Vijftig jaar geleden op 31 januari 1966 schoot de rijkswacht twee betogers dood tijdens een actie van mijnwerkers van de mijn van Zwartberg. De Belgische overheid heeft nooit haar verantwoordelijkheid erkend voor deze misdaden. Zwartberg blijft een ijkpunt in de sociale geschiedenis van België.
Zwartberg is een wijk in de Limburgse gemeente Genk. Het is tevens de naam van de steenkoolmijn die er in 1910 werd geopend en in 1966 werd gesloten. Op de oude mijnsite is vandaag de industriezone Genk-Noord gevestigd. Eén overblijvende terril1 , een paar gerenoveerde mijngebouwen en een mijnschacht zijn de enige overblijvende getuigen van deze geschiedenis.
Zwartberg is niet de enige voormalige mijnsite in Limburg, maar wel de eerste die werd gesloten. Beringen, Eisden, Houthalen, Winterslag, Waterschei en Zolder hebben echter niet de historische bekendheid van Zwartberg. Daar zijn de tragische gebeurtenissen van januari 1966 verantwoordelijk voor.
Steenkool, brandstof van de industrialisering
Steenkool was einde negentiende en begin twintigste eeuw het ‘petroleum’ van zijn tijd. Het werd de voornaamste energiebron voor de industrialisering van Europa. Engeland en België konden onder meer dankzij de steenkoolontginning en de ermee verbonden staalindustrie de twee eerste geïndustrialiseerde landen ter wereld worden.
Hoewel het reeds in het begin van de negentiende eeuw was geweten dat er ook in Vlaams en Nederlands Limburg steenkool te vinden was, werd die aanvankelijk niet ontgonnen, omdat de uitbating van de diepe steenkoollagen nog te duur was. De delving van steenkool concentreerde zich op het Waalse steenkoolbekken. Vanaf 1910 begon ook de ontginning van steenkool in Limburg. (Het minder interessante bruinkool werd in België nooit ontgonnen).
Ondergrondse mijnbouw, zeker op grote diepte, bracht grote risico’s voor de mijnwerkers met zich mee. De bedrijven die de mijnen uitbaatten verdienden er goed aan en vestigden zo de industriële dynastieën van de toekomst. Zorg voor de veiligheid van de mijnbouwer moest wijken voor de kortetermijnwinsten.
Het permanente gevaar voor het eigen leven, de mijnziektes, de vele dodelijke ongevallen en de absolute noodzaak van solidaire samenwerking om te overleven, het maakte van mijnwerkers overal ter wereld een zeer hechte, sociaal zeer gemotiveerde groep, ook in Limburg.
Mijnwerkers waren tijdens de industrialisering de voortrekkers van de syndicale strijd voor sociale rechten in andere sectoren. De door hen zeer moeizaam bevochten voorrechten vonden immers navolging in andere sectoren (staal, spoorwegen en later alle industrieën). In de mijnbouw werden bovendien de eerste technische veiligheidsnormen voor machines ontwikkeld, de eerste filters voor luchtzuivering…,
Goedkope import vervangt mijnbouw
Vanaf de jaren 1960 begonnen meer en meer landen eigen steenkoolmijnbouw op te geven ten voordele van de invoer van goedkopere steenkool uit Afrika. Die steenkool was goedkoper omdat in die andere landen open mijnbouw kon worden toegepast, maar ook omdat de lonen en werkvoorwaarden er veel slechter waren. Daarnaast begon ook petroleum zijn hedendaagse hegemonie als enige bron van energie te vestigen. (De overschakeling naar kernenergie was toen nog een voorrecht van slechts enkele landen, Frankrijk, de VS en… België).2
Toen de Belgische regeringscoalitie van christendemocraten en socialisten in 1965 besloot de ‘verlieslatende’ Waalse mijnen te sluiten, lokte dat logischerwijze zeer zware protesten uit. Aanvankelijk werd immers niets voorzien om de sociale gevolgen van deze sluitingen op te vangen. Om communautaire problemen te vermijden besloot de regering ook één Limburgse mijn te sluiten.
Zwartberg was op dat ogenblik de meest rendabele Belgische steenkoolmijn. Recente technologie op vlak van mijnbouw maakte de mijnbouw er zeer efficiënt. Toch besloot de regering op 22 december, net voor Kerstmis 1965, om die mijn te sluiten op 1 oktober 1966.
De regering escaleert de repressie
Na de aankondiging van de sluiting begonnen stakingen en manifestaties elkaar op te volgen. Op 27 januari 1966 kregen de mijnwerkers van Zwartberg hun ontslagbrief in de bus. De regering kondigde op 29 januari een volledig betogingsverbod af en de rijkswacht kreeg opdracht hard op te treden. Toen ook het administratief personeel van de mijn besloot mee te staken met de mijnwerkers breidde het sociaal verzet zich echter snel uit.
Veel mijnwerkers stapten ondanks het verbod in de volgende dagen met vrouw en kinderen op in spontane betogingen, de fanfare van de mijn leidde de stoeten. Ondanks het overduidelijk vreedzaam karakter van de betoging van 29 januari vuurde de rijkswacht traangasgranaten af, om zo het officiële betogingsverbod op te leggen. Een afgevuurde granaat vloog door de vitrine van een handelszaak, waar kinderen zich hadden verschuild. De menigte reageerde woedend. Lokale omwonenden voegden zich bij de betogers.
Diezelfde avond legde minister van justitie Vranckx een verklaring af, waarbij hij de verantwoordelijkheid voor het incident aan de handelszaak volledig bij een betoger legde. Hij beweerde daarvoor bewijzen te hebben. Die werden nooit geleverd. Zijn verklaring op radio en tv lokt verontwaardigde reacties uit bij de bevolking van Zwartberg, die er bij waren toen de rijkswacht de granaten afvuurden.
Op 31 januari 1966 stapte een groep van ongeveer driehonderd mijnwerkers vanuit het centrum van Genk naar de nabijgelegen mijn van Winterslag, met de bedoeling ook andere Limburgse steenkoolmijnen tot staking aan te zetten. De rijkswacht opende het vuur op de betogers met rudimentaire ‘veiligheidskogels’ met een houten kop. Daardoor vielen zeven zwaargewonden en talloze lichtgewonden en geraakten de gemoederen bij de betogers nog meer verhit.
Jan Latos en Valère Sclep
Tijdens de daarop volgende schermutselingen met de rijkswacht werd Jan Latos, een van de betogers aan de mijn van Winterslag, door rijkswachters van op korte afstand doodgeschoten met gewone patronen. Theo Van Hecken werd eveneens op korte afstand in de rug geraakt. Antonio Arcila werd geraakt in een been en bleef levenslang verlamd (zie de foto hierboven). Enkele uren later werd de 26-jarige Valère Sclep, een administratief bediende van de mijn van Zwartberg, dodelijk getroffen door een horizontaal afgevuurde traangasgranaat. Diezelfde nacht riep de rijkswacht de hulp in van het leger.
De keiharde repressie door de regering maakte zware indruk op de publieke opinie. Die stond aanvankelijk eerder weigerachtig tegenover de eisen van de mijnwerkers. De regering was bang voor een herhaling van de zware rellen van 1960-1961, tegen de sociale inlevering van de Eenheidswet van de regering van Gaston Eyskens. Die brachten het land op de rand van een burgeroorlog, nauwelijks vijftien jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog en elf jaar na de koningskwestie. Daarom wilde de regering het sociaal verzet zo snel mogelijk uitschakelen.
Sociale reconversie van de mijnstreek begint
Wat tot enkele dagen eerder nog onaanvaardbaar was voor de regering, werd na de dodelijke slachtoffers alsnog ingewilligd. De mijn zou pas dichtgaan als er een reconversieprogramma kwam en zodra alle ontslagen mijnwerkers nieuw werk zouden hebben gevonden. Dat programma werd uiteindelijk de methode die gebruikt zou worden om alle latere mijnsluitingen uit te voeren.
Op 2 februari 1966, nauwelijks twee dagen na de dodelijke rellen van Zwartberg, werd een akkoord bereikt met de mijnvakbonden. Dat akkoord werd slechts zeer moeizaam aanvaard, maar uiteindelijk was de sluiting van Zwartberg een feit. De andere Limburgse mijnen volgden twintig jaar later (Waterschei 1987, Eisden 1987, Winterslag 1988, Beringen 1989, Houthalen 1992, Zolder 1992).
Een bron van grote tewerkstelling verdween zo voorgoed uit Limburg. Vlak na de Tweede Wereldoorlog werkten er nog 44.000 mensen in de mijnbouw. Vlak na de oorlog kwamen de eerste Italiaanse gastarbeiders toe, later kwamen daar Grieken en Spanjaarden bij. Vanaf de jaren 1960 werden ze gevolgd door Marokkanen en Turken. Ook uit andere streken kwamen enkele migranten in de mijnen werken (Polen, Russen, Oekraïners… zie “Wie oosten Oekraïne ‘pro-Russisch’ noemt, ontkent ware aard conflict”)
Een gerechtelijk onderzoek van de feiten van 31 januari 1966 sprak de rijkswacht volledig vrij op basis van het argument van ‘wettige zelfverdediging’. Enkele uren eerder had de rijkswacht echter met houten kogels gevuurd op betogers, wiens enige ‘misdrijf’ was dat ze vreedzaam betoogden zonder toestemming. Dat lokte inderdaad tegenreactie uit, waarbij met kasseien, pannen en planken werd gegooid. Hoewel dat nooit werd bewezen, zijn er vermoedens dat daarbij provocateurs aan het werk waren. Niet bepaald vreedzame reacties van de betogers, maar ze waren niet van die aard om het vuren van echte kogels door de rijkswacht te vergoelijken.
Gevoelige kwestie
De herinnering aan Zwartberg 1966 is voor de 60+generatie nog steeds een gevoelig punt van discussie. De twee grote vakbonden, toen nog innig verbonden met hun respectievelijke politieke partijen, zaten tussen twee vuren met aan de ene kant de regeringscoalitie van christen-democraten en socialisten en aan de andere kant de mijnwerkers die hun lot niet goedschiks aanvaardden.
Het sociaal conflict werd door de Vlaams-nationalistische Volksunie, die toen aan haar opgang begon, in communautaire anti-Belgische, anti-Waalse termen vertaald. Dat verhinderde dat de strijd van de mijnwerkers in Limburg werd verbonden met die van hun collega’s in Wallonië, die nochtans door dezelfde regeringsmaatregelen werden getroffen.
Hoe dan ook, de gebeurtenissen van 31 januari 1966 zijn een ijkpunt in de sociale geschiedenis van België. Vijftig jaar later, met in de Wetstraat de meest sociaal regressieve regering sinds 1945, is het best ons eraan te herinneren dat gewelddadige repressie niet iets is wat in verre landen gebeurt, maar ook hier heeft toegeslagen in een niet eens zo ver verleden.
1 Een terril is een kunstmatige heuvel die ontstaat door het opeenhopen van het steenafval uit de mijngangen. Na verloop van jaren geraken ze overgroeid met taaie boomsoorten en gewassen die op de arme grond kunnen gedijen (zoals berken). Terrils zijn een typerend kenmerk van mijngebieden in heel de wereld. Een van beide terrils in Zwartberg werd afgegraven voor een industriezone. Sommige terrils werden toegankelijk gemaakt voor wandelaars, omwille van het mooie panoramisch zicht die ze bieden. De terril van Zwartberg is niet toegankelijk.
2 Tijdens de Tweede Wereldoorlog leverde de Belgische regering in ballingschap in Londen het Congolese uranium voor de Amerikaanse atoombommen bestemd voor Hiroshima en Nagasaki. Als tegenprestatie kreeg België als enige klein land ter wereld toegang tot de technologie van de kernenergie. Een ver gevolg daarvan is dat België en Frankrijk de twee landen ter wereld zijn met het hoogste percentage kernenergie in hun totale energieproductie.