Recent werd voor de zoveelste maal gemeld dat de definitieve bewijzen zijn geleverd van Russische hacking van de Amerikaanse verkiezingen. De aanleiding was ditmaal een verklaring van het Department of Homeland Security over “potentiëel doelgerichte aanvallen” in “21 staten”. Die verklaring geeft ook nu weer geen enkel bewijs van enige Russische betrokkenheid.
Russische hacking van de Amerikaanse verkiezingen, het is stilaan een evidentie geworden. In commentaren wordt dat dan weergegeven als een vanzelfsprekende waarheid, die niet meer moet worden aangetoond of toegelicht.
Het begint bij de manier waarop woordvoerders van het Department of Homeland Security (DHS – het nieuwe departement dat na 9/11 werd opgericht om alle aspecten van binnenlandse veiligheid onder één noemer te brengen) verklaringen afleggen. Die verklaringen zijn meestal suggestief genoeg, maar laten de mogelijkheid open om achteraf te ontkennen.
De gebruikte tactiek is altijd dezelfde. Russische ‘staatsactoren’ zouden hebben gepoogd de verkiezingswebsites van 21 deelstaten te hacken tijdens de presidentsverkiezingen. Bewijzen worden niet geleverd omdat met openbaring vertrouwelijke informatie zou worden vrijgegeven die de staatsveiligheid in gevaar brengt. Dit komt van een veiligheidsapparaat, van een land dat in zijn geschiedenis talloze malen is betrapt op het manipuleren van informatie, het verzenden van foutieve of onware berichten, het ronduit liegen.
De voorbeelden zijn legio. Van de aanval van Noord-Vietnam op een Amerikaans oorlogsschip in de Golf van Tonkin (die de oorlog tegen Vietnam startte) tot de massavernietigingswapens in Irak, waartegen ‘wij’ dat land dringend moesten gaan bevrijden van een dictator (die tot 1991 nog een van de favoriete vrienden was van het Westen) en zoveel andere voorbeelden daar tussenin.
Het ontbreken van bewijzen is geen bewijs van het tegendeel. Misschien is er inderdaad sprake geweest van Russische hacking. Dat de grootste supermacht ter wereld, waar het internet werd uitgevonden, niet in staat zou zijn geweest om dat tegen te houden is minstens zeer twijfelachtig. Er zitten in het Russische regime zonder enige twijfel genoeg mensen en instellingen die bereid zijn een dergelijk risico te nemen. President Poetin heeft al eerder bewezen dat geen principe hem te heilig is voor de instandhouding en uitbreiding van zijn macht. Zijn systeem is gebaseerd op het toelaten van gigantische corruptie door de oligarchie, met één beperkende voorwaarde, van de politieke macht blijven ze af. De enkele oligarchen die het toch waagden politiek te gaan bedrijven hebben het ondervonden.
Het blijft echter eigenaardig dat de media het complete onevenwicht niet zien (willen zien?). De VS heeft een ellenlange historische prestatielijst op vlak van inmenging in verkiezingen in zowat alle continenten, deelname en ondersteuning van staatsgrepen, honderden militaire basissen over heel de wereld, een leger dat groter is dan de dertien volgende landen op de wereldranglijst samen (en waarvan slechts twee landen tegenstanders zijn). De militaire slagkracht van de NAVO is tienmaal groter dan die van het Russisch leger.
De Amerikaanse media bejubelen met de regelmaat van de klok inmenging van de eigen regering in andere landen. De verkiezing van Russisch president Jeltsin in 1991 wordt nog altijd openlijk bejubeld als een topprestatie van de eigen geheime diensten en organisaties. Ze noemen dat uiteraard nooit ‘inmenging’. Dat is een term die uitsluitend voor tegenstrevers is gereserveerd.
Rusland is geen functionerende democratie. Verkiezingen zijn technisch wel vrij, maar de dominantie van de regering over de media is bijna volledig. De politieke oppositie krijgt bijna geen enkele kans om zich kenbaar te maken bij het brede Russische publiek. De gruwel van het Tsjetsjeense regime is voldoende bekend. Je zal maar homo zijn in Rusland. Niets van dit alles is echter een argument of bewijs van Russische hacking in de VS, noch van agressie in het buitenland.
Afleidingsmanoeuvre gaat eigen leven leiden
Het is allemaal begonnen met een afleidingsmanoeuvre van de Democratische Partij. Toen in 2015 uit door WikiLeaks gelekte interne e-mails van de partij tijdens de voorverkiezingen bleek dat de top actief de campagne van Bernie Sanders saboteerde en resultaten van voorverkiezingen manipuleerde reageerde diezelfde top met een gigantische afleidingsmanoeuvre, waar de Amerikaanse media gretig in meegingen. De betrokken e-mails waren “door de Russen verspreid en gemanipuleerd”. Sindsdien is dat verhaal overgelopen van de voorverkiezingen naar de presidentsverkiezingen zelf en compleet uit de hand gelopen.
In feite is de steeds weerkerende saga van de Russische hacking nog steeds dat, een afleidingsmanoeuvre. Voor de top van de Democraten is het een ideaal excuus voor de nederlaag van Clinton tegen Trump. Voor de top van de Republikeinen is het een even ideaal voorwendsel om de oorlogszuchtige hetze tegen Rusland ten top te drijven.
In feite gaat het niet eens over de vraag of er nu Russische hacking is geweest of niet, waar het om gaat is de demonisering van een vijand. Voortdurende herhaling is geen nieuwe propagandatechniek. Zo bereidt men een bevolking voor op oorlog, er zijn historische precedenten genoeg.
Dat Amerikaanse media dit alles vlekkeloos reproduceren valt te verwachten. Minder duidelijk is waarom Europese media dat discours zomaar zonder enige nuancering overnemen, ook de zogenaamd progressieve pers (zoals de Guardian en De Morgen).
In de rest van de wereld gelooft men ondertussen zijn ogen niet. Amerikaans inmenging in verkiezingen, chantage van regeringen, hulp aan of directe betrokkenheid bij staatsgrepen? Dat kennen ze daar maar al te goed, tot en met vandaag. Als er inderdaad sprake zou zijn van Russische hacking in de Amerikaanse verkiezingen, dan is dat nog altijd zeer klein bier tegenover de prestaties van de VS op dat vlak in zowat heel de wereld.
In feite gaat het niet eens over de vraag of er nu Russische hacking is geweest of niet, waar het om gaat is de demonisering van een vijand. Voortdurende herhaling is geen nieuwe propagandatechniek. Zo bereidt men een bevolking voor op oorlog, er zijn historische precedenten genoeg.