Op 21 april is het 50 jaar geleden dat uiterst rechtse kolonels de macht grepen in Griekenland. Zeven jaar lang legde kolonel Georgios Papadopoulos een bloedige folterdictatuur, het ‘kolonelsregime’, op aan de Griekse bevolking. Na onderdrukte studentenopstanden en een mislukte contra-staatsgreep, werd een (nog steeds) fragiele democratie hersteld in 1974.
Wie de omstandigheden van de staatsgreep van 21 april 1967 wil begrijpen, moet terugblikken op de Tweede Wereldoorlog en de jaren erna. Het verzet tegen de Duitse bezetter was zeer heftig en werd in hoofdzaak gevoerd door linkse, progressieve krachten, die in geen geval een terugkeer wilden naar het conservatieve, semi-feodale systeem van voor de oorlog. Het verzet had een grote populariteit verworven bij de gewone bevolking tijdens de oorlog en was niet zomaar bereid de regering-in-ballingschap terug aan de macht te laten komen.
Njet
De eis voor democratische hervormingen stuitte echter op een ‘njet’ van de Franse, Britse en Amerikaanse regeringen. Het officiële discours had het over de angst dat Griekenland een Sovjetstaat zou worden. Uit vrijgekomen documenten blijkt hoe weinig dat in werkelijkheid door woog bij de overwegingen van de geallieerde overwinnaars. Bovendien hield Stalin zich netjes aan de afspraken over de grenzen van de wederzijdse invloedszones en weigerde consequent elke steun aan de linkse krachten in Griekenland. De conservatieve krachten en zelfs collaborateurs moesten Griekenland terug overnemen en kregen daarvoor alle steun van de Geallieerde machten.
Groot-Brittannië koesterde nog enigszins de illusie dat zijn status als imperiale grootmacht nog kon worden hersteld. Amerikaans president Truman maakte hen snel duidelijk dat hij de echte kaarten in handen had. De VS ondersteunde autoritaire regeringen in Griekenland, Turkije en Iran en gaf ruime steun aan de rechtse regering in Griekenland om het verzet gewapenderhand neer te slaan. Dat verzet werd na een bloedige burgeroorlog uiteindelijk verslagen in 1949. In 1952 werd Griekenland lid van de NAVO.
De naoorlogse regeringen konden niet bepaald rekenen op ruime steun bij de bevolking, om begrijpelijke redenen. In essentie kwam het er immers op neer dat het vooroorlogse feodale systeem weer werd hersteld. Geleidelijk aan verloren de behouders van dat status quo stemmen bij de verkiezingen, tot in 1965 de centrumlinkse partij van Georgios Papandreou de verkiezingen won en eerste minister werd. Koning Constantinos veroorzaakte een politieke crisis door hem vrij snel af te zetten en te pogen een conservatieve minderheidsregering op te zetten. Hij kondigde nieuwe verkiezingen af op 28 mei 1967.
Centrumlinkse regering was onaanvaardbaar
De prognoses voorspelden echter opnieuw een overwinning voor Papandreou en het werd zelfs mogelijk geacht dat hij een coalitiemeerderheid zou vormen samen met de partij Verenigd Democratisch Links. Die werd door de rechtse krachten gezien als een bondgenoot van de nog steeds verboden communistische partij KKE. Conservatieve politici stelden de koning voor de noodtoestand af te kondigen om dat te voorkomen.
Enkele weken voor de verkiezingen besliste een groep van uiterst rechtse hogere officieren echter een staatsgreep te plegen. Georgios Papandreou gaf zich over nadat soldaten zijn 14-jarige gelijknamige kleinzoon Georgios Papandreou junior een pistool tegen het hoofd hielden. (De jongen werd net als zijn grootvader en zijn vader Andreas eerste minister van Griekenland voor de sociaal-democratische partij PASOK, van 2009 tot 2011)
De staatsgreep was blijkbaar zeer goed voorbereid. Parlement, nationale tv-zender en koninklijk paleis werden onmiddellijk bezet en binnen enkele uren werden meer dan 10.000 mensen aangehouden. De volgende dag kondigde kolonel Papadopoulos aan dat de Grondwet was opgeheven. Koning Constantinos legde de vraag van de wettelijke regering naast zich neer om de coupplegers te veroordelen en erkende de coupplegers door hen in te zweren als eerste minister en ministers van een nieuwe regering. Later betreurde hij die stap, maar het was te laat, door de beëdiging kon de coup zich een schijn van wettelijkheid geven.
President Johnson had in principe geen bezwaren en elementen van de CIA hebben de coupplegers zonder enige twijfel bijgestaan. Johnson vreesde echter de internationale terugslag van een militaire dictatuur in Europa. Hij stelde voor dat koning Constantinos zo snel mogelijk zou proberen terug een civiele regering te installeren, met hetzelfde programma als de junta, maar dan zonder die al te opzichtige uniformen in beeld. Met de steun van de top van de Zeemacht en de Luchtmacht probeerde koning Constantinos de kolonels (die bij de Landmacht hoorden) inderdaad af te zetten, maar dat mislukte. Hij vluchtte uiteindelijk het land uit. In 1973 schafte het kolonelsregime het koninkrijk af.
Brutaal kolonelsregime
De kolonels legden de Griekse bevolking een brutale repressie op, in hoofdzaak door de Militaire Veiligheidsdiensten en door de Militaire Politie. Folteringen en verdwijningen werden routine. Papadopoulos wikte zijn woorden niet wanneer hij openlijk de praktijken van het regime bevestigde. Griekenland was een “patiënt die aan het bed moest worden geketend voor zijn eigen goed tijdens de operatie”, zoals hij het in een van zijn toespraken verwoordde.
Griekenland was een “patiënt die aan het bed moest worden geketend voor zijn eigen goed tijdens de operatie”, zoals Papadopoulos het in een van zijn toespraken verwoordde.
Was de staatsgreep zelf niet zozeer een CIA-operatie, eenmaal gevestigd heeft de Amerikaanse inlichtingendienst wel ruime hand- en spandiensten verleend aan de kolonels, onder meer door suggesties over ‘efficiënte’ foltermethodes. Bovendien stelde de CIA zijn data ter beschikking over alle politieke dissidenten, die door de junta werden aangehouden, gefolterd, geëxecuteerd, gevangen of verbannen.
Het regime specialiseerde zich naast brutale fysieke folteringen in psychische foltering. Zo werden bijvoorbeeld “patiënten” met keiharde muziek dagenlang wakker gehouden, terwijl ze moesten blijven rechtstaan. De persvrijheid werd afgeschaft. Buitenlandse, ogenschijnlijke onschuldige films leidden soms tot onverwachte protestacties. Onder meer de film Woodstock over het (toen nog niet) legendarische popfestival leidde in 1970 tot zware rellen, wat dan weer leidde tot een verbod op rockmuziek.
Uiteindelijk bezweek de junta aan een combinatie van interne tweestrijd en contradicties, groeiend verzet in binnen- en buitenland, bijzonder onhandige communicatie (openlijk bevestigen dat je foltert bijvoorbeeld) en een steeds slechter internationaal imago. De begrafenis van Georgios Papandreou op 3 november 1968 leidde tot een eerste spontaan massaprotest in Athene.
In 1969 kwam de film Z uit van regisseur Costa-Gravas, met muziek van (de nu 91-jarige) Mikis Theodorakis. De film vertelt een fictief verhaal over een politieke moord, maar de band met de Griekse dictatuur was overduidelijk. Een van de liedjes in de film is Asma Asmaton (Lied der Liederen, Song of Mauthausen), een gedicht van de Griekse dichter Iakovos Kambanellis, op muziek gezet door Theodorakis (zie onderaan, het lied gezongen door Maria Farantouri in het stadion van Karaiskakis, kort nadat Theodorakis uit ballingschap terug naar Griekenland kwam). Het wordt nog steeds beschouwd als het mooiste lied ooit over de Holocaust.
Een van de eerste beslissingen van de junta was het verbieden van al zijn muziek en liederen (op 1 juni 1967 in decreet 13). Theodorakis’ muziek werd echter de soundtrack van het verzet en roept tot vandaag grote emoties op bij iedere Griek, zelfs bij zijn toenmalige tegenstanders.
Buitenlands verzet, binnenlands verzet
Duizenden anderen vertrokken eveneens in ballingschap (of werden het land uitgegooid) en organiseerden het buitenlands verzet. Schrijver en onderzoeksjournalist Gunther Walraff liet in mei 1974 voor het allereerst van zich horen met een protestactie op Syntagma Square in Athene (Syntagma = Grondwet).
De voortekenen van de ineenstorting van de junta waren niet meer te ontkennen. Op 23 mei 1973 weigerde het Grieks marineschip Velos (foto), na NAVO-oefeningen, de haven van het Italiaanse Fiumicino te verlaten voor de terugreis, nadat ze hoorden dan een aantal van hun zeemachtcollega’s in Griekenland waren aangehouden. Een ultieme poging van Papadopoulos om een beperkte liberalisering door te voeren leidde alleen maar tot meer politiek protest.
Een studentenactie aan de Polytechnische Universiteit werd de morele genadeslag. Op 17 november 1973 zond Papadopoulos tanks naar de al drie dagen bezette campus. Een tank reeds de ingangspoort omver met een nog steeds onbekend aantal slachtoffers tot gevolg. De meeste historici houden het op 24, waaronder een 22-jarige Noorse studente en de 17-jarige Diomedes Komnenos (foto). Op 25 november werd Papadopoulos zelf afgezet door een aantal rivalen die nog rechtser waren dan hijzelf.
Een staatsgreep in Cyprus op 15 juli 1974 leidde tot de oorlog met Turkije en de bezetting van Noord-Cyprus door Turkije (die nog steeds voortduurt). Nadat een groot aantal Griekse hogere officieren hun vertrouwen in de junta opzegden kwam conservatief politicus Constantinos Karamanlis terug uit ballingschap om een civiele regering te leiden, die verkiezingen voorbereidde waarmee op 17 november 1974 de democratie officieel werd hersteld. In een referendum op 8 december 1974 werd het koninkrijk definitief afgeschaft. Griekenland werd een parlementaire republiek met een ceremoniële president die door het parlement wordt aangeduid (naar Duits model).
Zeer snelle rechtspraak, zeer trage genezing
Reeds in januari 1975 werden de kolonels van de junta voor de rechtbank gedaagd. Papadopoulos en 19 andere hogere militairen werden ter door veroordeeld voor hoogverraad, wat door de regering werd omgezet in levenslang. Papadopoulos bleef gevangen tot aan zijn dood in 1999. De laatste schuldige militair stierf eveneens in gevangenschap in 2010.
Het kolonelsregime blijft desondanks een open wonde in de Griekse maatschappij. De niet zo nauwe betrokkenheid van de VS maakte een snel proces mogelijk. Toch is de rol van het leger in Griekenland nog steeds niet degelijk uitgeklaard. Het armste land van Europa heeft nog steeds het proportioneel grootste defensiebudget, meer dan 4 procent van de begroting. De trojka legt Syriza sinds 2015 zware besparingen op, maar verbiedt wel elke inkrimping van het militaire budget.
De conservatieve partij Nieuwe Democratie wisselt sinds 1974 regelmatig de regeringsmacht met de sociaal-democratische partij PASOK. Corruptie en ideologische vervaging maakten het onderscheid tussen beide partijen bijna onbestaande. Toch konden zij hun dubbele hegemonie over Griekenland behouden tot januari 2015, ondermeer dankzij het systeem van de 50 bonuszetels voor de grootste partij.
Dat systeem laat regeringen toe een parlementaire meerderheid te bekomen met een minderheid aan stemmen. Bij de verkiezingen van 15 januari behaalde Syriza met 36,3 procent van de stemmen deze bonus van 50 zetels, net onvoldoende voor een parlementaire meerderheid. Door een ongewone coalitie met de kleine rechtse partij ANEL werden de twee machtspartijen zonder machtsbonus voor het eerst naar de oppositie verdreven.
PASOK is zo goed als verdwenen als politieke kracht, terwijl de conservatieve partij in de oppositie tegen Syriza stilaan terug aan populariteit wint bij de betere middenklasse en het meer conservatieve deel van de plattelandsbevolking.
De enige politieke partij die weigert kritisch te zijn over de kolonels is extreem-rechts Gouden Dageraad. Hun leider Nikolaos Michaloliakos bezocht nog een aantal leden van het regime in de gevangenis, kort voor hij de partij oprichtte. Ook bij politie en leger zijn er nog heel wat sympathisanten te vinden voor het extreem-rechtse gedachtengoed van de kolonels.