Wat zich in het Britse parlement afspeelt is ongezien in de Britse geschiedenis. Een eerste minister zonder parlementaire meerderheid, met een partij die uit elkaar valt, blijft toch zitten. De echte reden? Een Brexit mét duidelijke afspraken onder een Labourregering van Jeremy Corbyn ten allen prijze voorkomen. Zelfs de financiële markten beginnen te twijfelen of Corbyn toch geen betere optie is, na hem vier jaar te hebben gebasht.
Het eerste parlementaire vragenuurtje van de Conservatieve eerste minister Boris Johnson op 4 september kan nu al historisch worden genoemd. Hij begon er aan met een nipte meerderheid van één stem, die hij niet eens met zijn eigen Conservatieve Partij haalt. Hij heeft immers ook alle tien stemmen nodig van de Noord-Ierse extreem-rechtse Democratic Unionist Party .
Een Britse regering gebaseerd op meer dan één partij is al zeer uitzonderlijk. Die éne stem op overschot verloor hij tijdens zijn eerste tussenkomst, toen Conservatief parlementslid Philip Lee ostentatief overstapte naar de banken van de Liberal-Democrats, de kleine liberale centrumpartij.
No deal, no Brexit
Toen vervolgens door een Labour parlementslid een wetsvoorstel werd ingediend om een Brexit zonder akkoord met de EU te verbieden en om nogmaals uitstel van de scheiding van de EU (op basis van artikel 50 van het EU-verdrag) te vragen tot 31 januari 2020 stemden 21 leden van de partij van de eerste minister voor dat voorstel. Boris Johnson liet hen onmiddellijk verwijderen uit de partij, waardoor ze bij nieuwe verkiezingen geen kandidaat meer kunnen zijn voor de Conservatieven.
Donderdagmorgen verloor Boris Johnson ook nog de stem van zijn broer Jo Johnson, die eveneens parlementslid is. Jo Johnson kondigde aan uit de politiek te stappen. Hij is een tegenstander van de Brexit uit de EU (ook de zus van Boris Johnson en zijn vader zijn tegen de Brexit, zij zijn geen politici).
Als tegenreactie legde Johnson een voorstel neer om het parlement onmiddellijk te ontbinden en verkiezingen uit te roepen op 14 oktober (binnen 40 dagen, zoals voorzien in de wet). Daarvoor haalde hij echter geen vereiste tweederde meerderheid. Labour onthield zich, met het argument dat er pas verkiezingen mogen komen nadat het wetsvoorstel voor een verbod op Brexit zonder deal is goedgekeurd (waarna verkiezingen ergens in november zouden vallen).
De Britse pers noemde Labourleider Jeremy Corbyn voor die onthouding schijnheiligheid. Zijn argumentatie klopt nochtans. Johnson wil vervroegde verkiezingen die een no-deal-Brexit niet meer kunnen verhinderen, verkiezingen met andere woorden die aan het heetste politieke hangijzer van het ogenblik niets meer zouden veranderen. Corbyn wil verkiezingen die wél over de Brexit-deal kunnen beslissen.
Moet Corbyn bang zijn voor verkiezingen?
In de peilingen haalt Labour rond de 21 procent van de stemmen, 11 procent minder dan de Conservatieven. Hoeveel die ‘peilingen’ waard zijn en in hoeverre ze eerder een onderdeel zijn van een strategie werd reeds ruim aangetoond in 2017. Theresa May lokte toen heel zelfzeker vervroegde verkiezingen uit omdat ze nog meer procenten dan nu voorstond op Labour. In nauwelijks enkele weken van kiescampagne behaalde Corbyn vervolgens het beste resultaat voor Labour ooit sinds jaren.
Hoe dat te verklaren is? Eerst en vooral omdat deze peilingen zelf hoogst onbetrouwbaar zijn als echte electorale graadmeter. Er is echter iets heel anders aan de hand dat net als twee jaar geleden speelt. Tijdens verkiezingsperiodes zijn de Britse media wettelijk verplicht evenwichtig aandacht te geven aan de programma’s van de deelnemende partijen, in schril contrast met de rest van het jaar.
Meerdere studies hebben de vooringenomenheid aangetoond van de Britse media tegen Corbyn – niet alleen de tabloids, waarvan de Britten wel een en ander gewoon zijn – maar ook van de zogenaamde kwaliteitsmedia als de BBC en de Guardian (zie onder meer Studie bewijst: Guardian, BBC vooringenomen tegen Corbyn).
. Het perspectief van een eerste minister die voor het eerst zou breken met het neoliberale overheidsbeleid sinds Margaret Thatcher in 1979 is onaanvaardbaar voor de Britse economisch-financiële-media-elite.
Moddercampagne tegen Labour ligt stil (voor even?)
Het is daarom des te opvallender dat de hetze over beweerd institutioneel antisemitisme in Labour onder Corbyn de laatste weken is stilgevallen. Zelfs de Financial Times begint te twijfelen of Jeremy Corbyn toch niet beter geschikt zou zijn om een onderhandeld Brexitakkoord gedaan te krijgen mét afspraken over de toekomstige samenwerking met de EU en over de EU-grens die na de scheiding ontstaat tussen Ierland en Noord-Ierland (de ‘backstop’).
Toch mag Corbyn niet zomaar rekenen op eenzelfde effect als in 2017. Hij stelt voortdurend dat Remainers (die géén Brexit willen) en Leavers met elkaar gemeenschappelijk hebben dat ze allebei even hard slachtoffers zijn van de antisociale afbraakpolitiek van de Conservatieve regering. Labourkiezers zijn echter verdeeld over Brexit. Velen hebben op Farage’s lijst gestemd tijdens de verkiezingen voor het Europees Parlement in het voorjaar. Het is met andere woorden allesbehalve zeker dat Labourkiezers op dezelfde manier zullen stemmen als bij de nationale verkiezingen in 2017.
De Lib-Dems?
De Liberaal-Democratische Partij deed het bij de EU-verkiezingen met zijn anti-Brexitcampagne redelijk goed. Het valt echter af te wachten hoeveel dat nog zal doorwegen bij nationale verkiezingen. Dit is immers de partij die in 2010 in een (voor Groot-Brittannië zéér uitzonderlijke) coalitieregering met de Conservatieven onder David Cameron stapte. In die regering braken de Lib-Dems met zowat alle sociale beloften van hun verkiezingscampagne. Corbyn zal niet nalaten hen daaraan te herinneren.
Bovendien, ook al moeten de media tijdens verkiezingscampagnes evenwichtig verslag doen over alle partijen, het effect van de jarenlange Corbynbashing is onmiskenbaar. Men kan enkel speculeren hoeveel Labour onder Corbyn zou behaald hebben in 2017 als de media hem wel fair hadden weergegeven in de twee jaar ervoor. Ook nu zal dat effect nog blijven spelen.
Het meest waarschijnlijke scenario is dat Corbyn het wel zeer goed doet, maar weer net niet genoeg zetels haalt voor een eigen parlementaire meerderheid. Een coalitieregering zoals de Conservatieven deden in 2010, bijvoorbeeld met de Scottish National Party is weinig waarschijnlijk. Daarvoor liggen de politieke standpunten te ver uiteen.
Dan is er tenslotte nog de grilligheid van het Britse electorale systeem van één zetel per kiesdistrict. Dit systeem maakt het zelfs mogelijk voor een partij om met minder stemmen dan de andere grote partij toch meer zetels te behalen in het parlement. In heel wat kiesdistricten kunnen enkele stemmen een zetel doen verspringen.
En Johnson dan?
Boris Johnson is al evenmin zeker van zijn politieke toekomst. Hij haalde weliswaar 51 procent van de stemmen bij de interne verkiezing door de partijleden van hun voorzitter, maar zijn resultaat houdt ook in dat ongeveer 49 procent tegen hem had gestemd. Het valt af te wachten of alle traditionele Conservatieve kiezers zomaar de partijleden gaan volgen in de extreemrechtse koers die Johnson vaart. De grote vraag is ook hoe de kiezers voor de lijst van Farage tijdens de verkiezingen voor het Europees Parlement dit voorjaar nu gaan stemmen bij nationale verkiezingen?
Uiteindelijk komt het er voor Boris Johnson op neer een Labour regering onder eerste minister jeremy Corbyn ten allen prijze te voorkomen. Hij kiest daarvoor andere tactieken dan zijn voorganger Theresa May, maar de doelstelling blijft dezelfde (zie Waarom Theresa May na meest verpletterende nederlaag ooit kan aanblijven? Nog steeds Jeremy Corbyn).
Met de desastreuze prestatie tijdens zijn allereerste plenaire vergadering van het parlement als eerste minister heeft Boris Johnson alvast geschiedenis geschreven. Of hij dit politiek gaat overleven en ook na nieuwe verkiezingen eerste minister kan blijven is twijfelachtig. Misschien schrijft Corbyn geschiedenis als eerste minister van Groot-Brittannië die breekt met veertig jaar ononderbroken neoliberaal beleid. Het wordt afwachten.