Op 24 april 2013 vielen 1.129 doden bij de instorting van een kledingatelier in Bangladesh. Even was er grote aandacht voor de gruwelijke uitbuiting in de sector van de merkenkledij. Sindsdien is er echter bitter weinig veranderd, zo blijkt uit een rapport over de toestand in Cambodja, nog een land waar deze misstoestanden blijven voortbestaan.
In haar rapport van 12 maart 2015 Work Faster or Get Out’: Labor Rights Abuses in Cambodia’s Garment Industry (Werk Sneller of Trap het Af) klaagt de mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch (HRW) het complete gebrek aan bescherming van werknemers in de kledingsector in Cambodja aan.
De voor het overgrote deel vrouwelijke arbeidsters moeten onbetaalde overuren presteren, worden ontslagen bij zwangerschap en elke poging tot vakbondsactiviteit in de bedrijven wordt systematisch onderdrukt. Vrouwen vallen voortdurend in zwijm door uitputting, dehydratatie en/of oververhitting in de afgesloten ateliers.
Zwangerschapsverlof en andere sociale voordelen, die wettelijk verplicht zijn, worden massaal genegeerd. De arbeidsters krijgen voortdurend opeenvolgende korte tijdelijke contracten. De bedrijven werken ook systematisch met subcontractanten, die de band met de betrokken kledingmerken verdoezelen. Wettelijk voorziene rustperiodes worden niet toegekend. De arbeidsters kunnen niet naar het toilet, wat ziekteproblemen zoals blaasontsteking veroorzaakt. Ze mogen ook niet drinken of eten tijdens het werk. In 11 fabrieken werd zelfs kinderarbeid vastgesteld.
Na een aantal vakbondsacties om deze toestanden aan te klagen, heeft de Cambodjaanse overheid beslist om de registratie van vakbonden en hun erkenningsprocedure nog meer te bemoeilijken. De overheid en de betrokken kledingmerken doen zelf nauwelijks enige moeite om die mistoestanden te verhelpen.
Bestaande wetgeving wordt niet afgedwongen en er wordt nauwelijks controle uitgevoerd door de betrokken overheden. Volgens Aruna Kashyap, woordvoerdster van HRW in Cambodja, gaat het over wereldbekende merken. “Die hebben heel wat invloed, die ze zouden kunnen aanwenden om deze misbruiken aan te pakken. Dat doen ze echter niet.”
HRW interviewde voor dit rapport 340 personen in 73 fabrieken in de hoofdstad Pnom Penh, evenals vakbondsleiders, overheidspersoneel en advocaten. Ongeveer 200 internationale kledingmerken zijn actief in Cambodja, waaronder Adidas, Armani, Gap, H&M, Joe Fresh, en Marks and Spencer. De Internationale Arbeidsorganisatie ILO heeft hen opgeroepen hun verantwoordelijkheid te nemen.
Adidas en H&M hebben in 2014 hun lijst van fabrieken bekendgemaakt. Marks & Spencer heeft beloofd dat vanaf 2016 te doen. Adidas heeft aangekondigd klokkenluiders in haar bedrijven te zullen beschermen. Tot nog toe hebben die beperkte toezeggingen echter niets aan de realiteit veranderd. De grote merken weigeren immers een volledige sociale verantwoordelijkheid voor hun volledige productieketen te aanvaarden.
Bronnen:
- Work Faster or Get Out’: Labor Rights Abuses in Cambodia’s Garment Industry
- Cambodia and big brands fail to tackle garment worker abuse: researchers
Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.