De Palestijns-Amerikaans schrijfster Susan Abulhawa brak in 2010 door met het boek ‘Ochtend in Jenin’, dat een onverwacht groot succes kende en de wereld liet kennis maken met Palestijnen in hun gewone alledaagse leven. Zopas verscheen haar tweede boek ‘Het Blauw tussen hemel en zee’. DeWereldMorgen.be ontmoette haar in Antwerpen.
“Mijn ambitie is altijd geweest boeken te schrijven over mensen, gewone mensen, niet over politiek. Dat betekent dat ik schrijf over de mensen en het volk dat ik ken en waar ik deel van uitmaak. Dat zijn de Palestijnen. Ik begrijp dat veel mensen mij daarom politiek willen plaatsen, maar daar doe ik het dus niet voor.”
“Ik wil over mensen vertellen: hun leven, hun karakter, wat hen drijft, over hoe ze evolueren, ontwikkelen, met elkaar omgaan. Daar praat ik graag over. Ik wil de politieke context zeker niet negeren, ik wil alleen niet dat dat het enige zou zijn waar we het over hebben.”
“Het succes is voor mij eigenlijk redelijk onverwacht gekomen. Ik ben van opleiding bioloog en schreef voor wetenschappelijke tijdschriften, maar ik ben in 2002 zonder werk gevallen. Het was de periode van de slachtpartij in Jenin1. Dat was een zeer emotionele periode voor me. Ik was nog maar pas in Jenin geweest, bij familie en vrienden en 9/11 was nog niet zo lang geleden2.”
“Ik zat doelloos thuis en begon wat bedenkingen neer te schrijven over het leven in Jenin, over de mensen daar. Dat bleef ik maar doen tot ik vaststelde dat ik in feite een boek aan het schrijven was. De karakters in mijn eerste boek ‘Ochtend in Jenin’ ontstonden zeker niet uit mijn fantasie, mijn verbeelding. Dat talent heb ik niet.”
“Ik voel me alleen thuis als ik schrijf over wat ik zelf goed begrijp, niet noodzakelijk iets dat ik zelf heb meegemaakt, maar wel dingen waar ik me mee kan vereenzelvigen: de landschappen, de karakters, de feitjes die gebeuren in een mensenleven, mijn verlangens, mijn ideeën, mijn dromen.”
“Heel wat van wat ik schrijf is uiteraard gebaseerd op mijn eigen levenservaring. Mijn ouders zijn in 1967 gevlucht uit Palestina, eerst naar Koeweit, waar ik in 1970 geboren ben. Ik kon alleen terugkomen naar Oost-Jeruzalem, waar ik in een internaat naar school ging, tot mijn dertiende. Daarna verhuisde ik met mijn ouders naar de VS.”
“Natuurlijk zitten er in beide boeken autobiografische elementen, zoals het hoofdstuk over het weeshuis in Jenin in ‘Ochtend in Jenin’. In mijn tweede boek ‘Het blauw tussen de hemel en de zee’ is er het centrale personage Noer, die bij pleegouders opgroeide in de VS. Dat gaat deels terug op mijn eigen jeugd daar. Er zitten ook aspecten van mijn grootmoeder in een aantal personages. De personages zijn deels wel gebaseerd op mensen die ik ken, maar voor het grootste deel heb ik ze toch zelf uitgevonden.”
“Ik wilde echte mensen laten zien, zeker geen engeltjes. De vrouwen in mijn verhalen zijn niet alleen maar lieve moeders en echtgenotes. Een aantal onder hen zijn zelfs redelijk vuilgebekt en roddelen er op los. Wie bedriegt zijn partner, wie zit op zijn luie kont te niksen, wie denkt dat ze beter is dan een ander… Weet je, de dingen waar gewone mensen over roddelen.”
“Wat ik ook niet wou is Palestijnen romantiseren. Waar ik een afkeer van heb is die stereotypering die je telkens weer tegen komt wanneer anderen het over ons hebben. Het lijkt dan wel of er maar twee soorten Palestijnen bestaan. Je ziet dan enerzijds irrationele, maniakale, bloeddorstige terroristen of anderzijds arme, hulpeloze meelijwekkende slachtoffers bovenop hun ruïnes. De enen hoor je te verachten, met de anderen hoor je medelijden te hebben.”
“Geen van die twee stereotypen staat model voor de Palestijnse gemeenschap die ik ken. De Palestijnse maatschappij is zeer verscheiden, gaat zeer ver terug in de geschiedenis, heeft een immens rijke cultuur, met een overvloed aan facetten die in de media compleet onderbelicht blijven.”
“Er vallen over de Palestijnen zoveel boeiende dingen te vertellen. Zij zijn zoals mensen overal op aarde. Bij hun leven horen dus ook zeer saaie, alledaagse, routineuze dingen, zoals dat geroddel. In de media zie je de beelden van Palestijnen die wachten tot de stroom terug aanslaat om te kunnen overleven. Ik vertel echter over vrouwen die wachten op de elektriciteit om naar soapopera’s te kijken, om te koken, om bijeen te komen voor thee, om te roddelen, om gewone en banale dingen te doen.”
“Ik geloof dat mensen waar ook ter wereld, hoe precair hun situatie ook mag zijn, altijd streven naar het instandhouden van een normaal leven, hoe saai en voorspelbaar dat ook is. Hun levens zijn vol van kleine verhalen. Dat is wat ik doe, daar wil ik over schrijven op een manier die geloofwaardig overkomt. Daar wil ik ook aan trouw blijven in mijn volgende boeken. Het gaat niet over de politiek, over het conflict, het gaat over mensen, over meerdere generaties heen.”
“Ik ben blij dat ik een breed publiek bereik met mijn boeken. Ik kies ervoor om verhalen te vertellen over mijn volk en hen voor te stellen als gewone mensen waar iedereen zich mee kan identificeren. De politieke omgeving is natuurlijk een deel van hun leefwereld, maar dat is slechts de achtergrond van het decor. Dat decor is de Westelijke Jordaanoever in Ochtend in Jenin en Gaza in Het blauw tussen de hemel en de zee. Dat was wel een bewuste keuze.”
“Het tweede boek begon eigenlijk heel anders dan wat het nu geworden is. Het ging eerst alleen over Khaled, de jongen met het locked-in-syndroom. Oorspronkelijk ging het ook niet over een aantal generaties maar alleen over hem. Geleidelijk begon ik dan ook de verhalen van de vele vrouwen rond hem, die voor hem zorgden, uit te breiden. Khaled bleef wel het centrum van het verhaal waar alles omheen draait.”
“In mijn tweede boek zit ook een nieuw element, dat van de djinn, de kwade geest. Dat komt ook uit mijn eigen levenservaring. Mijn grootmoeder was zeer bijgelovig. Dat idee van een andere wereld met geesten en demonen was een deel van mijn jeugd. De mensen waar ik mee opgroeide geloofden daar echt in. In het boek komen scènes voor die me terugbrengen naar mijn eigen jeugd. Als ik stout was, verwenste mijn grootmoeder me met de djinn, die zou me komen halen. Al die dingen heb ik dus verweven in het verhaal en de personages.”
“Wat in het tweede boek ook heel belangrijk is zijn de kleuren, dat merk je al in de titel. Ik gooi de klassieke noties van wit en zwart als goed en slecht overhoop. Een van de personages ziet alles in kleuren. Wit is daarin de gemene kleur. Zwart is de kleur van zuiverheid, van het goede. Dat deed ik opzettelijk.”
“Vrouwen zijn in mijn verhalen de overlevers. De Palestijnse mannen zijn gekwetste mensen, die alle controle kwijt zijn. Een van de vaders in het boek reagert heel slecht op de situatie, hij slaat zijn zoon. Dat is wat er gebeurt. Je kan er niet naast kijken dat dit een diep getraumatiseerde maatschappij is, maar de mannen in mijn verhalen zijn zeker geen zwakkelingen. Hun situatie is veel gecompliceerder, heel verschillend van de vrouwen.”
“Bovendien zijn ze ook met veel minder. Veel mannen werden gedood door de bezetters, zitten jarenlang in de gevangenis, verdwijnen gewoon of gaan in het verzet. De mannen zijn veel meer een doelwit van de repressie dan de vrouwen. Zo gaat dat nu eenmaal in het echte leven in Palestina. Iedereen voelt het geweld, niet alleen de mannen. In het boek gebeuren echter ook met vrouwen gruwelijke dingen. Ook dat is gebaseerd op de realiteit.”
“Voor mijn eerste boek vond ik geen uitgever totdat een kleine Franse uitgeverij het vertaalde en het een succes werd in Frankrijk. Vervolgens werd het dan toch internationaal opgepikt. Dat maakt dat de omstandigheden voor mijn tweede boek heel anders waren. Ik was zeer nerveus om er aan te beginnen. Zou ik een ééndagsvlieg worden, zou ik het nog wel kunnen? Was ‘Ochtend in Jenin’een toevalstreffer? Ik heb veel twijfels gehad. ‘Het blauw tussen hemel en zee’ heb ik zelfs tweemaal herschreven. Uiteindelijk heb ik me laten leiden door wat ik zelf wilde doen, zonder rekening te houden met de verwachtingen.”
“Er zijn twee personen die me goede raad hebben gegeven. Mijn Zweedse uitgever legde me uit dat het ’tweedeboeksyndroom’ echt bestaat, maar dat het iets is waar je je kan over zetten. Ik heb een paar jaar geleden per toeval via vrienden de jazzsaxofonist Ornette Coleman3 leren kennen. Hij vertelde me dat hij in het begin van zijn carrière meermaals werd uitgejouwd door het publiek.”
“Ik vertelde hem over mijn probleem met mijn tweede boek. Hij zei me “Wat als de mensen je tweede boek haten? Big f…..g deal. Doe gewoon wat je wil doen.” Met die raad ben ik doorgegaan en heb ik een boek geschreven dat me zelf beviel en ziedaar, hier ligt het.”
“Amper enkele jaren geleden kon ik me niets eens inbeelden dat ik een voltijds schrijver zou zijn of op tournee zou gaan om mijn boeken te promoten, zoals nu hier in Antwerpen. De mensen reageren heel gelijkaardig in de landen die ik bezoek. In Noorwegen en Zweden weten de mensen wel al veel over Palestina, in andere landen is dat wat minder, maar de reacties zijn overal zeer positief. Op andere plaatsen is men meer geïnteresseerd in de zuiver literaire aspecten van mijn boeken.”
“Intussen is mijn derde boek klaar. Ditmaal zal het gaan over een familie die naar Koeweit is gevlucht en daar zijn leven uitbouwt.”
1 Tussen 1 en 11 april 2002 voerde het Israëlisch leger een aanval uit op het vluchtelingenkamp van Jenin, om het verzet vanuit het kamp van de Tweede Intifada tegen de bezetting te breken. Daarbij werden minstens 140 huizen volledig vernietigd en 200 andere onbewoonbaar beschadigd. Het juiste aantal slachtffers bleef onbekend omdat Israël elke toegang tot het kamp blokkeerde en alle lichamen verwijderde, voor de VN werd toegelaten tot het kamp.
2 Susan Abulhawa woont in een dorp halfweg tussen Philadelphia en New York.
3 Ornette Coleman was een van de grondleggers van de ‘free jazz’. Hij speelde altsax, tenorsaxofoon, viool en trompet. Hij overleed op 11 juni 2015.