Voor de onderste helft van de bevolking staat in dit boek niets nieuws. Voor hen is het immers nooit anders geweest.
Toegankelijk
Piketty’s boek is zonder twijfel toegankelijker dan de doorsnee economische studie. Voor een geïnteresseerde leek blijft dit boek echter zwaar om lezen.
Een econoom die er veel beter in slaagt om economische theorie helder te brengen, is nog altijd de Koreaans-Britse econoom Ha-Joon Chang. ‘23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme‘ blijft een aanrader voor de leek die iets wil bijleren in een toegankelijk én aangenaam geschreven boek (de recensie van dit boek vind je hier). In juni 2014 verscheen van hem ook ‘Economie. De Gebruiksaanwijzing’. Dit is eveneens een zeer toegankelijk boek over economie, met een aantal rake observaties over het vak ‘economie’ en over ‘economen’.
Ha-Joon Chang’s andere boek Kicking Away The Ladder (‘de ladder wegschoppen’) is jammer genoeg niet vertaald, maar is in feite een voorbode van Piketty’s studie. Hij legt daarin uit hoe de ‘ontwikkelde landen’ vandaag remedies opleggen aan de ‘onderontwikkelde’ landen die ze zelf nooit hebben gevolgd en hoe ze op die manier hun geprivilegieerde positie in stand houden. Op dezelfde manier zorgen de rijkeren onder ons ervoor dat de rest van ons onderaan blijft.
Verdienste
De grote verdienste van dit boek is dat Piketty als allereerste een zo uitgebreid historisch onderzoek deed van maatschappelijke ongelijkheid in het kapitalistisch systeem. Zijn voorstel van een progressieve belasting op kapitaal – iets wat progressieve krachten al jaren propageren – wordt voor het eerst met diepgaand onderzoek onderbouwd.
Op het einde van de inleiding relativeert de auteur zichzelf. Hij kan uiteraard niet voorspellen hoe de economie er binnen honderd jaar zal uitzien. Dus schrijft Piketty: “Dit boek had logisch gesproken Capital at the Dawn of the Twenty-First Century (‘kapitaal bij het ochtendgloren van de eenentwingste eeuw’) moeten heten.” Dat zou inderdaad een correcte titel voor dit boek geweest zijn.
Dit is een verdienstelijk werk dat een opinie weergeeft en een klein deel van de oplossing aanreikt. Een nieuw Das Kapital is het niet, gewoon een degelijk boek, dat na het wegsterven van de hype zijn juiste plaats wel zal krijgen. De Nederlandstalige vertaling verscheen op 30 oktober 2014.
Dit is een recensie van de Engelstalige versie. Citaten zijn eigen vertalingen.
Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.