Vijf jaar geleden, op 12 januari 2010, werd Haïti getroffen door een zware aardbeving. Het straatarme land betaalde een vreselijke tol. Vijf jaar, miljarden dollars internationale steun en interventies later is het land verder dan ooit af van het pad naar menselijke waardigheid.
Zeventien democratische volksorganisaties in Haïti sloegen de handen in elkaar om een bilan op te maken van vijf jaar internationale steun aan de heropbouw van het land. Hun rapport is vernietigend (zie onder aan dit artikel). De internationale steun heeft in samenwerking met een zeer gewillige Haïtiaanse overheid aan de kern van de Haïtiaanse problemen zo goed als niets gedaan.
Positieve resultaten die wel werden bereikt, zijn bijna volledig te danken aan kleine lokale en buitenlandse ngo’s die tegen de stroom in gingen en met zeer beperkte middelen veranderingen wisten te verwezenlijken. Dit staat in schril contrast met de manier waarop de Haïtiaanse overheid en de grote internationale donoren zijn te werk gegaan. In hun rapport geven de zeventien Haïtiaanse organisaties volgend overzicht. Waarschuwing: dit is deprimerende literatuur.
Media
De voornaamste media in Haïti zijn de radiostations. De invloed van tv neemt toe in de steden, maar is haast onbestaand daarbuiten. Er zijn slechts één krant en een paar weekbladen, die in de steden worden gelezen. Haïtianen halen hun informatie dus vooral op de radio.
In de grote commerciële media komen armen en plattelandsbevolking zo goed als niet aan bod, tenzij op een denigrerende en neerbuigende manier. Hun stem wordt alleen gehoord in kleine lokale radiostations met beperkt bereik. Deze lokale pers heeft haast geen toegang tot informatiebronnen, die van nut kunnen zijn voor de bevolking. Die is dan ook slecht geïnformeerd over de heropbouw na de aardbeving.
In de grote commerciële media is vrijheid van meningsuiting een privilege van de hogere klasse, de overheid en de grote buitenlandse donoren. Na de aardbeving is de reeds aanzienlijke concentratie van de media nog toegenomen. In verkiezingsperiodes wordt het openbare debat in de media nog meer ingeperkt.
Economie
Landbouw, bosbouw en visserij – waar de gewone bevolking het meest baat bij heeft –zijn goed voor 25 procent van het bnp van Haïti. Toch krijgen deze sectoren samen gemiddeld slechts 0,16 procent van de economische kredieten van banken.
De Haïtiaanse overheid zet sinds de aardbeving niet in op de noden maar promoot exclusief luxetoerisme, waar de lokale bevolking niets aan heeft, investeert in onderaannemingen voor de assemblage van buitenlandse merken, in grootschalige exportlandbouw en in exploitatie van ruwe grondstoffen, eveneens voor export.
Bij gebrek aan binnenlandse infrastructuur en koelinstallaties ligt fruit van lokale boeren te rotten, terwijl dit een goedkope voedselbron is voor de arme bevolking. Alleen fruit bestemd voor export wordt gestockeerd en verpakt. Arbeiders in de exportfabrieken zijn zeer slecht betaald en werken in erbarmelijke omstandigheden. Vakbonden worden zwaar onderdrukt. Mensen worden massaal ontslagen en vervangen. Zowat in alle bedrijven is er seksueel geweld tegen de vrouwen die er werken en waar niet tegen wordt opgetreden.
Textielbedrijven voerden in 2013 producten uit naar de VS met een verkoopwaarde van 387,7 miljoen dollar. Daarvan werd 0,6 procent gemaakt met lokale Haïtiaanse grondstoffen. Volgens de overheid hebben internationale donoren sinds 2010 7,1 miljard dollar toegezegd voor hulp. Daarvan werd 1 procent toegewezen aan lokale Haïtiaanse organisaties.
Na de aardbeving heeft de internationale steun zwaar geïnvesteerd in bandwerk voor buitenlandse bedrijven. Het Caracol Industrial Park is daar een voorbeeld van. Het werd kort na de aardbeving in 2011 opgericht met steun van onder meer de Clinton Foundation en werd gebouwd op vruchtbare landbouwgrond, waarvoor lokale boeren werden onteigend.
In 2014 waren er van de vooropgestelde 60.000 banen 4156 ingevuld. Het gemiddelde dagloon is 150 gourdes (3,17 euro). De bedrijven op het industrieterrein moeten tot nu nul dollar belastingen betalen. De mijnbouwsector kan sinds de aardbeving met nog meer onverschrokkenheid exploitaties starten dan ervoor, zonder enige inspraak van de lokale bevolking.
De rechtstaat
Het gerechtsapparaat is nog grotendeels hetzelfde als onder de dictatuur van de Duvaliers en de daaropvolgende militaire junta’s. Op dit ogenblik kan dit apparaat de basismensenrechten in het land niet garanderen.
De administratie is incompetent en/of corrupt. Formele procedures worden enkel ingezet om rechtszaken tegen bedrijven en tegen leden van de economische elite uit te stellen. Misdaden tijdens de dictatuur en de militaire junta’s worden niet vervolgd evenmin als nieuwe schendingen van de mensenrechten. Er heerst complete straffeloosheid van politie en leger.
De aardbeving heeft de centrale macht nog verder versterkt, maar de macht van internationale donoren gaat nog verder dan die van de overheid. Er wordt enorm veel geld verspild door incompetentie, corruptie en straffeloosheid van de overheid.
Buitenlandse religieuze fundamentalisten, vooral uit de VS, vergiftigen het sociale klimaat nog meer door op te jutten tegen ‘goddeloze homoseksualiteit als echte oorzaak van de maatschappelijke problemen’.
Huisvestingsbeleid
De aardbeving van 2010 beschadigde 41 procent van alle woningen (915.000 huizen), in hoofdzaak minder stevige woningen van de armere bevolking. Zes procent van alle woningen (130.000) werd volledig vernietigd.
De grootste schade werd toegebracht in het westen van de hoofdstad Port-au-Prince, het epicentrum van de aardbeving. Zestig procent van alle huizen daar werd beschadigd, 12 procent werd volledig vernietigd. Tot vandaag is de sanitaire situatie er verschrikkelijk. Twee derde van de bevolking heeft geen toegang tot degelijke toiletten, tot vuilnisophaal of tot drinkbaar water. Op het platteland is dit zo voor de helft van de bevolking.
Hoofdoorzaak voor de barslechte huisvesting zijn echter niet natuurrampen, maar de schrijnende sociale ongelijkheid, met als gevolg de zware tol van de aardbeving door de zwakke constructie van de meeste woningen. Aan de gewoonte om bij gebrek aan materiaal wankele huizen te bouwen is niets veranderd.
De heropbouw is bijna volledig toegewezen aan machtige buitenlandse bedrijven. Haïtiaanse organisaties en kleine buitenlandse ngo’s, die in de volkswijken en op het platteland werken, moeten het met eigen middelen doen en krijgen nauwelijks fondsen van de internationale donoren.
Vijf jaar na de aardbeving leven nog steeds duizenden mensen in tenten in erbarmelijke omstandigheden, onder permanente dreiging van uitdrijving door grondeigenaars, onder meer om plaats te maken voor exportfabrieken. De bouw van voorlopige schuilplaatsen is endemisch corrupt. Eenmaal afgewerkt, wordt een deel van deze schuilplaatsen, toegewezen aan personen die er geen behoefte aan hebben of worden ze verhuurd.
Haïti in cijfers
In 2012, één jaar na de aardbeving, was 58,5 procent van de Haïtiaanse bevolking arm, op het platteland was dat 74,9 procent. De helft van de armen op het platteland is extreem arm, wat onder meer inhoudt dat zij niet toekomen aan één maaltijd per dag. Van alle Haïtianen met een baan verdient 60 procent minder dan het minimumloon en vrouwen verdienen nog 32 procent minder dan hun mannelijke collega’s. De rijkste 20 procent hebben 64 procent van het inkomen, de armste 20 procent zijn goed voor 1 procent.
Van alle kinderen onder de vijf jaar (dus geboren na de aardbeving) is 29 procent chronisch ondervoed, 22 procent van al deze kinderen lijdt aan beperkte of misvormde groei. Van de 48 bestaande hospitalen voor 2010 – toen reeds ontoereikend – zijn er nog elf in werking.
Het heeft vier jaar geduurd na het uitbreken van cholera voor een internationale donorconferentie samenkwam, die 50 miljoen dollar bijeenbracht van de benodigde 2,2 miljard. De epidemie werd nochtans van bij het begin beschouwd als de ergste in de recente wereldgeschiedenis. Vier jaar later is de ziekte nog steeds niet onder controle. In de eerste acht maanden van 2014 stierven nog 9.700 Haïtianen aan cholera.
Op het ogenblik heerst bovendien een politiek machtsvacuüm. Op 12 januari 2015 eindigt immers het mandaat van het huidige parlement, maar de regering blijft verkiezingen uitstellen. Van de ongeveer 140 Haïtiaanse gemeentes hebben er 130 niet-verkozen burgemeesters en besturen, benoemd door de centrale overheid.
Ooggetuige
Een van de coördinatoren van dit rapport is de Belg Joris Willems. Hij werkt in Haïti voor de koepelorganisatie Coordination Europe-Haiti waar onder meer de Belgische organisaties Broederlijk Delen, Entraide et Fraternité en Oxfam-Solidariteit deel van uitmaken.
“Zaken zoals die industriezone van Caracol zijn de natte droom van Amerikaanse bedrijven zoals WalMart. Die kunnen hun spotgoedkoop gefabriceerde producten belastingvrij uit Haïti invoeren, dankzij Amerikaanse wetten die dat toestaan. Zo moet Haïti concurreren met andere lageloonlanden zoals Honduras of Bangladesh. Ondertussen blijft de permanente dreiging met vertrek hangen. Dergelijke assemblagebedrijven kunnen van de ene op de andere dag verkassen.”
“Zelfs de Wereldbank – toch niet bepaald een progressieve organisatie – is het met deze analyse eens. Er wordt niets geproduceerd voor de eigen nationale markt. Wat hier gebeurt is moderne slavernij.”
Duurzame voedselproductie
Volgens hem mag deze harde analyse niet doen vergeten dat er wel degelijk ook vooruitgang is, die in hoofdzaak door lokale en kleine buitenlandse ngo’s wordt gedragen.
“Een mogelijke oplossing is duurzame voedselproductie. De EU doet daar nu wel meer aan. Voedselzekerheid is voor de EU een prioriteit. Het probleem is telkens weer dat Haïtiaanse organisaties van al dat geld uitgesloten blijven, terwijl net zij de beste resultaten behalen. Dat gaat echter in tegen de economische visie die achter grootschalige landbouw en exportproductie schuil gaat.”
“Wat er ook moet gebeuren, is meer aandacht voor wat er met het geld van de solidariteitsacties in België is gedaan. Anders is het risico groot dat de mensen dit verwarren met de manier waarop de grote internationale donoren hier te werk gaan. Dat wordt dan op één hoop gegooid.”
“De onverschilligheid van de bevolking tegenover de politieke overheid is zeer groot. De mensen geloven niet in een oplossing via verkiezingen. Heel weinig Haïtianen gaan nog stemmen.”
Alternatieve aanpak
De organisaties die deze analyse opstelden, formuleerden ook een aantal voorstellen, zoals een wet voor de media, steunprojecten gericht op kleinschalige landbouw voor plaatselijke consumptie, alternatief toerisme, een hervorming van het justitieapparaat, de oprichting van een ministerie voor huisvesting en een wetgeving op de ruimtelijke ordening, een verbod op verdere huisuitzettingen, specifieke steun voor vrouwen en gehandicapten…
Joris Willems: “Die voorstellen zijn nog zeer algemeen, in feite wat ieder mens met gezond verstand zou voorstellen. Voor dit rapport hebben we ons vooral op analyse toegespitst. We vonden dat, alvorens men kan beginnen aan een andere aanpak, de mensen eerst goed geïnformeerd moeten zijn over hoe het hier nu aan toe gaat.”
Gesaboteerd
Haïti was ooit de allereerste slavenkolonie die zichzelf in 1804 bevrijdde van zijn (Franse) heersers. Daarvoor werd het land onder meer ‘beloond’ met een jarenlange economische blokkade, die werd beëindigd met het ondergaan van een enorme ‘schuld’ voor het ‘stelen van Franse eigendommen’ in eigen land. Deze ‘schuld’ diende het arme land nog af te betalen tot 1947.
Pogingen tot werkelijke democratie na de val van de Duvaliers werden systematisch gesaboteerd, voornamelijk door de VS, Canada en Frankrijk met ruime hulp van meerdere EU-lidstaten.
Voor een historisch overzicht van de geschiedenis van Haïti sinds de onafhankelijkheid van 1804, zie ‘Geef Haïti niet op! De Haïtianen doen dat ook niet‘ en de artikels die onder dit artikel worden vermeld.
Men hoort steun aan een land niet te beoordelen op basis van de intentieverklaringen maar op basis van zijn resultaten. Die zijn rampzalig. Haïti is verder weg dan ooit.
Bijlages
Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.