Griekenland heeft weliswaar nog even uitstel gekregen, maar de ultieme eisen van de Eurogroep zijn duidelijk: geen structurele hervormingen en exclusief inzetten op sociale inleveringen, terwijl de Griekse één procent ongemoeid wordt gelaten. Het hervormingsplan van de Griekse regering biedt nochtans betere vooruitzichten, voor iedereen.
Griekenland krijgt nog uitstel van betaling tot eind juni. Dat is de dag dat het globale akkoord van begin 2015 afloopt. De Griekse regering stelt daarmee dat ze slechts leningen wil afbetalen wanneer ze zich heeft op toekomstige steunmaatregelen.
Het hervormingsplan dat Griekenland al maanden verdedigt, herbergt een aantal structurele fiscale hervormingen die belangrijke nieuwe inkomsten kunnen genereren. Dat plan omvat:
- een onafhankelijke belastingdienst;
- redelijke, primaire begrotingsoverschotten1;
- een verstandig en ambitieus privatiseringsprogramma, gecombineerd met een agentschap voor ontwikkeling dat openbaar bezit gebruikt om investeringsstromen te creëren;
- onvervalste pensioenhervormingen voor een duurzaam sociaal zekerheidssysteem;
- liberalisering van de markten voor goederen en diensten, enzovoort.
Bij elke onderhandelingsronde van de voorbije maanden werd dit voorstel verder gedetailleerd door de Griekse onderhandelaars. Het botste steeds op een njet. De Eurogroep blijft aandringen op louter sociale inleveringen, verlaging van de pensioenen (1,8 miljard euro) en de lonen, versoepeling van het arbeidsrecht. Dat houdt onder meer in dat het voor bedrijven gemakkelijker moet worden om werknemers te ontslaan.
Het ontslagrecht is in Griekenland al veel beperkter dan in westelijk Europa. De Eurogroep wil nog verder gaan. Bovendien wil ze af van het systeem van collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO’s). Dat zegt de Eurogroep niet met zoveel woorden, maar met de voorwaarden die ze stelt komt het er wel op neer.
Ontmanteling van de sociale bescherming
De Eurogroep focust fiscaal bijna uitsluitend op het verhogen van indirecte belastingen (BTW), waardoor onder meer elektriciteit en geneesmiddelen duurder gaan worden. Dat is een prijsverhoging die alleen de minder welvarende Grieken raakt.
Alle privatiseringen die gepland zijn moeten van de Eurogroep gewoon doorgaan, ook al heeft Syriza meermaal gesteld dat heel wat van die privatiseringen gebeuren op basis van een zware onderschatting van de waarde van de betrokken overheidsbezittingen, zoals de zeehaven van Piraeus.
Theoretisch zou dit alles de bedrijven de kans geven zich soepeler aan te passen aan de veranderende omstandigheden. Het zou dan ook makkelijker worden om mensen deeltijds aan te werven. Dat idee wordt echter nergens in de praktijk bevestigd. Soepele sociale regels zijn een eufemisme voor ontmanteling van de sociale bescherming.
Soepel ontslagrecht gaat over veel meer dan personen die ontslagen worden. Het zet een enorme druk op hen die wel nog werken, op hun lonen en op hun arbeidsvoorwaarden. Door deze eisen zo hard te stellen, valt de Eurogroep rechtstreeks de verkiezingsbeloftes aan waarmee Syriza de verkiezingen van 25 januari 2015 gewonnen heeft.
Waarom deze halsstarrige houding?
Eerst en vooral zijn de actoren van de Eurogroep (minister, leden van de Europese Commissie en hun respectievelijke adviseurs en ambtenaren) overtuigd van het neoliberale dogma dat overheden geen taak hebben in de economie en liefst zo klein mogelijk moeten worden gehouden. Alleen de privé-sector kan volgens hen de economie aanzwengelen.
De Eurogroep lijdt aan een tunnelvisie die het onmogelijk maakt in te zien dat haar aanpak na meer dan zes jaar economische crisis niet werkt en dat de situatie door het huidige beleid alleen maar erger wordt. De eigen prognoses worden voortdurend door de feiten tegengesproken. Het mag niet baten. Besparen is voor hen de enige boodschap,no matter what. Besparingen moet je daarbij uitsluitend begrijpen als sociale inleveringen.
Dat betekent niet dat de Eurogroep geen oog heeft voor de politieke verschuivingen, vooral in de zwaarst getroffen landen. Hun antwoord daarop is eenvoudig: meer van hetzelfde. Er zit achter deze halsstarrigheid ook een politieke agenda op korte termijn. Het succes van een linkse partij als Syriza is de Eurogroep immers een doorn in het oog.
De Eurogroep wil absoluut vermijden dat de Griekse regering van Syriza uit de onderhandelingen zou komen met een kleine overwinning, zelfs als die symbolisch zou zijn. Deze regering tot een volledige knieval dwingen is bovendien nodig om een boodschap te zenden aan de potentiële kiezers van Podemos in Spanje: ‘Het maakt niet uit hoe jullie stemmen, ons programma zal onverminderd doorgaan.’
Het idee dat een land er zou in slagen om succesvol te besparen door de belastingen voor de hoge inkomens en de bedrijven te verhogen zonder sociale inleveringen, is voor de Eurogroep een absoluut te vermijden precedent. Te veel Europese burgers zouden uit een dergelijk succes inspiratie halen om andere politieke keuzes op te eisen en in feite de huidige ideologische constructie van de EU in vraag te stellen.
Uitholling van de parlementaire democratie
Ooit ontstonden parlementen als adviesorganen van koningen en keizers om te bepalen wat de staatsleider zou mogen doen met het belastinggeld van handelsburgerij (in de Kamer, het Lager Huis) en de adel (in de Senaat, het Hoger Huis). Die instellingen werden in de loop van de negentiende en twintigste eeuw geleidelijk gedemocratiseerd door de veralgemening van het stemrecht.
Vandaag is (althans in theorie) de goedkeuring van het overheidsbudget de voornaamste parlementaire taak en bevoegdheid. Het overheidsbudget is meer dan alleen cijfers. Het legt de prioriteiten vast, hoeveel voor onderwijs en sociale voorzieningen, hoeveel voor defensie, hoeveel voor subsidies aan bedrijven. Dat zijn politieke keuzes die een bevolking het recht en de kans biedt om zelf vorm te geven aan de eigen maatschappij, waar economie een middel is, geen doel.
Het huidig beleid van de EU is er daarentegen op gericht die parlementaire soevereiniteit uit te hollen. De democratische bevoegdheid om eigen keuzes te maken in het spenderen van overheidsgeld wordt de facto overgeheveld naar supranationale organen die – het zwakke Europese Parlement ten spijt – geen verantwoording afleggen aan de Europese kiezers.
Het huidige beleid van de EU komt er bijgevolg op neer dat verkiezingen irrelevant worden. Regeringen worden financieel gebonden aan ‘akkoorden’ en ‘hervormingen’. De wil van de kiezer die het daar niet mee eens is, kan op die manier gewoon genegeerd worden. Het komt erop neer dat de Europese kiezer volledig vrij de volksvertegenwoordigers mogen aanduiden, die de reeds vastliggende plannen van de EU zullen uitvoeren – plannen waarover geen enkele inspraak mogelijk is.
Dit gaat over het wezen zelf van de democratie. Wat voor het ogenblik met Griekenland aan het gebeuren is, gaat ons allen aan.
1 Het primair overschot (primary surplus) betekent in het algemeen een situatie waarbij de inkomsten hoger liggen dan de uitgaven op jaarbasis. Dat overschot kan gebruikt worden voor investeringen, aflossen van schulden, sociale meeruitgaven, bijzondere grote aankopen door de overheid, enz. Dat is in theorie een politieke beslissing van de betrokken staat. In het geval van Griekenland verplicht de EU echter om dat bedrag volledig te besteden aan schuldaflossing. Dat overschot op de begroting wordt bovendien behaald door enorme besparingen in de overheidssector, zonder dat dit de economische bedrijvigheid ten goede komt. Wanneer de Griekse regering dus pleit voor een lager primair overschot, voor een begroting in evenwicht of een klein deficit, wil ze dat om onder meer terug sociale bescherming te kunnen geven aan haar arme bevolking.
Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.