De Duitse European School of Management and Technology berekende de geldstroom van de Griekse schuldprogramma’s van 2010 tot nu. Slechts 5 procent van al het Europese geld werd als echte steun aan de Griekse regering gestort. Deze berekening bevestigt dat het om een transfer van privé-schulden naar de openbare schuld van de Griekse bevolking ging.
De European School of Management and Technology (ESMT) is een erkende privé-universiteit in Berlijn, die opleidingen in ‘leiderschap en sociale verantwoordelijkheid’, in Europese concurrentie en in technologiebeheer aanbiedt. De studies werd uitgevoerd door Jörg Rocholl, voorzitter van de instelling en adviseur van de Duitse minister van financiën Wolfgang Schäuble en door Axel Stahmer, hoogleraar van de school.
Van waar naar waar?
De studie heeft zich toegespitst op twee vragen. Waar kwam het geld vandaan en waar is het naar toe gegaan? Van de in totaal toegekende 215,9 miljard euro werd slechts 9,7 miljard euro (5 procent) effectief in de Griekse schatkist gestort als ondersteuning van het Griekse overheidsbudget. 139,2 miljard euro (64 procent ging naar schuldaflossing en intrestbetalingen aan buitenlandse banken). 29,7 miljard euro werd gebruikt om investeerders aan te trekken voor de privé-sector in Griekenland.
Deze bedragen omvatten alle gelden uitbetaald voor het allereerste economische hulpprogramma van 2010 (Memorandum I) dat van mei 2010 tot juni 2013 was gepland, maar in maart 2012 al werd vervangen door een tweede hulpprogramma (Memorandum II). Dat tweede programma zou lopen tot eind 2014 maar werd verlengd tot juni 2015. Een derde programma (Memorandum III) wordt verondersteld te zullen lopen van augustus 2015 tot mei 2018. Op dit ogenblik is een tussentijdse evaluatie van de stand van zaken van dit laatste programma bezig.
Neutrale analyse van de cijfers
De ESMT is allesbehalve een progressieve denktank. De directeur van de school is een adviseur van de Duitse minister van financiën. Deze studie stelt zich geen enkele vraag bij de legitimiteit of de politieke opportuniteit van het beleid van de EU in het algemeen en tegenover Griekenland in het bijzonder.
Zo stelt de ESMT dat Griekenland wel een zeer groot probleem heeft met het innen van belastingen, het ontbreken van een kadaster van de eigendommen en dergelijke, maar stelt zich niet de vraag waarom dat zo is en wie daar politiek voor verantwoordelijk is. Ze stelt ook vast dat Griekenland tussen 2009 en 2013 zijn primaire begrotingsdeficit ( de begroting op jaarbasis) ‘significant’ heeft verminderd, maar vraagt zich niet af wie precies in de Griekse maatschappij daar de sociale prijs heeft voor betaald.
De ESMT verwondert zich er verder over waarom investeerders al die jaren bereid waren om “absurd hoge begrotingsdeficits te financieren en de openbare schuld van Griekenland zo omhoog stuwden naar 330 miljard euro of 146 procent van het bnp van 2010”. Dat deden ze volgens de school omdat er geen enkel overheids- of EU-regulering was die hen tot verantwoord lenen verplichtte. Europese banken moesten voor hun leningen aan Griekenland niet eens over minimale benodigde voorraden baar geld beschikken.
Privé-winsten altijd gegarandeerd door de staat
De banken konden dus ongestraft zeer risicovolle leningen toestaan aan een lener waarvan ze wisten dat die de leningen nooit kon afbetalen. De berekening van ESMT geeft geen inhoudelijk oordeel wanneer ze stelt dat “ de overgrote meerderheid van het geld naar bestaande schuldeisers ging”.
Het ging hier volgens de school om een “risicotransfer van de privé naar de openbare sector”. De school stelt zich dus ook geen vragen bij het feit dat het risicogedrag van grote privébanken volledig werd afgewimpeld op de Griekse bevolking, die noch in het aanvragen of onderhandelen van deze leningen, noch in deze transfer van verantwoordelijkheid enige inspraak heeft gekregen.
In ieder geval bevestigt dit onderzoek wat kritische waarnemers als Yanis Varoufakis altijd al hebben gesteld. De zogenaamde steunprogramma’s van de EU zijn niet bedoeld om de Griekse bevolking uit de financiële put te helpen maar om Duitse en Franse banken volledig en met winst schadeloos te stellen voor het aangaan van onverantwoorde leningen. Die banken konden er altijd al van uitgaan dat de betrokken EU-staten uiteindelijk toch tussenbeide zouden komen om hen te redden en denken dat ook vandaag.
Bron: ESMT White Paper