‘De nieuwsfabriek’, schuchtere aanzet tot mediakritiek

De nieuwsfabriek van Rob Wijnberg

FacebooktwitterFacebooktwitter

‘De nieuwsfabriek’ van Rob Wijnberg is een vlot geschreven overzicht van de pijnpunten van de hedendaagse informatieverspreiding door de massamedia. Informatief en overzichtelijk maar ook te vrijblijvend. Wijnberg heeft potentieel om beter te kunnen. Daarvoor moet hij wel weg van de snelle ‘waan van de dag’.

Een filosoof wordt journalist

Rob Wijnberg (1982), Nederlander, filosoof van opleiding, begon zijn loopbaan in 2001 met een column in de krant De Telegraaf.  Een essay van zijn hand in De Groene Amsterdammer Waarom het de jeugd niet meer kan boeiuh werd de basis voor zijn eerste boek Boeiuh – Het stille protest van de jeugd (2007). Wat later verscheen ‘In Dubio – Vrijheid van meningsuiting als het recht om te twijfelen’ (2008).

Zijn wekelijkse essays sinds 2007 op nrc.next, de website van de krant NRC Handelsblad, werden gebundeld in Nietzsche en Kant lezen de krant (2009). Later verschenen nog Dus ik ben (2010) en En mijn tafelheer is Plato (2010). De nieuwsfabriek is zijn laatste boek, dit jaar verschenen.

Jong en ervaren

Wijnberg is een productief schrijver met een voor zijn jonge leeftijd reeds ruime ervaring in het Nederlandse medialandschap. Hij heeft dan ook al wat watertjes doorzwommen. Voor de lezer die minder bekend is met de media van onze noorderburen: De Telegraaf, denk Het Nieuwsblad maar nog platter. De Groene Amsterdammer is een weekblad dat zijn gelijke niet kent in België, met degelijke artikels over de Nederlandse politiek geschreven vanuit een progressieve maatschappijvisie.

NRC Handelsblad is één van de kwaliteitskranten, vergelijkbaar met De Standaard, eveneens conservatief maar wel degelijker dan zijn Belgische evenknie. Beide kranten werken ook samen. De huidige hoofdredacteur van NRC Handelsblad is sinds september 2010 de Vlaming Peter Vandermeersch, tot dan hoofdredacteur bij De Standaard.

Nieuws dat niet ‘nieuw’ is

Wijnberg weet waarover het gaat. ‘Nieuws’ heeft niet langer iets te maken met het bieden van informatie waar de lezer/kijker/luisteraar iets mee aan kan, bijvoorbeeld om een idee te krijgen van wat er in de nabije en verre wereld gaande is, waarom dat zo is en wat hij/zij daar al dan niet aan kan doen.

De boekcover (zie hierboven) vat het goed samen: “De bedoeling is om burgers permanent gebiologeerd te houden met spectaculaire, vermakelijke of anderzins aandachttrekkende berichten, niet om inzicht te kweken in de wereld om ons heen.” Dit boek verzamelt heel wat rake observaties over de media en over wat nieuws in de praktijk is.

Enkele citaten uit het eerste hoofdstuk ‘Over de journalistiek als aandachtseconomie’:“De belangrijkste tekortkoming is dat nieuws … altijd gaat over uitzonderingen. Incidenten, ongeregelheden, uitglijders, ongelukken, ongevallen, tegenslagen, fouten: dat is nieuws … Wie denkt dat de politici corrupte, onheus declarerende zakkenvullers zijn, is incidenten gaan aanzien voor de regel … nieuws is conservatief … zoomt in op ‘moreel verval’, ’toenemende agressie’, ‘groeiende problemen’ … de misschien wel vreemdste tekortkoming van het nieuws is dat het vaak helemaal niet nieuw is … voor journalisten is het doodnormaal maar voor een buitenstaander zal het een enorme verrassing zijn te horen hoeveel tijd er in redactievergaderingen wordt gespendeerd aan het bespreken van nieuws uit andere media … nieuws heeft de ingebakken neiging om bestaande (voor) oordelen te bevestigen en conventionele wijsheden te herkauwen …

Angelsaksische analyse

De titels van de volgende hoofdstukken geven een goed idee waar het verder over gaat: ‘Over infotainment en slapstickjournalistiek’, ‘Over instantmeningen, opiniedwang en schandpaaljournalistiek’, ‘Over ontknopingsdrang, visieloosheid en soundbytejournalistiek’ en ten slotte ‘Over vooruitgangsblindheid en het ontstaan van mediamythes’.

Wijnberg past duidelijk in de Angelsaksische analytische traditie. Hier geen oeverloos geleuter zoals we gewoon zijn van Franse auteurs, maar korte, krachtige analyse. Zo heeft hij ondermeer een goed inzicht in de ideologische impact van zogenaamde objectiviteit. Het theoretisch ideaal van de onpartijdige neutrale journalist blijkt immers een mythe te zijn.

De auteur gelooft toch oprecht in de goede bedoelingen van die gemiddelde journalist.“Alleen, daar zie je maar weinig van terug in de kranten, journaals en talkshows die ze produceren.” Wijnberg leest heel vlot. Aanvankelijk laat je je dan ook gewillig meesleuren door de talloze observaties en rake opmerkingen over het mediacircus. Ook de economische drive achter de media-industrie ontsnapt niet aan Wijnberg’s aandacht.

Jammer genoeg wordt die vlotte, observerende taal tijdens het lezen ook de zwakte van dit boek. Wie eens op een rijtje wil hebben wat er allemaal schort in hedendaags medialand, komt hier ruim aan zijn trekken. Voor wie dit de eerste kennismaking is met mediakritiek in boekvorm is het zelfs een leerrijke introductie.

Het boek blijft echter beperkt tot een lange lijst van gedachtenstreepjes, een beetje zoals de citaten die ik hierboven al heb vernoemd. Wijnberg’s mediakritiek kan je vergelijken met die van Guardian-journalist Nick Davies in zijn boek Flat Earth News (zie onze recensie van de Nederlandse vertaling ‘Gebakken lucht’). Daarin geeft Davies een overzicht van wat er volgens hem allemaal scheef loopt in de Britse media. Wie met het boek van Wijnberg op zijn honger blijft, kan beter daar terecht. Davies is echt wel veel grondiger.

Het is al ooit veel beter gedaan

Wijnberg stelt uiteindelijk geen fundamentele vragen. In de epiloog probeert hij kritiek al bij voorbaat te weerleggen, onder andere met deze stellingname: “Tot slot zal vermoedelijk als vierde punt van kritiek te berde wordt (sic) gebracht: Rob Wijnberg weet goed hoe het niet moet, maar vertelt niet hoe het wel moet.” Goed geprobeerd, maar niet bijster sterk, want Wijnberg … weet inderdaad niet hoe het wel moet.

Hij geeft in een teleurstellend korte epiloog een aanzet die niet overtuigt. Het idee om van de abonnee een aandeelhouder te maken is goed maar verdient een grondigere verdediging. Ook zijn voorstel voor meer onafhankelijkheid van advertenties als bron van inkomsten is te vrijblijvend.

Zijn voorstel om naar meer journalistieke idealen te streven en ‘geen politieke ideologie’ zal de commerciële media als muziek in de oren klinken. Door dit streven te laten afhangen van de persoonlijke wilskracht van de individuele journalist is dit immers bij voorbaat een doodgeboren kind.

De structurele oorzaken van de mediacrisis, daar gaat het over

Informatie is een product, koopwaar en geen fundamenteel mensenrecht. Daar schort het schoentje. Wie tot de kern van het probleem wil doordringen is nog altijd het best af met Manufacturing Consent: The Political Economy of the Mass Media (1988) van Edward Herman en Noam Chomsky.

Wijnberg vermeldt het boek even (en maakt de veel voorkomende fout het propagandamodel in dit boek toe te schrijven aan Chomsky terwijl het boek heel duidelijk maakt dat dit van Edward Herman komt), maar gaat er net als Nick Davies niet verder op in (zie daarover ook dit artikel).

Je krijgt dus van Wijnberg geen analyse van de eigendomsstructuren van de Nederlandse media, geen idee van de impact van publiciteit als bron van inkomsten, de ideologische filter van persagentschappen, bedrijfsinformatie en overheidspublicaties als exclusieve bron van informatie, de ideologische filters van de oorlog tegen het terrorisme (dat per definitie alleen bestaat als het tegen ons in gericht) …

Er is wel degelijk nood aan jonge degelijke mediacritici. Ben Bagdikian, Robert McChesney, Alex Carey, Noam Chomsky, Studs Terkel, Howard Zinn, I.F. Stone, Georges Seldes … het zijn naast Engelstalige mannen ook allemaal oude of overleden persoonlijkheden.

In de VS heb je wel enkele degelijke organisaties zoals Fairness and Accuracy in Reporting en in Groot-Brittannië Medialens (een tweemansteam dat zich concentreert op analyse van de ideologische filters in het nieuws van The Guardian en de BBC).

Rob Wijnberg heeft zeker het potentieel om dat ook te kunnen. Dan zal hij echter beter moeten doen dan met dit boekje en zijn schrijftalent onderbouwen met degelijk en diepgaand onderzoek. Dat vergt wel meer tijd, weg van de ‘waan van de dag’ … zoals Wijnberg zelf al aangeeft.

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.