Het boek ‘De Slag – Madrid tijdens de Spaanse Burgeroorlog’ van Arturo Barea verschijnt 74 jaar na zijn oorspronkelijke publicatie voor het eerst in Nederlandse vertaling. Volgens Gabriel García Márquez was het “een van de beste boeken ooit in het Spaans geschreven”. Hij overdreef niet. Dit is zonder meer het mooiste boek ooit over de Spaanse burgeroorlog.
Arturo Barea was allesbehalve voorbestemd om succesvol schrijver te worden. Hij kwam uit een zeer arm gezin, waar zijn alleenstaande moeder met vier kinderen overleefde met een mager loon uit het wassen van de kleren van de Madrileense upperclass.
Haar jongste zoon Arturo werd geboren in 1897 vier maand voor haar man overleed. Hij maakte alleen zijn lagere school af dankzij de hulp van een iets minder arme oom. Daarna werkte hij zich op als klerk in een bank. Zijn ambitie om ingenieur te worden was in de semi-feodale en zeer strakke klassengeordende Spaanse maatschappij een onmogelijke droom.
Sociale vooruitgang, een onmogelijke droom?
Tijdens zijn legerdienst in (de Spaanse kolonie) Marokko werkte hij zich op tot sergeant, terwijl hij deelnam aan de onderdrukking van de onafhankelijkheidsstrijd in de Rif. Daar begon hij nieuwe ambities te koesteren om schrijver te worden.
Barea vond na zijn legerdienst een baan in een overheidsdienst die patenten registreerde. Daar werkte hij mee aan de oprichting van de vakbond van klerken, een onderdeel van de socialistische vakbond UGT, tijdens de Tweede Republiek van 1931.
Zijn zelf aangeleerde kennis van Engels en Frans maakte hem bij het begin van de burgeroorlog in 1936 tot hoofdcensor op het ministerie van Buitenlandse Zaken in Madrid. Daar leerde hij onder meer oorlogscorrespondenten Ernest Hemingway, Martha Gellhorn, Georges Seldes en John Dos Passos kennen en de Belgische filmmaker Joris Ivens (zie YouTube onder dit artikel).
John Dos Passos vermeldde hem in zijn boek Journeys Between Wars (1938). Hij beschrijft daarin de dan al zieke Barea als “een Spanjaard die er uitziet als een lijk”. Brits oorlogscorrespondent Eric Blair, later bekend onder zijn schrijversnaam George Orwell, heeft hij nooit ontmoet. Orwell werkte immers vanuit Barcelona, de hoofdstad van Catalonië, die het langst standhield tegen Franco.
Zijn werk als perscensor bestond er hoofdzakelijk in de berichten die de buitenlandse correspondenten naar hun media wilden sturen te censureren. De meeste westerse media waren de wettige republiek immers niet gunstig gezind.
Zij beweerden ‘neutraal’ te zijn, maar hielden in feite jarenlang de mythe van een ‘interne Spaanse oorlog’ in stand. Zo vermelden ze steevast de inzet van Italiaanse en Duitse troepen aan de kant van het Spaanse leger onder leiding van Franco als ‘nationale strijdkrachten’.
Europa blijft ‘neutraal’
Terwijl Hitler en Mussolini openlijk de fascistische generaal Franco steunden, hielden de andere Europese landen en de VS officieel een wapenembargo in stand voor alle vechtende partijen.
Concreet kwam het er op neer dat de wettige regering zonder buitenlandse steun tegen het eigen leger moest strijden. Zelfs de linkse regering van het Volksfront in buurland Frankrijk weigerde elke hulp aan de wettige regering.
De Duitse luchtmacht onder leiding van Hermann Göring kon er voor het eerst de nieuwe tactiek van tapijtbombardementen op stedelijke centra oefenen, wat onder meer tot de slachtpartij in het Baskische Guernica leidde. Bovendien trok Hitler er de les uit dat hij voor een oorlog tegen Polen wel vrij baan zou krijgen van ‘passief’ West-Europa.
Steun kwam er uiteindelijk wel uit de Sovjet-Unie, zij het niet met volle overtuiging, zoals geleidelijk zou blijken. Stalin wilde immers geen openlijke deelname aan een oorlog in Europa riskeren.
De echte steun kwam van de duizenden vrijwilligers uit heel Europa die met volle overtuiging en tegen de orders van hun eigen regeringen in aan de zijde van de Spanjaarden gingen strijden.
Twee jaar blokkade van Madrid
De hoofdstad Madrid werd vrij snel bij het begin van de fascistische opstand belegerd maar hield ondanks alles meer dan twee jaar stand tot het onvermijdelijke einde. De wettelijke regering was naar Valencia uitgeweken maar mensen als Barea kregen de ondankbare opdracht ter plaatse te blijven. Deels uit plichtsbesef, deels uit overtuiging deed Barea wat van hem werd verlangd.
Het idee om over het beleg van Madrid te gaan schrijven begon pas te rijpen na zijn vlucht naar Frankrijk in 1939 en naar Engeland een jaar later. Tijdens de bezetting schreef hij Valor y Miedo (Moed en Angst), een bundel kortverhalen waarin hij het leven van de gewone Spanjaarden voor en tijdens de burgeroorlog beschreef. Het werd in 1938 nog gepubliceerd, net voor de val van de regering.
Het werd door de dictatuur van Franco onmiddellijk verboden. In Londen schreef hij zijn autobiografische trilogie La forja de un rebelde (het smeden van een rebel). Deel één La Forja (de smidse) gaat over zijn leven als kind en jongen in Madrid.
Daarna volgde La Ruta (de route) over zijn deelname aan de koloniale oorlogen in Marokko. Daar ervoer hij de groei van het militaire fascisme in het leger en het begin van de militaire loopbaan van later dictator generaal Francisco Franco.
Het derde deel La Llama (de vlam) verscheen in 1946 in Engelse vertaling en in 1951 in het Spaans bij een Argentijnse uitgever. In Spanje waren zijn boeken verboden tot 1978, na de dood van Franco. Barea heeft zijn uiteindelijk succes als auteur nooit meegemaakt. Hij leed al heel zijn leven aan een zwakke gezondheid en stierf in 1957 op 60-jarige leeftijd, een gevolg van zijn arme hongerige jeugd, gecombineerd met de ontberingen tijdens de burgeroorlog en een nooit degelijk behandelde posttraumatische depressie.
Eerherstel 74 jaar later
Pas nu in 2020 verschijnt het derde deel La llama in het Nederlands met als titel ‘De Vlag – Madrid tijdens de Spaanse Burgeroorlog’. Het boek omvat twee delen. Barea vertelt eerst over de verhuis van zijn gezin naar het dorpje Novés, terwijl hij zelf tijdens de week in Madrid blijft werken.
Het leven is er goedkoper en de relatie met zijn vrouw is op een dieptepunt beland. Via een mengeling van overpeinzingen over zijn privé-leven en zijn gesprekken met de lokale bevolking schetst hij voor de lezer een portret van het Spaanse leven in de jaren voor de burgeroorlog.
De sociale spanning neemt toe, net als de geruchten over een nakende militaire staatsgreep. De arme bevolking neemt de feodale onderdrukking minder en minder voor lief. De politie treedt hard en arbitrair op. Families raken verscheurd tussen collaboratie uit eigenbelang en principiële strijd voor emancipatie.
Barea beseft hoe niet alleen hijzelf door deze maatschappij onrecht wordt aangedaan. Tegelijk is hij niet blind voor de interne contradicties van de linkse partijen en organisaties zoals de vakbonden, die elkaar soms even hevig bekampen als de echte vijand.
Het eerste deel eindigt wanneer de troepen van Franco aan de stadsgrenzen van Madrid staan en een snelle invasie onvermijdelijk lijkt.
Een stad overleeft onder militaire bezetting
Barea gaat in het tweede deel van zijn boek voluit in zijn beschrijving van het leven in Madrid onder militaire bezetting. In de Telefónica, het hoogste gebouw van de stad, organiseert hij in opdracht van de regering de perscensuur van de buitenlandse oorlogscorrespondenten. Berichten die de val van Madrid “een kwestie van dagen” noemen worden door hem en zijn medewerkers tegengehouden.
Bombardementen met Duitse artillerie op scholen, cafés en winkelstraten confronteren Barea met de gruwel van de oorlog. De verhakkelde lijken in de straten leiden hem tot wat vandaag PTSD zou worden genoemd, posttraumatische depressie. Die onderdrukt hij met overdadig roken en slapeloze nachten, iets wat zijn al zeer wankele gezondheid niet ten goede komt.
Op het ministerie brengt het toeval hem in contact met Ilsa Kulcsar, een Oostenrijkse socialistische activiste die hem helpt bij het verwerken van Franse, Engelse en Duitse berichten. De relatie die ontstaat wordt hen beiden niet in dank afgenomen.
Zelfs onder de linkse milieus in het machistische Spanje is een openlijke relatie van een gehuwde man met een eveneens gehuwde vrouw – bovendien een buitenlandse die niet op haar mond gevallen is – allesbehalve evident. Kulcsar is daarenboven ‘verdacht’ want net als Barea niet verbonden met een van de linkse partijen. Ze geeft vrijuit haar mening over de tekortkomingen van de regering en de partijen van de republiek.
Tijdens zijn werk begint hij met een radiopraatje op een van de nog bestaande zenders. Met zijn onbekende ‘stem uit Madrid’ kent hij groot succes. In gewoon Spaans vertelt hij over het leven in de stad. Dat leven is ondanks alles niet altijd kommer en kwel. Café’s en restaurants blijven open, zij het met fel beperkte voorraden.
Op de vlucht
Geleidelijk komen Barea en Kulcsar in het vizier van de communisten die zelfs zover gaan Barea van spionage te beschuldigen, waarbij ze op een bepaald ogenblik nog één dag verwijderd zijn van executie en gered worden door een communist die niet zomaar slikt wat de partijtop hem beveelt.
De ironie van hun lot wil echter dat ze enkele maanden voor de val van de republiek moeten vluchten voor die interne repressie. Net voor hun vlucht trouwden Isla en Arturo nadat zijn scheiding was erkend en Ilsa vrij onverwacht weduwe werd door het plotse overlijden van haar 38-jarige man aan een infectie.
Barea keerde nooit terug naar Spanje. Hij overleed in 1957 in Londen op 60-jarige leeftijd. Tot dan leefde hij van zijn werk als journalist, vertaler en van de auteursrechten van zijn Engelstalige boeken, net als zijn vrouw. Hij werkte daarnaast net zoals tijdens de bezetting van Madrid als radiospreker voor de Spaanstalige BBC World Service.
Een Spaanse journalist werd door de censuur van Franco op de vingers getikt omdat hij hem bij zijn overlijden een ‘Spaanse schrijver’ had genoemd. Dat moest ‘Engelse schrijver’ zijn. Zelf noemde het regime hem Arturo ‘Beria’, een weinig subtiele verwijzing naar Lavrenti Beria, de beul van Stalin. Die verwijzing was voor Barea zeer bitter, omdat hij eerst en vooral nooit lid was geweest van de communistische partij, maar vooral omdat hij niet zozeer voor het fascistische regime moest vluchten maar voor de interne repressie van de communisten van de republiek.
Zoveel meer dan een verslag van een burgeroorlog
De Slag is niet zomaar een autobiografisch relaas over het leven net voor en tijdens de burgeroorlog. Het is zoveel meer. Beter dan eender welke academische analyse van de oorlog vertelt Barea waar het over gaat.
Bovendien is dit ook een verhaal over liefde. Twijfel en schuldgevoelens over het achterlaten van zijn kinderen voor een andere vrouw wisselen af met de vreugde over het vinden van de liefde in een vrouw die hij als zijn gelijke erkent. Met haar wisselt hij voortdurend van gedachten.
Zij zet hem ook aan om die op papier te zetten. En het moet gezegd, de omschrijving van Gabriel García Márquez hierboven is niet overdreven. Dit boek is prachtige literatuur.
Geen politieke doordrammerij, maar de gedachtengang van een gewoon mens. En tijdens zijn reizen tussen Madrid en Valencia, en uiteindelijk richting Barcelona en Frankrijk, maken we kennis met het Spaanse landschap, de dorpen, de lokale mensen.
Dit citaat van Arturo’s gesprekken met Ilsa zegt alles: “Het was volgens mij boven elke twijfel verheven dat de heersende klassen in Europa hoopten heer en meester van de situatie te kunnen blijven na een nederlaag van het communisme en een verzwakking van het fascisme, dat ze vervolgens zouden kunnen uitbuiten of aanwenden in hun eigen voordeel. Hun eigen rol zagen ze dus als het beschermen van het fascisme tegen het gevaar van en beslissende nederlaag in de oorlog in Spanje, aangezien het fascisme voor hen het minste nvan twee kwaden was, of beter nog, een potentiële aanwinst. Dit vertaalde zich in een politiek van non-interventie en in de capitulatie van de republikeinse regering voor Sovjet-Rusland en die van de opstandelingen voor Duitsland en Italië. Wij konden de oorlog nooit winnen.”
Zijn kritiek op de politieke lijn van de republiek was er niet minder vernietigend om: “Elke keer dat Poldi ons aan de nieuwe leidinggevenden van de diverse ministeries voorstelde, speelde ik, op grond van de inzichten in hem die ik had verworven, daarom een classificatiespelletje. Wat me daarbij het meest trof was dat ze in meerderheid beantwoorden aan hetzelfde patroon: deze ambitieuze – soms ook angstige – jongemannen uit de hogere middenklasse hadden zichzelf uitgeroepen tot communisten, niet zoals wij dat in Madrid hadden gedaan omdat het ons de partij van de revolutionaire arbeiders leek, maar omdat je je zo aansloot bij de machtigste groep en deel had aan hun gedisciplineerde machtsuitoefening. Ze waren over het humanistisch socialisme heen gesprongen en hadden zich een masker aangemeten van meedogenloze efficiëntie. Rusland bewonderden ze vanwege de macht, niet als belofte van een nieuwe maatschappij, en van die houding kreeg ik koude rillingen… Het enige wat ik doen was het boek over Madrid schrijven, zoals ik me had voorgenomen.”
Je zou het zo kunnen gebruiken als omschrijving van de ziekte van alle traditionele machtspartijen vandaag. Deelnemen omwille van de macht.
Erkenning
Dat boek is er gekomen, zeven jaar na zijn vlucht uit Madrid en verschijnt nu 74 jaar later in het Nederlands. Een puike nummer 17 in de uitmuntende reeks Kritische Klassieken van Uitgeverij Schokland. Het nawoord van Huub Hermans, emeritus hoogleraar Moderne Romaanse letterkunde aan de Rijksuniversiteit van Groningen, geeft meer informatie en achtergrond over Arturo Barea en Ilsa Kulcsar.
Ilsa bleef nog tot 1965 in Londen voor de BBC werken en vertaalde Engelse boeken naar het Duits. In 1965 emigreerde ze terug naar Wenen waar ze nog een aantal jaren voor de sociaal-democratische partij SPOe werkte. Ze overleed op 1 januari 1973. In 2019 werd haar roman Telefónica in Spaanse vertaling gepubliceerd.
Na het moeizame herstel van de democratie in 1978 kregen veel verbannen Spaanse schrijvers terug erkenning. Zij die reeds waren overleden verdwenen echter uit de belangstelling. Barea’s trilogie werd weliswaar onmiddellijk gepubliceerd maar kreeg weinig aandacht.
Eerherstel kwam er uiteindelijk in 1990. De zesdelige serie La forja de un rebelde van de openbare zender TVE baseerde zich op zijn autobiografie (zie de eerste aflevering in YouTube hieronder). Het is nog steeds de meest succesvolle serie ooit van TVE.
Arturo Barea. De slag – Madrid tijdens de Spaanse Burgeroorlog. Uitgeverij Schokland, De Bilt, 2020. 446 pp. ISBN 978?90 824546 6 6. Dit is deel 17 in de reeks Kritische Klassieken van Uitgeverij Schokland. Zie ook de recensies uit deze reeks van Het Varken Aarde, Ver Weg in Europa en Sering en Vlag van John Berger en Tien dagen die de wereld deden wankelen van John Reed.
Eerste aflevering van de TVE-serie La forja de un rebelde (1u21′). De vijf volgende afleveringen zijn eveneens beschikbaar op YouTube.
Eerste deel (van zes) van The Spanish Earth van Belgisch cineast Joris Ivens, met gesproken commentaar door Ernest Hemingway (7’55”):