Maria Vindevoghel woont met haar gezin sinds 1979 in Sint-Jans-Molenbeek.“Ik zie veel weerbare vrouwen, die voor hun kinderen alleen maar een degelijke toekomst willen.” Zij vertelt haar verhaal over 36 jaar in Molenbeek aan DeWereldMorgen.be.
“Ik ben in 1979 in Brussel aanbeland, op zoek naar werk. Eigenlijk wou ik naar de Derde Wereld, om daar een of andere vorm van sociaal werk te gaan doen. Een aantal vrienden raadden me aan om eerst wat ervaring op te doen in Brussel. Zo belandde ik eerder toevallig op een appartementje in Molenbeek, gewoon omdat mijn broer daar in de buurt woonde en me had geholpen iets te vinden.”
“In Molenbeek woonden toen nog relatief veel Vlamingen. Ik begon daar te werken in een wasserette. Het stootte mij daar snel tegen de borst hoe de bazin omging met haar personeel, Vlamingen, Franstaligen én migranten. Die werden erbarmelijk slecht betaald en kregen zelfs slaag als het niet vooruitging. Toen ik dan tussenkwam voor juiste verloning en voor betere werkomstandigheden ijverde werd ik daar ontslagen. Dat heeft me gesterkt in mijn sociaal engagement.”
Omgaan met kuispersoneel
“Er was toen weliswaar nog niet zoveel werkloosheid als nu in Molenbeek, maar toch al beduidend meer dan in andere Brusselse wijken. Ik wou syndicaal actief worden, opkomen voor de rechten van de gewone werkmensen. Zo heb ik in 1983 werk gevonden bij Sabena in Zaventem, bij de ‘cleaning’ van de vliegtuigen. Daar heb ik ook ervaren hoe hoger personeel met kuisploegen omgaat en heb aan de lijve ondervonden wat het is om vernederd te worden.”
“In Molenbeek zelf was er toen al veel openlijk racisme bij de gemeentepolitie tegen de lokale migranten en hun kinderen. Ze waren tegen alle gewone mensen brutaal, maar migranten waren toch hun voornaamste doelwit. Vooral jongens werd voortdurend om hun identiteitskaart gevraagd, dezelfde agenten eisten dat soms dezelfde dag meerdere malen van dezelfde jongens. Ik zag toen al dat dat op die jongens een psychologische impact had, hoe die zich dan gingen gedragen. Je zag dat zo evolueren.”
“Ik herinner me een incident waarbij weer eens migranten werden geviseerd en ik overduidelijk werd gerust gelaten. “Als je controleert, controleer dan iedereen”, zei ik. Voor ik het besefte zat ik in een combi en werd voor verhoor weggevoerd. Duidelijk met de bedoeling me te jennen, zaten die agenten tijdens de rit dan gore racistische moppen te vertellen aan elkaar. Het was maar een klein incident, maar ik ben het nooit meer vergeten. Als ik zo één incident onthoud, hoe is dat dan voor jonge mensen die voortdurend worden lastig gevallen?”
“In het begin had ik eigenlijk niet zoveel contacten in mijn buurt, niet meer dan een vriendelijke goedendag op straat of in de buurtwinkels. Dat veranderde toen onze kinderen naar de kleuterschool en de lagere school begonnen te gaan. Ik was zeer actief in het oudercomité van de Vlaamse gemeenteschool. Daar zaten toen al zeer veel kinderen van migranten. Voor hen was de toegang tot betere scholen in Brussel zo goed als uitgesloten.”
Weerbare vrouwen
“Die lokale betrokkenheid in het oudercomité bracht me in contact met veel andere vrouwen daar. Dat waren zeer weerbare vrouwen, die bewust kozen voor de Vlaamse school, omdat ze wisten dat de kwaliteit van het onderwijs daar beter was en omdat ze dan ook Nederlands leerden. Dat vonden ze beter voor de toekomst van hun kinderen. Heel wat van die moeders leerden daarom ook zelf Nederlands”.
“In de jaren 90 voerden we samen actie aan het gemeentehuis. We protesteerden tegen de abominabele toestand van de schoolgebouwen. Kinderen kregen les in de gangen omdat er te weinig lokalen waren. Die lokalen waren bovendien in slechte staat. Er werd door de gemeente totaal niet geïnvesteerd in het armere deel van Molenbeek, waar meer en meer migranten kwamen wonen, omdat de woonprijzen elders te duur waren.”
“Toch even aanstippen dat het ‘Molenbeek’ waar de media het tegenwoordig over hebben maar een deel is van de gemeente Sint-Jans-Molenbeek. De armere buurten liggen in Laag-Molenbeek. Er is echter ook Hoog-Molenbeek waar de situatie anders is.[1] Aan deze kant is de gemeente jarenlang verwaarloosd door het bestuur.”
“Ik heb in al die jaren de demografische samenstelling van deze kant van de gemeente wel zien veranderen. Vroeger waren hier nog veel lokale zelfstandigen, Franstaligen en Vlamingen. Die zijn langzaamaan verdwenen en nu bijna helemaal weg.”
Belang van taalonderwijs
“Vandaag zitten er tot 90 procent kinderen of kleinkinderen van eerste generatie-migranten in de Vlaamse scholen. Die beginnen het eerste studiejaar direct met een grote taalachterstand. Toch willen veel ouders dat omdat ze hopen dat hun kinderen hier beter onderwijs krijgen en Nederlands leren. Het taalonderwijs in de Franstalige scholen is immers van zeer lage kwaliteit. Een deel van die kinderen geraakt zo toch in het Algemeen Secundair Onderwijs en een paar gaan door tot op de universiteit. De meesten belanden echter in de Technische School, waar alle kinderen van arme gezinnen dan geconcentreerd raken.”
“Veel hangt af van de middelen die de schooldirectie van hogerhand krijgt en van het inzicht en de bereidwilligheid van de directie zelf. Ik herinner me een typerend incident hoe de directrice met de mensen omging. Het oudercomité had beslist dat een Turkse vrouw het woord zou nemen op het schoolfeest. De directrice heeft toen eenzijdig beslist dat niet toe te laten zonder dat met het oudercomité te bespreken en nam zelf het woord. We hebben op de volgende vergadering van het oudercomité haar excuses geëist, omdat we dit geen manier van doen vonden.”
“Hier zijn ook relatief veel eenoudergezinnen waar de moeder alleen voor de kinderen moet zorgen. Heel wat mannen doen hier slecht betaald, onregelmatig, gevaarlijk, ongezond werk en sterven bij werkongevallen of aan beroepsziekten of worden ziek en kunnen niet meer werken. Er zijn hier ook weinig gezinnen met twee kostwinners. Ze moeten dikwijls in te kleine huizen wonen, wat veel stress veroorzaakt. Daarom ook dat grote belang om hier nette speelpleinen te hebben. Voor de jongens is er bijna niks, voor de meisjes is er gewoon helemaal niks.”
Cultuurcentrum
“Er is hier een schrijnend gebrek aan infrastructuur voor jongeren. Het enige gemeentelijke zwembad is veel te weinig open voor alle scholen. Het cultuurcentrum hier krijgt nauwelijks subsidies. Voor jongeren is er zo goed als niets om samen te komen. Als ik dan zie hoe Vlaamse gemeentes zoveel gesubsidieerde activiteiten kunnen houden waar dan weinig volk naar toe komt, terwijl dat net hier zo nuttig zou kunnen zijn om de jongeren hier iets bij te brengen en de kans te geven om samen te zijn.”
“Migranten die wel hogerop geraken trekken hier zo snel mogelijk weg en gaan naar duurdere wijken in Hoog-Molenbeek wonen of in de rand[2]. Zo wordt de concentratie nog erger. Het overheidsbeleid doet veel te weinig om deze evolutie tegen te gaan. Integendeel, de overheid maakt het probleem nog erger. De maatregelen van de huidige regering komen hier immers nog veel zwaarder aan dan in andere gemeenten.”
“De beperking in de tijd van de werkloosheidsuitkering, de inschakelingsuitkering die na 3 jaar afloopt, vooral vrouwen worden daar het slachtoffer van. Het gevolg is dat ze dan nog meer afhankelijk worden van hun man die de enige kostwinner is. Die verdwijnen dan uit de statistieken. Kortom, het anti-sociale beleid van deze regering gaat de armoede en de sociale uitsluiting hier nog verergeren.”
Aangename buurt
“Ik zie de problemen dus wel. Toch is dit hier een aangename buurt, waar de mensen vriendelijk zijn met elkaar. De mensen blijven voor hun waardigheid opkomen. Ze helpen elkaar. Elke donderdag is hier een grote markt met verse groenten en fruit en nog zoveel meer lekkere dingen. Als ik mijn zus in West-Vlaanderen bezoek merk ik altijd hoe stil het daar is, hoe weinig jongeren er op straat rondlopen. Ik vind het net bijzonder dat hier in de gekende sociale omstandigheden net zo weinig conflicten zijn.”
“De mensen moeten hier wel heel dicht op elkaar wonen. De bevolkingsdichtheid is 17 maal groter dan in een gemiddelde Vlaamse gemeente. Desondanks zijn de diensten en de sociale voorzieningen hier veel minder beschikbaar. De mensen moeten hier altijd uren wachten in de rij, bij de post, bij de bank, bij de vakbond. Er is hier ook geen parkeerbeleid. Een parking vinden betekent hier soms een half uur rondrijden.”
“Ik ben hier thuis”
“Mijn twee kinderen zijn hier opgegroeid en hebben hier zo een grote rijkdom aan ervaringen opgedaan. Daar weegt het leven in een proper Vlaams dorp niet tegen op. Neen, hier wonen echte mensen, zoals u en ik, die er het beste van maken in de omstandigheden die hen overkomen. Ik voel me hier ook zeer geapprecieerd. Ze weten allemaal dat ik syndicaal actief ben op mijn werk op de luchthaven en ze kennen me van mijn deelname aan de oudercomités en de buurtwerking. Ik ben hier thuis.”
[1] Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2012 behaalde de Franstalige liberale MR 27 procent van de stemmen. MR-burgemeester Françoise Schepmans bestuurt de gemeente met een meerderheid van MR, Ecolo en CDH. [2] Met ‘de rand’ worden de Vlaamse gemeenten rond Brussel genoemd. Sint-Jans-Molenbeek grenst in het oosten aan de Vlaamse gemeente Dilbeek.