Bernie Sanders blijft doorgaan tegen Clinton tot op partijconventie

Bernie Sanders in het begin van de campagne, toen hij 6 procent scoorde in de peilingen, hier in Des Moines, Idaho

Bernie Sanders in het begin van de campagne, toen hij 6 procent scoorde in de peilingen, hier in Des Moines, Idaho (Phil Roeder/Creative Commons)

FacebooktwitterFacebooktwitter

De kansen van Bernie Sanders zijn na de vijf voorverkiezingen van 26 april verder geslonken. Mediacommentatoren en Clinton vinden dat hij nu maar moet afhaken. Sanders is echter geen traditioneel politicus die binnen de lijntjes kleurt en heeft politieke argumenten om tot de laatste voorverkiezing door te gaan

Dus toch Donald Trump

Bij de Republikeinen wordt het scenario van presidentskandidaat Donald Trump reëel. Dankzij het systeem van ‘winner takes all’ of ‘winner takes most’ krijgt Trump in Connecticut met 57,7 procent 100 procent van de 28 te winnen delegates in handen. John Kasich met 28,5 procent en Ted Cruz met 11,7 procent krijgen er nul delegates.

Een zelfde scenario in Delaware, Maryland en Pennsylvania waar Trump alle 68 delegates binnenrijft. Alleen in het kleine Rhode Island worden de Republikeinse delegates proportioneel verdeeld, wat Trump met 63,8 procent 9 zetels opbrengt, John Kasich 5 een Ted Cruz 1 zetel.

Dat brengt de stand op 949 zetels voor Trump, nog 288 voor een zekere meerderheid op de conventie. Er zijn nog tien Republikeinse voorverkiezingen, goed voor 478 delegates. Daarvan worden er 373 toegewezen met het ‘winner takes all’ of ‘winner takes most’ systeem. Tenzij Cruz of Kasich winnen in California op 7 juni en daarmee alle 172 delegates van die staat veroveren op 7 juni, wat onwaarschijnlijk is, kan dus nu al met zekerheid worden gesteld dat Trump met een meerderheid van delegates naar de partijconventie gaat.

‘Winner takes all’ keert zich tegen de partij

Het Republikeinse systeem van voorverkiezingen is enerzijds democratischer dan dat van de Democraten omdat de Republikeinen slechts enkele onverkozen superdelegates hebben, maar is anderzijds minder democratisch omdat een groot deel van de staten een systeem hebben van ‘winner takes all’ of ‘winner takes most’1.

Net dit systeem maakt de kansen van Trump om de nominatie te winnen veel groter. De ironie is dat dat systeem ooit werd ontworpen om het partijapparaat meer controle te geven over wie zou winnen. Dit zorgt er nu voor dat de kandidaat die het Republikeinse partijapparaat uitdaagt, het juist wel zal halen.

Clinton wint maar Sanders blijft wegen op haar campagne

Aan Democratische zijde wordt de nominatie van Hillary Clinton voor het eerst echt voorspelbaar. Met 1640 verkozen delegates achter haar naam tegenover 1331 voor Sanders heeft zij op 26 april 55,20 procent van alle reeds te winnen delegates veroverd. Op 19 april was dat nog 54,62 procent. Zij blijft dus traag maar gestaag stijgen. Mathematisch is zij daarmee nog niet volledig zeker, maar de peilingen in de overblijvende 14 voorverkiezingen (vier meer nog te gaan dan de Republikeinen) scoort zij gelijkaardige procenten, tussen 52 en 55 procent.

Alleen de voorverkiezing van California op 7 juni zal nog enige spanning geven. Daar worden op één dag 546 delegates toegewezen, 11 procent van het totaal. Ook daar scoort zij nog steeds met een nipte meerderheid van ongeveer 50-52 procent in meerdere peilingen. Zelfs een kleine nederlaag kan haar daar echter niet meer in gevaar brengen.

Toch gaat Sanders door

Bernie Sanders heeft al verklaard dat hij onverminderd doorgaat. Na zijn nederlaag in vier van de vijf deelstaatverkiezingen van 26 april heeft hij voor het eerst impliciet zijn nederlaag bevestigd, door te stellen dat hij de nominatie van Clinton tot Democratisch presidentskandidaat zal onderschrijven (‘endorse’) op de partijconventie.

Hij zegt haar echter niet zomaar zijn ‘steun’ (‘support’) toe. Dat hangt van haar standpunten af. Samengevat komt het er op neer dat hij van haar eist dat ze duidelijk afstand neemt van de ‘oligarchie’ van bedrijven, media en banken tijdens haar campagne. Met dat doel voor ogen wil hij nog steeds zoveel delegates als mogelijk veroveren om op de Democratische partijconventie te wegen.

Peilingen en verkiezingen, niet hetzelfde

Het Amerikaanse politieke gebeuren kan bizar lijken voor een argeloze buitenstaander. Zo blijft Sanders veel beter scoren dan Clinton en alle Republikeinse kandidaten in algemene peilingen over de betrouwbaarheid van de kandidaten. In die peilingen scoort Donald Trump het slechts. In twee aan twee vergelijkingen scoort Sanders bovendien tot 15 procent beter dan Trump en laat hij ook Cruz en Kasich achter zich. Clinton daarentegen haalt slechts een kleine meerderheid tegen Trump en verliest tegen Cruz en Kasich.

Dergelijke peilingen zijn echter gebaseerd op representatieve stalen van de volledige bevolking. De voorverkiezingen zijn daarentegen aparte partij-evenementen waar alleen geregistreerde kiezers aan deelnemen. Bijna de helft van de Amerikaanse burgers gaat nooit stemmen voor de presidentsverkiezingen, omdat ze niet de moeite doen om zich te registreren als kiezers, omdat ze op de dag van de verkiezingen niet opdagen of omdat ze geen keuzeverschil zien tussen de kandidaten van de grote partijen (dikwijls een combinatie van al deze factoren). Dit zijn overwegend kiezers uit de middenklasse, armen en minderheden. Er is ook een klein variërend percentage van 2 tot 5 procent dat altijd op derde kandidaten stemt op de dag van de presidentsverkiezingen. Die merk je niet in deze peilingen.

Sanders trok vooral nieuwe kiezers aan

Bernie Sanders wist veel partijlozen, armere middenklassers en jongeren die voor het eerst zouden kunnen gaan stemmen te overtuigen om deel te nemen aan de voorverkiezingen. Zijn kandidatuur heeft heel wat nieuwe kiezers aangetrokken. Die zouden bij een strijd tussen Trump en Clinton wel eens massaal kunnen afhaken en thuisblijven op de dag van de presidentsverkiezingen. De steun die Sanders al dan niet zal geven aan Clinton tijdens haar campagne is met andere woorden niet zonder gevolgen. Clinton gaat die extra-stemmen immers nodig hebben.

Het blijft ondertussen een enorme prestatie. Sanders scoorde een jaar geleden slechts 5-6 procent in de peilingen. Clinton werd afgeschilderd als de onvermijdelijke winnaar. Zij heeft het volledige partijapparaat achter zich, de bedrijfswereld, de financiële sector en de media, hun redactionele lijn, hun praatprogramma’s en hun advertenties. De vaste mediacommentatoren (de ‘pundits’) staan bijna volledig aan haar kant en versterken met hun ‘objectieve’ analyse dagelijks de perceptie van winnaar Clinton (CNN spant de kroon, deze zender heeft geen enkele vaste commentator die iets positiefs zegt over Sanders).

Dat heeft zijn effect. Uit peilingen blijkt dat tussen 8 à 12 procent van de Clinton-kiezers bij de voorverkiezingen ‘nuttig’ voor haar stemmen vanuit de perceptie dat zij toch gaat winnen en dat Sanders geen enkele kans maakt. Die ‘voorspelling’ wordt ook voortdurend versterkt door het steeds weer optellen van de superdelegates bij de resultaten, een fenomeen dat nieuw is in de berichtgeving over de voorverkiezingen. Sinds het systeem bestaat werd dat immers nooit gedaan tijdens de verslaggeving over de voorverkiezingen. Naar hun stemgedrag werd tot 2012 slechts verwezen op de partijconventie zelf.

Historisch?

In de klassieke mediacommentaren wordt al tientallen jaren om de vier jaar telkens weer beweerd dat het ditmaal echt wel ‘historisch’ belangrijke verkiezingen zijn. De term heeft daarmee zo goed als elke inhoudelijke waarde verloren. Wat Bernie Sanders heeft gepresteerd is daarentegen wel degelijk een historisch precedent, dat in feite alleen een voorganger kent in de vier kandidaturen van socialist Eugene Debs in het begin van de twintigste eeuw.

Er wordt ook verwezen naar de Democratische kandidatuur van George McGovern in 1972. Na zijn spectaculaire nederlaag tegen Richard Nixon heeft de Democratische partij zich definitief geprofileerd als de andere establishmentpartij, weg van de middenklasse. McGovern was echter geen Bernie Sanders, hoogstens een verlicht liberaal, zeker geen sociaal-democraat. (Anderhalf jaar later, na een van de grootste overwinningen ooit in een presidentsverkiezing, werd Republikein Richard Nixon de eerste Amerikaanse president die moest aftreden).

Onafhankelijk kandidaat of een derde politieke partij

Er verschijnen de voorbije dagen oproepen aan Sanders om als onafhankelijk kandidaat op te komen en om een derde partij op te richten. Die eerste oproep is niet realistisch en zeer onverstandig. Ook al zou onafhankelijk kandidaat Sanders compleet worden weggedrukt door de media in de campagne tussen Trump en Clinton en daardoor maar pakweg 10 procent halen, hij zou daarmee de kans op de overwinning van Trump veel groter maken. Dat wil Sanders in geen geval.

Clinton zal het tegen Trump zeer moeilijk krijgen. Alle rioolverhalen uit haar verleden (en dat van echtgenoot Bill Clinton) zullen uit de kast worden gehaald. Bovendien, George W. Bush was reeds de derde president in de Amerikaanse geschiedenis die met een minderheid van stemmen toch president werd, dankzij het systeem van het presidentieel kiescollege. Presidenten worden in de VS niet rechtstreeks verkozen (meer over het Amerikaans verkiezingssysteem in komende artikels). Een overwinning van Clinton tegen Trump is allesbehalve zeker.

De tweede oproep voor een nieuwe partij is realistischer. Sanders heeft een dynamiek in gang gezet die niet meer te stoppen is. De VS heeft geen politieke partij die de belangen van de gewone Amerikaan vertegenwoordigt.

Het komt hier op neer. De Amerikaanse kiezer kan in alle vrijheid kiezen tussen twee kandidaten die door twee concurrerende fracties van de economische elite werden geselecteerd, dat is de huidige situatie in een notendop. De dynamiek van Sanders’ succes heeft het potentieel om dat systeem te doorbreken.

In een persverklaring van 26 april vat Bernie Sanders zijn motieven om door te gaan zo samen:

“De mensen in elke staat van dit land moeten het recht hebben om te bepalen wie ze als president willen en wat de agenda van de Democratische Partij moet zijn. Dat is waarom wij aan deze strijd meedoen tot de laatste stem is uitgebracht. Dat is ook waarom onze campagne doorgaat tot op de Democratische conventie in Philadelphia met zoveel delegates als mogelijk om voor een progressief partijplatform te strijden. ”

“Dat platform roept op toe een minimumuurloon van 15 dollar, een einde aan onze desastreuze handelspolitiek (een hint naar de vrijhandelsakkoorden TPP en TTIP, nvdr), een Medicare-systeem voor iedereen (Medicare is de bestaande openbare gezondheidszorg voor elke Amerikaan boven 65 jaar, nvdr), het uiteenbreken van de financiële instellingen van Wall Street, een einde aan fracking in ons land, gratis openbaar onderwijs in onze universiteiten en een CO2-taks zodat we  de planetaire crisus van de klimaatverandering effectief kunnen aanpakken.”

Deze strijd gaat na de presidentsverkiezingen gewoon door.

1   Winner takes all: de kandidaat met de meeste stemmen, ook als dat geen meerderheid is, krijgt alle delegates. In een strijd tussen bijvoorbeeld vier kandidaten die 35-28-25-22 procent halen krijgt de kandidaat met 30 procent alle zetels. Winner takes most: is heel gevarieerd in de staten die het toepassen. Meestal komt het erop neer dat de kandidaat met de meeste stemmen een vast percentage van alle zetels krijgt, bijvoorbeeld 75 procent, terwijl de overige 25 procent dan proportioneel worden toegewezen aan alle kandidaten, de winnaar inbegrepen. Uitzonderlijk is dit niet. Republikeinen en Democraten passen dit systeem ook toe voor andere verkiezingen (nationaal-deelstaten-gemeentes- rechters…). Het is in grote lijnen het Britse kiessysteem dat de 13 ex-Britse kolonies die samen de stichtende federatie van de VS vormden na hun afscheiding hebben overgenomen, om dezelfde reden waarom het in Groot-Brittannië bestond: het algemeen stemrecht afzwakken ten bate van de toenmalige landadel. Democraten gebruiken het proportionele systeem bij alle voorverkiezingen, maar hebben toen ze dat onder druk van de basis in 1968 invoerden ook het systeem van de superdelegates gecreëerd, delegates die niet worden verkozen maar uit het partijapparaat komen: ex-presidenten, gouverneurs, leden van het Congres, leden van het partijbestuur…

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.