Voor de meeste Brusselaars is Edith Cavell de naam van een ziekenhuis in Ukkel. Iets minder bekend maar toch niet helemaal ongeweten is dat ze een Britse verpleegster was tijdens de Eerste Wereldoorlog in België die werd geëxecuteerd, omdat ze Britse gevangen soldaten had helpen ontsnappen. Haar terechtstelling op 12 oktober 1915 veroorzaakte een internationale storm van verontwaardiging. De Duitse bezetter besloot daarop geen vrouwelijke verzetsmensen meer te executeren en keurde voortaan elk gratieverzoek goed.
Sophie De Schaepdrijver legt uit waarom de Duitsers dat besluit namen (en daar voor Gabrielle Petit van terugkwamen). Ze werden zeker niet gedreven door een of ander menselijk mededogen. In het begin van de oorlog hoopte de bezetter nog op een geleidelijke aanvaarding bij de bevolking. Bovendien was het in de tijdsgeest al niet echt populair om ‘zwakke’ vrouwen te executeren. De Duitse bezetter wilde ook kost wat kost vermijden om voor het bezette volk martelaars te creëren. Daar werd één uitzondering op gemaakt. Op 1 april 1916 werd Gabrielle Petit gefusilleerd. Twee maand eerder werd ze 23.
De Duitse opperbevelhebber Moritz von Bissing keurde haar terechtstelling goed. Waarom? Petit had meerdere elementen in haar nadeel. Eerst en vooral was de bezetting in 1916 reeds twee jaar bezig, tegen alle verwachtingen en hoop van de bevolking in. De Duitse bezetter besefte dat nastreven van aanvaarding niet werkte en koos voor harde repressie van elke vorm van verzet. Petit ergerde de militaire rechters door openlijk niet te ‘bekennen’ maar te bevestigen dat zij zich verzette tegen hun illegale regime en rechtspraak. Zij weigerde een gratieverzoek in te dienen en verklaarde een blinddoek te weigeren bij haar executie. Zoveel vrouwelijke zelfingenomenheid was von Bissing blijkbaar te veel en ondanks internationaal protest werd Petit op 1 april 1916 geëxecuteerd.
Of de Duitse bezetters Gabrielle Petits wil hebben gerespecteerd om zonder blinddoek te worden gefusilleerd is niet echt zeker. Over haar leven, haar jeugdjaren, haar jaren in Brussel en haar werk in het verzet is in feite niet zoveel geweten. Sophie De Schaepdrijver heeft alle mogelijke bronnen opgezocht en elk detail dat ergens bekend was, is nu verzameld in dit prachtige boek.
Dit is geen hagiografie, geen Grieks heldenepos maar een realistisch beeld van een mens met gebreken, hebbelijkheden en tekortkomingen, een normaal mens dus. Het maakt dit boek tot een zeer geloofwaardig geheel. Deel I ‘Leven’ overloopt in vijf hoofdstukken het korte leven van een jongedame uit een verarmd middenklassegezin in de omgeving van Doornik. Een grotendeels afwezige vader liet zijn beide dochters achter in weeshuizen en adoptiegezinnen nadat hun moeder jong gestorven was. Op 15-jarige leeftijd ging Gabrielle aan de slag in Brussel in meerdere baantjes.
Bij het begin van de oorlog hielp ze haar verloofde ontsnappen naar Groot-Brittannië. Erg hecht was hun relatie waarschijnlijk niet, voor zover dat kan worden opgemaakt uit haar correspondentie met vrienden of familieleden. In Groot-Brittannië kreeg ze een korte opleiding voor spoorwegspionage, waarna ze zonder haar verloofde terugkeerde naar België.
Haar kennis van de grensstreek rond Doornik, nu vlak bij de frontlijn, kwam haar goed van pas om rond te reizen en nota’s te nemen van het komen en gaan van goederen- en passagierstreinen. De trein werd voor het eerst massaal ingezet voor troepenbewegingen. Ze was zich goed bewust van het levensgevaarlijke risico dat ze nam. Edith Cavell en anderen waren haar voorgegaan. Toen ze een eerste maal werd opgepakt kwam ze nog snel vrij dankzij slordigheden van de Duitse contraspionage.
Een jaar later was dat niet meer het geval. Nadat ze enkele tijd werd gevolgd, werd ze op 7 februari 1916 aangehouden en met bewijzen geconfronteerd. Ze antwoordde fier dat ze haar plicht had gedaan tegen de bezetter. Haar executie had heel wat minder weerklank in het buitenland dan die van Cavell enkele maanden eerder. Bovendien was de Duitse bezetter afgestapt van de praktijk om elke executie aan te kondigen met straataffiches. Twee maand later werd ze gefusilleerd en onmiddellijk begraven op het terrein van de Nationale Schietbaan van Schaarbeek. De meeste Belgen vernamen haar terechtstelling pas na de bevrijding.
Ook haar “geringe sociale status was cruciaal” voor de beslissing tot executie. “Gabrielle Petit was werkelijk the girl from nowhere – zonder connecties, zonder familie, zonder diploma, zonder geld – die in het spionagewerk eindelijk een bestemming had gevonden voor haar uitzonderlijke verstand en die, eenmaal in de greep van het militaire gerechtsapparaat, liever omkwam dan toegaf. Haar geringe status was cruciaal. Een spionne met connecties, met sociale status, een weerstandster van onberispelijk gedrag, kortom een dame, liep in 1916 minder kans om terechtgesteld te worden, zoals de Duitse bronnen aantonen.” Er werd door de Duitsers geïnsinueerd dat ze zich zou hebben geprostitueerd en verslaafd was aan cocaïne, roddels die zonder bewijzen werden ingezet om haar zaak te beschadigen. Ook haar keuze voor ‘Legrand’ als alias, een omkering van haar echte familienaam, poogden ze belachelijk te maken.
Het tweede deel van het boek vat het verloop van haar status als verzetsheldin samen. De Schaepdrijver geeft daarbij goed de veranderende context weer. Vlak na de oorlog werd zij geëerd met films, boeken, standbeelden, herdenkingsplechtigheden. Op 29 mei 1919 werd ze met een grote plechtigheid herbegraven op het kerkhof van Schaarbeek.
Sophie De Schaepdrijver doet veel meer dan de cultus rond Petit beschrijven. Zo leren we ondermeer dat het stemrecht na de oorlog niet alleen naar alle mannen werd uitgebreid, maar ook naar ongeveer 20.000 vrouwen. Dat gebeurde niet uit een of ander vroegtijdig inzicht in vrouwenrechten en bevestigde zelfs de minderwaardige status die vrouwen hoorden te hebben. Deze vrouwen waren oorlogsweduwen en kregen alleen stemrecht “om de stem van hun overleden man te erkennen”.
Na de Eerste Wereldoorlog was er veel minder respect voor het verzet dan na de Tweede Wereldoorlog. Mannen hoorden niet in het verzet te sterven maar in de loopgraven. De gesneuvelden kregen alle eer. Wie in het verzet zat, was ook ontkomen aan de dienstplicht. Dat gold niet voor vrouwen. Die werden wel voluit geëerd en geloofd na de oorlog, echter niet vanuit een erkenning van vrouwen als mens, als individu, als persoon. Integendeel, deze vrouwen werden geportretteerd als “zorgende personen”, die niet deelnamen aan gewapend verzet, zoals het echte dames betaamde. Pas in 1936 mocht een vrouw de redevoering voor haar herdenking uitspreken. Overlevende verzetstrijdsters Marguerite Blanckaert, Marie-Lèonie Van Houtte en Marthe Doutreligne bleven haar naam herdenken tot in de vroege jaren 1960.
Tot in 1972 kregen kinderen in Schaarbeekse scholen nog les over haar. Daarna verdween ze in de vergetelheid. In 1986 werd haar cel niet langer vrij gehouden als erkenningsplaats en lompweg terug in gebruik genomen. De Schaepdrijver legt uit hoe dit kon gebeuren. De veranderde tijdsgeest, de oorlog in Vietnam creëerde nieuwe helden die niet voor het vaderland maar voor democratie en mensenrechten opkwamen. Nieuw Vlaams extreem-rechts zal gelukkig haar erfenis niet claimen, want zij was een Belgische heldin. In 2011 kreeg ze even eerherstel in het gemeenteblad van de gemeente Schaarbeek waar ze met lompe computerverklaring in het Nederlands ‘Gabriëlle Klein’ werd genoemd. In 2005 geraakte ze nog nipt op nummer 94 van de lijst van 100 grootste Belgen.
Op het Sint-Jansplein in Brussel, vijf minuten stappen vanuit Brussel-Centraal, staat haar standbeeld (zie foto hiernaast). Het kunstwerk werd in 1923 ingehuldigd op basis van een fotomodel dat min of meer haar gestalte had. Dit is echter het allereerste standbeeld van een niet-adellijke vrouw, iemand uit de gewone werkende klasse in heel Europa. Ga er even langs, vijf minuutjes stappen vanuit het Centraal Station, beste treinreizigers, en herdenk Gabrielle Petit.
Sophie De Schaepdrijver schreef een historisch boek dat niet over krijgers, keizers, generaals of koningen gaat maar over de mensen die echt ‘geschiedenis schreven’, de gewone mensen, de échte mensen. Het kwam te laat om Gabrielle Petit een passend honderdjarig eerbetoon te geven op 1 april 2016. Cijfers zijn echter onbelangrijk. De 103de verjaardag van haar executie is een gepast moment om met deze recensie even bij haar gedachtenis stil te staan. Op 29 mei 1919 werd ze plechtig herbegraven. Lees dit boek en denk honderd jaar later op 29 mei even aan haar.
Sophie De Schaepdrijver. Gabrielle Petit – Dood en leven van een Belgische spionne tijdens de Eerste Wereldoorlog, Horizon, 2018, 340 pp. (zonder voetnoten, literatuurindex en namenregister) ISBN 978 94 921 5992 2