Blijkbaar gaan ‘preformateurs’ Bart De Wever (N-VA) en Paul Magnette (PS) voor een feitelijke splitsing van België in 2023 – zonder het die naam te geven. Of hun aanpak zal lukken is verre van zeker. De N-VA voelt enerzijds dat het ditmaal kan slagen maar weet tegelijk dat als hun grootste politieke betrachting nu niet lukt, het er nooit van zal komen. Wat de bevolking daar van denkt zal hen ondertussen worst wezen.
Helemaal zeker zijn we nog steeds niet van wat de N-VA en de PS op tafel willen leggen om een federale regering te kunnen vormen. De contacten met Groen en Ecolo hebben alvast niets opgeleverd. Jean-Marc Nollet (Ecolo) sprak na de gesprekken over een voor hem onaanvaardbare ‘regionalisering van de federale staat als een fait accompli’.
Of die gesprekken bedoeld waren om de groenen effectief aan boord te hijsen of enkel de recalcitrante liberalen van MR en Open VLD onder druk te zetten is een nutteloze vraag. In dergelijke onderhandelingen houden de betrokkenen immers rekening met elke mogelijkheid.
Met het voorstel een regering te vormen voor slechts twee of drie jaar in plaats van de volledige termijn van vijf1 en de komende federale verkiezingen dus een jaar te vervroegen willen de onderhandelaars de federale verkiezingen terug afsplitsen van de regionale (en de Europese). De federale regering zou dan andermaal in zwaar water terechtkomen terwijl de Vlaamse regering ‘stabiel en efficiënt’ nog een jaar kan doorgaan.
Volgens de vorige staatshervorming kunnen vervroegde verkiezingen niet meer voor het regionale niveau, dat definitief gebonden is aan een vijfjarig mandaat. Bij de voortijdige val van een regionale regering zijn de partijen verplicht met de bestaande machtsverhoudingen in de regionale parlementen terug een nieuwe regeringsmeerderheid te vormen tot het einde van de vijf jaar.
Het federale niveau werd bij die laatste staatshervorming eveneens van vier naar vijf jaar gebracht, maar de mogelijkheid van vervroegde verkiezingen werd nog steeds opengelaten. Wat Magnette en De Wever voorstellen kan dus. Vervroegde verkiezingen ten gevolge van politieke crisissen zijn in België allesbehalve uitzonderlijk. Nieuw is echter wel dat een regering reeds bij de start zou beslissen om op een later vastgelegd ogenblik vervroegde verkiezingen uit te roepen.
Artikel 195
Voor een nieuwe staatshervorming moet de Grondwet gewijzigd worden. Dat kan niet zomaar met een meerderheidsstemming in het federaal parlement (de regionale parlementen hebben geen grondwettelijke bevoegdheid). Daarvoor moet een tweederdemeerderheid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers een aantal artikels van de Grondwet ‘voor wijziging vatbaar’ verklaren, waarna het parlement wordt ontbonden voor vervroegde verkiezingen. De volgende federale regering kan vervolgens eveneens met een tweederdemeerderheid van alle parlementsleden deze artikels van de Grondwet wijzigen. Deze procedure voor wijziging van de Grondwet ligt zelf ook vast in de Grondwet in artikel 195.
Deze omslachtige en tijdrovende procedure is niet toevallig. Alle democratische Grondwetten ter wereld hebben gelijkaardige bepalingen. Daar zijn zeer goede redenen voor. Zo wordt vermeden dat de Grondwet door elke nieuwe politieke meerderheid zomaar kan worden gewijzigd. Door Grondwetswijzigingen over een verkiezing te tillen worden de politieke krachten verplicht er een electoraal thema van te maken. Het idee is dat door deze procedure de bevolking zich kan uitspreken over de Grondwetswijziging. Tot daar de theorie.
In de Belgische werkelijkheid gingen wijzigingen van de Grondwet bijna steeds over communautaire zaken, over de relaties tussen Walen, Brusselaars en Vlamingen, tussen Nederlandstaligen en Franstaligen. Dat is nu ook het geval. Het ging bij die wijzigingen bijna nooit over fundamentele vraagstukken, over de bescherming van de democratie, van de burgerlijke vrijheden. De Belgische Grondwet is dan ook een amalgaam met heel wat bepalingen die eigenlijk niet in een Grondwet thuishoren.
Blijkbaar willen preformateurs De Wever en Magnette de federale (= nationale) bevoegdheid voor de zorg, de arbeidsmarkt, mobiliteit, justitie, politie en de brandweer overhevelen naar de regionale overheden. Dat kan dus niet tijdens een lopende legislatuur, omwille van Grondwetsartikel 195. De N-VA heeft altijd al geijverd om dat artikel 195 zelf ook te wijzigen.
Federaal ‘regionaliseren’
Wat zij voorstellen is een feitelijke regionalisering op federaal niveau. Dat blijft dan nominaal bevoegd en beslist de budgetten, maar de concrete bevoegdheid gaat respectievelijk naar de Vlaamse/Waalse/Brusselse politieke partijen op basis van de krachtverhoudingen in de Kamer van Volksvertegenwoordigers.
Een eerder voorstel van Jan Jambon (N-VA), minister-president van de Vlaamse regionale regering, om voor alle federale bevoegdheden twee ministers per taalrol te benoemen werd vrij snel afgevoerd, wegens politiek niet verkoopbaar, ook niet voor zijn eigen partij die voorheen altijd geklaagd heeft over het teveel aan ministers.
Zijn idee is echter niet nieuw. In de jaren 1970 werden de bevoegdheden voor cultuur en onderwijs op nationaal niveau (het enige politieke niveau op dat ogenblik) verdeeld over twee ministers, één Vlaming, één Franstalige (Waal of Brusselaar). In een volgende stap kwamen de Vlaamse verkozenen van de Kamer van Volksvertegenwoordigers samen in een Vlaamse cultuurcommissie die autonoom besliste (idem voor de Franstalige verkozenen). Deze cultuurcommissie was de voorganger van het huidige Vlaamse Parlement, dat sinds 1995 rechtstreeks verkozen wordt.
Om een overaanbod aan federale ministers te vermijden zouden nu de bevoegdheden eveneens worden opgesplitst over telkens twee ministers, maar die zouden elk meerdere bevoegdheden cumuleren om het aantal ministers gelijk te houden als voorheen. Alleen voor ‘institutionele hervormingen’ zouden twee aparte ministers benoemd worden. Dit zijn de politici die de volgende staatshervorming voorbereiden.
In een andere piste die op tafel ligt, zouden de federale ministers alleen nog beleid kunnen voeren als ze een akkoord hebben met de regio’s. Er zou dus maar één federale minister zijn per domein maar die zou elke keer overleg moeten plegen met de regio’s. Beide pistes betekenen de uitholling van het federale niveau.
Valse premissen
Wat op het eerste zicht allemaal heel democratisch lijkt verbergt echter een aantal zaken waarover de voorstanders devoot zwijgen. De politieke ambities die er achter schuil gaan baseren zich op twee premissen die allesbehalve democratisch gelegitimeerd zijn. De eerste premisse is dat elke kiezer voor 100 procent akkoord zou gaan met het volledige programma van de partij waar hij/zij voor gekozen heeft bij de verkiezingen. De tweede is dat de bevolking tussen twee verkiezingen in geen recht van inspraak heeft, de verkozenen zijn met andere woorden soeverein en hoeven met wijzigingen in de publieke opinie, met sociale acties e.d. geen rekening te houden.
Alle ernstige opiniepeilingen stellen echter vast dat er noch in Vlaanderen, noch in Wallonië, noch in Brussel een meerderheid gewonnen is voor een splitsing van het land. Bij de kiezers van het Vlaams Belang en de N-VA is het percentage voor een splitsing wel het grootst, maar zelfs daar gaat het niet over een meerderheid. De discrepantie tussen kiesgedrag en het electoraal programma van politieke partijen is van alle tijden. Dat zelfs de kiezers voor Vlaams Belang en N-VA niet te winnen zijn voor een Vlaamse staat is eenvoudig te verklaren: zij stemmen grotendeels voor deze partijen om heel andere redenen dan communautaire (waarom ze dan wel voor deze partijen stemmen is voer voor andere artikels).
Bij de top van de N-VA zijn ze zich er zeer van bewust dat zelfs hun eigen kiezers hen niet volgen in hun drang naar een aparte Vlaamse staat. Daarom ook dat zij kiezen voor de geleidelijke aanpak, zoals die nu op tafel ligt. De partij voelt de hete adem van het Vlaams Belang. De nederlaag en het stemmenverlies in mei 2019 heeft volgens de N-VA twee verklaringen: hun kiezers appreciëren de harde neoliberale lijn van de voorbij federale regering niet en vinden de aanpak van de migratie te zwak.
Bovendien heeft het Vlaams-nationalistisch imago van de partij – toch de opvolger van de Volksunie – zwaar aan geloofwaardigheid ingeboet. In een federale meerderheid waarin slechts één Franstalige partij (MR) zat en waarin de N-VA de grootste partij was heeft de partij geen enkele Vlaams-nationalistische eis verwezenlijkt. De partij heeft zelfs nooit enige eis op tafel gelegd in de regering van Charles Michel.
Sociale toegevingen kunnen nu wel
Het Vlaams Belang heeft in de voorbije kiescampagne – naast hun gebruikelijke ranzige racisme – ingezet op sociale thema’s (uit het effectief stemgedrag van de verkozenen blijkt ondertussen het omgekeerde). Een aantal sociale toegevingen aan de PS ziet de N-VA daarom wel zitten. De migratieproblematiek wil de N-VA indirect aanpakken door op federaal niveau een afzonderlijk beleid voor Vlaanderen te bewerkstelligen met de gesplitste bevoegdheden (justitie, politie). In de nota zouden er ook plannen staan om nieuwe gesloten asielcentra te bouwen.
Er zou ook gesproken zijn over een wijziging of afschaffing van de taalfaciliteiten in de zes gemeenten2 rond Brussel die nu in het Vlaams gewest liggen, maar door een meerderheid van Franstaligen worden bewoond. Wie aan de taalfaciliteiten van 1961 raakt, roert in een wespennest. Hoe banaal die zes gemeenten in het grotere geheel ook lijken, eenmaal je hier aan raakt zet je heel het federale bestel op de helling. Dit is een strategische ‘eis’ waarop N-VA wellicht zal ’toegeven’, om zo met meer kracht andere eisen door te drukken.
De coronapandemie heeft voldoende aangetoond dat de federale en regionale taakverdeling niet werkt. Het regionale niveau blonk uit door onbeslistheid en inefficiëntie. Wat in de woonzorgcentra gebeurde is een gruwelijk schandaal dat niet weg zal gaan. De voorstanders van verdere opsplitsing laten zich daar niet door afschrikken. Dit is voor hen immers een ideologisch project.
Graag schermen zij daarbij met het principe van de subsidiariteit. Dat concept komt er op neer dat elke overheidstaak op het meeste geschikte niveau moet worden georganiseerd. Subsidiariteit betekent echter geenszins overheveling van bevoegdheden naar het laagst mogelijke niveau, maar naar het meest geschikte.
Geen democratische legitimering
In zijn opinie PS en N-VA negeren de belangrijkste onderstroom in België stelt Denis Bouwen het volgende vast:
“Er zijn namelijk ernstige bewijzen en aanwijzingen, ook wetenschappelijk onderbouwde, dat een aanzienlijk deel van de Belgische bevolking géén vragende partij is voor de zoveelste staatshervorming in de verkeerde richting. Helemaal niet. Net zomin als er bij vorige staatshervormingen een grote schreeuw uitging van de bevolking om vooral nog meer te splitsen…”
“Onder de uitslag van 26 mei 2019 gaat een andere werkelijkheid schuil. Eén van relatief gelijklopende publieke opinies in Vlaanderen en Wallonië. Dat blijkt uit onderzoek van de Universiteit Antwerpen, KU Leuven, de Brusselse VUB en aan Franstalige kant de UCL in Louvain-la-Neuve en de Brusselse ULB.”
“Negen ministers bevoegd voor Volksgezondheid: daar ziet bijna niemand het nut van in. Om dat aan te pakken, willen 6 op de 10 Belgen de gezondheidszorg herfederaliseren. Dat blijkt uit de Grote Peiling van ‘Het Laatste Nieuws’, VTM Nieuws, RTL en ‘Le Soir’. Zelfs een meerderheid van de kiezers van N-VA en Vlaams Belang is daar voorstander van” (peiling Het Laatste Nieuws, 22 juni 2020)
Deze drive voor verdere opsplitsing van alle overheidstaken is met andere woorden niet gebaseerd op de wil van de meerderheid van de Belgische bevolking. Die wil zelfs het omgekeerde: terug meer bevoegdheden naar het federale niveau.
Een ideologisch project voor Vlaanderen
Waarom de N-VA hier toch mee wil doorgaan werd hierboven al vermeld: voor de partijtop en een minderheid van zijn kiezers is Vlaamse onafhankelijkheid een ideologisch project, dat niet gedreven wordt door een verlangen naar beter bestuur voor de bevolking maar door een puur onverdund machtsstreven. Wat zij – en de Vlaamse economische elite die hen daarin steunt – willen is niet anders dan dat, meer macht én garanties op zeer lange regeringsdeelname.
De bereidheid van de PS om hier in mee te stappen is daarentegen niet zozeer ideologisch gedreven maar gaat eveneens uit van zuiver bruut machtsstreven. Als het niet samen met de Vlamingen lukt, dan doen we het maar zonder hen. Regionalistische tendensen hebben in Wallonië ook wel bestaan, maar waren noch qua achterban, noch inhoudelijk zo sterk als in Vlaanderen. Daar zijn historische verklaringen voor.
Voor al wie progressief en sociaal denkt in Vlaanderen is dit alles een doemscenario. De N-VA wil een uberliberaal Vlaanderen met geprivatiseerde gezondheidszorg en openbaar vervoer, met sociale en etnische segregatie in elitescholen, met geprivatiseerde diensten als water en energie.
De toekomst blijft onzeker
Nu het land plat ligt door de coronapandemie lijkt voor de N-VA de kans open om eindelijk zijn ultieme ambitie te verwezenlijken. Toch is dit alles verre van zeker. Als deze onderhandelingen mislukken worden vervroegde verkiezingen in het najaar onvermijdelijk.
De N-VA wordt niet alleen gedreven door brandende ambities voor een eigen staat, onder die ijver zit ook een onmiskenbaar gevoel van paniek. Als het nu niet doorgaat zal het nooit meer lukken. Zelfs een federale regering zonder N-VA blijft mogelijk.
“In de politiek lijkt alles onmogelijk tot het gebeurt” (Nelson Mandela). De partij doet er alles aan om deze gang van zaken als evident en onvermijdelijk voor te stellen om de tegenstand te ontmoedigen. Niets is minder waar.
De verdedigers van een sociaal en solidair land mogen de strijd niet opgeven. De toekomst blijft onzeker. Hoe ze evolueert hangt van onszelf af.
Notes:
1 Vermits de federale verkiezingen al meer dan een jaar voorbij zijn, gaat het dus in feite over een regering voor slechts drie jaar, tot 2023.
2 Sint-Genesius-Rode, Linkebeek, Drogenbos, Wezembeek-Oppem, Kraainem en Wemmel.