De echte vraag is “welke robotisering?”

Deze robot last onderdelen aan elkaar. Hij ziet er niet uit als een mens, maar vervangt hem wel

Deze robot last onderdelen aan elkaar. Hij ziet er niet uit als een mens, maar vervangt hem wel (WikiMediaCommons)

FacebooktwitterFacebooktwitter

Voormalig hoofd van de ACV-studiedienst Gilbert De Swert schreef ‘De mens, de robot, de arbeid’. Digitalisering verandert de arbeidsmarkt. Oude zekerheden als vast werk en vast loon verdwijnen. Klopt, schrijft De Swert, maar rustig blijven is de boodschap. Het is allemaal al eens eerder voorspeld. Een en ander hoeft niet onvermijdelijk te zijn.

Het leven zoals we dat kenden na de Tweede Wereldoorlog met zijn sociale verworvenheden en sociale welvaart is grondig aan het veranderen. Ook ‘werk’ en ‘werken’ veranderen. De digitalisering en robotisering rukken steeds verder op. Er zijn al robots die robots ontwerpen. Hoe gaan wij daar mee om? Wat biedt de toekomst?

In achttien hoofdstukjes biedt De Swert zijn eigen inzichten over deze problematiek aan. Je kan die hoofdstukken ook afzonderlijk lezen, maar ze sluiten ook netjes bij elkaar aan tot een geheel. Er zitten heel wat details en bemerkingen in. Soms voorspelbaar, soms verrassend. De lezer stuit soms op zijn eigen vooroordelen over robotisering.

Gilbert De Swert, De mens de robot de arbeid

Rustig blijven is de boodschap van De Swert. In de jaren 1980 was er al de Derde Industriële Revolutie Vlaanderen (DIRV) en Flanders Technology. 25 jaar later zijn er nog altijd veel meer mensen met vaste banen en hebben ongeveer 4,6 miljoen mannen en vrouwen werk.

Al die gerobotiseerde technologie vernielt wel banen – jobs – bevestigt de auteur. Het vernietigt echter geen arbeid. Wat hij bedoelt is dat de arbeidsmarkt gewoon nieuwe vormen van werk vindt die ervoor niet bestonden. In 2016 hebben 8 op de 10 mensen met werk nog steeds een klassiek vast contract, 1 op de 10 is zelfstandig en 1 op de 10 doet een beetje van alles.

Ooit was er de Eerste Industriële Revolutie met de uitvinding van de stoommachines en de elektriciteit, dat zijn meest geniale toepassing vond in een ding dat we vandaag nog steeds gebruiken: de trein. Daarna kwam de Tweede Industriële Revolutie die de lopende band en andere efficiënte fabricagemethodes introduceerde.

Die ‘revoluties’ volgen elkaar wel steeds sneller op. De vraag waarop dit boek een antwoord zoekt, is waar deze Vierde Industriële Revolutie naar toe gaat. “De gangbare theorie”, aldus De Swert (tijdens een lezing voor de LBC, de bediendenbond van de ACV op 25 april in Gent), ”is dat er op korte termijn veel banen zullen verloren gaan en dat er met vertraging op langere termijn nieuwe banen gaan ontstaan.” Klopt dat nog?

De Swert ziet het gevaar voor banenverlies vooral bij wat hij de ‘middenbanen’ noemt: de secretariaten, boekhouding, archieven, administratie, maar ook beroepen als advocaten en dokters komen onder druk van de verder doorgaande robotisering. “Wat wel blijft zijn de boven- en de onderlaag; Bovenaan blijven de duurbetaalde managers en beheerders, die de beslissingen nemen. Onderaan blijven de uitvoerende laaggeschoolde banen ook bestaan. Ze nemen zelfs toe. Bewaking, veiligheid, kuisploegen zijn moeilijker te robotiseren en bovendien zijn ze nog altijd spotgoedkoop dankzij lage lonen voor ongeschoolde arbeid.

Kortom, de werkomgeving zoals die na de Tweede Wereldoorlog is ontstaan met zijn sociale ‘zekerheid’, is niet zo zeker meer. Er komen zeker nieuwe vormen van arbeid. Of die altijd gaan opbrengen, is maar de vraag. Heel weinig vernieuwende starters overleven de strijd. Grote bedrijven liggen op de loer om ze snel over te kopen, zodra het potentieel duidelijk wordt.

Meer en meer mensen worden in de ‘deeleconomie’ tegelijk consument en leverancier. Facebook verkoopt commerciële informatie over het consumptiegedrag van zijn gebruikers, maar het zijn die gebruikers die zelf voor het leveren van informatie zorgen (en daar niet voor worden betaald).

Heel wat van die nieuwe activiteiten wordt niet meer klassiek fiscaal en sociaal belast. Het wordt met andere woorden economische activiteit waar de overheid en het algemeen belang niets aan overhoudt.

De Swert heeft een aantal voorstellen. De scholing van de jongeren moet aangepast worden. Nu worden ze klaargestoomd voor de markt zoals ze nu is. Tegen dat ze afstuderen, is die kennis al achterhaald. Er moet meer worden ingezet op innovatief denken op school. Er moet ook meer bijscholing en omscholing komen tijdens het werk. En vooral, concurrentie en winststreven dat enkel en alleen is gebaseerd op het drukken van de arbeidskosten, moet ontmoedigd worden.

“De overheid kan perfect vastleggen wat de prijs van arbeid is en de bedrijven dan met andere factoren laten concurreren. Er moet serieus werk worden gemaakt van de bescherming van nepzelfstandigen, van alle freelancers met onzekere tussenstatuten.”

De Swert meent ook dat de arbeidsschepping door de overheid zelf wel degelijk nog steeds een belangrijke rol speelt. Als laatste bemerking: “Is minder werken echt erg?” Hij wijst op de absurditeit dat meer en meer mensen veel langer werken dan hun officiële 38 uren en dat tegelijkertijd meer en meer mensen helemaal geen werk hebben. “In werkelijkheid werken de mensen met een 38-urencontract gemiddeld 41,5 uren per week, zonder dat ze daar extra voor worden betaald.”

Een en ander is zeer actueel nu de federale regering onder impuls van minister van economie Kris Peeters (CD&V) onder meer de 38-urenweek wil afschaffen, een van de grootste verwezenlijkingen van de sociale strijd van de vorige eeuw. Peeters stelt dat voor als een vernieuwingsoperatie, een aanpassing aan de veranderende wereld van het betaald werk.

Wordt het een sociale ramp? Zou kunnen, als we niet reageren. In feite zijn robots een neutraal gegeven, vindt De Swert. De vraag is niet ‘robotisering of geen robotisering’, de vraag is ‘wat voor robotisering en onder welke voorwaarden’.

Gilbert De Swert. De mens, de robot, de arbeid. EPO, Antwerpen, 2016, 226 pp. ISBN 978 94 6267 070 9

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.