De selectieve manier waarmee de media, sinds de nieuwe federale meerderheidscoalitie, bepaalde politici volgen en uitvergroten om de groenen als onbetrouwbaar-onervaren-dogmatisch-onrealistisch-onprofessioneel af te schilderen is een akelige herinnering aan de mediabashing die de groenen over zich heen kregen bij hun eerste regeringsdeelname in 1999. Deels was dat zeker hun eigen fout, élke partij maakt immers fouten. Grotendeels was er echter iets heel anders aan de hand. Een terugblik op 1999-2003.
Wie dacht dat de coronapandemie een tijdelijke stolp zou zetten op intern gekibbel van de bonte meerderheidscoalitie onder leiding van eerste minister Alexander De Croo1 komt niet bedrogen uit. De partijen van de Vier-Seizoenen-van Vivaldi-coalitie komen zeer eensgezind aan bod in de media. Er valt echter één hardnekkige valse noot te horen. De groenen zitten in de hoek waar de klappen vallen. Het begon al voor de federale ministers hun eed hadden afgelegd.
Er is in de politiek niets meer ordinair, perfect voorspelbaar, gewoontjes en ronduit afgezaagd als politici die zich bij een regeringsvorming ‘gepasseerd’ voelen. Het is een fenomeen van alle tijden. Wie zoekt die vindt. Wie niet wil zoeken, vindt uiteraard niets.
De manier waarop de perfect voorspelbare en totaal niet exceptionele teleurstelling van één groen boegbeeld dagen en weken in de vitrine werd gezet en werd uitgemolken in analyses, commentaren, opinies, interviews, voorspelt niet veel goeds voor de komende jaren. Het wordt zonder de minste twijfel meer van dat. Er volgden sindsdien al meerdere incidenten die er op wijzen dat de groenen zich mogen verwachten aan een replay van de mediabashing van 1999-2003.
Geen institutioneel geheugen
Een deel (een déél, niet het geheel) van het probleem is dat de groenen daar geen degelijk en doordacht antwoord op hebben, zich keer op keer in het defensief laten drukken (en vooral nooit in de tegenaanval gaan) vanuit het naïeve geloof dat je beperken tot het consequent verdedigen van je standpunt de enige én beste aanpak zou zijn.
Een van de oorzaken van wat nu gebeurt is het gebrek aan institutioneel geheugen van de groenen. Er is nauwelijks nog enige kennis in de partij over hoe het in 1999-2003 is gegaan. De groenen stapten toen voor het eerst in een regering en vier jaar later zakten ze in Vlaanderen onder de kiesdrempel (die ze net zelf hadden mee goedgekeurd). Leren uit de fouten van het verleden, uit de ervaringen (negatieve en positieve) is nochtans zo essentieel. De andere politieke partijen doen op dat vlak niets anders dan bijleren, telkens weer. Het gebeurt bij de groenen jammer genoeg niet.
Zelfs wanneer je rekening houdt met al wat hierboven net werd gezegd, mag men zich de vraag stellen of eender welke politieke partij wel anders zou kunnen gehandeld hebben wanneer ze vier jaar lang2 werd gebasht zoals het geval was tijdens de eerste groene regeringsdeelname in 1999-2003.
Mediatraining dan maar?
Tijdens de regeerperiode 1999-2003 deden de groenen nochtans hun uiterste best om het de media naar hun zin te maken. De parlementsleden volgden zelfs mediatrainingen bij de grootste journalisten van die periode om de regels van het spel onder de knie te krijgen.
VRT-journalisten Siegfried Bracke en Dirk Sterckx kwamen de fractieleden uitleggen hoe je best vragen beantwoordt en hoe je best je tussenkomsten in het parlement organiseert. Van Bracke kwam het toenmalig citaat dat journalisten betaald werden om ‘lastige vragen’ te stellen. Hij zei wel ‘lastige’ vragen, niet ‘pertinente’.
Het toeval heeft gewild dat net deze twee journalisten later de stap naar de politiek hebben gezet, maar dat was toen nog niet denkbaar. Bracke zei ons toen: “Jullie probleem is dat jullie te inhoudelijk bezig zijn, het boze vingertje van ‘dit mag niet meer’. Korte quotes, dat moeten we hebben. De gemiddelde nieuwskijker, dat is je bomma met haar kleinzoon van twaalf, die de eerste vijf minuten van het nieuws commentaar geeft op het kapsel van Martine. Lange zinnen, vergeet dat maar. Moeilijke woorden, weg ermee.”
‘Naïeve politici’
De groenen stapten in 1999 voor het allereerst in een regering (zelfs twee tegelijk, federaal en Vlaams – in tegenstelling tot nu). Grotendeels bestonden de Vlaamse en federale fracties uit verkozenen die vanuit een maatschappelijke visie in het politieke bedrijf stapten, niet vanuit de planning van een politieke ‘loopbaan’ (die overigens voor groenen zéér onzeker was). In de mainstream heette dat dan ‘naïef, onbezonnen, onervaren’.
De mediatrainingen hielpen niet. Om met korte quotes in het nieuws te komen moet je twee sluizen passeren, eerst en vooral die van de beslissing om het onderwerp aan bod te laten komen, en als dat eerste lukt, gedaan krijgen dat je quote en niet een ander deel van je uitspraken geselecteerd worden. Bovendien is het voor ‘naïeve onervaren’ politici moeilijk – zelfs tegennatuurlijk – om de essentie op te geven voor een quote, die meer dan eens de boodschap zelf negeert. Het werkte dus niet. De media gingen er gretig mee om.
Of het in het nieuwsbulletin van radio en tv was of in krantenartikels, keer op keer werden initiatieven, uitspraken, tussenkomsten, deelname aan debatten negatief geframed. Uit een korte sample van een week, zelfs een maand, kan je dat niet direct afleiden. Als die selectiviteit lukraak was geweest, geleid door de dynamiek van het ogenblik, had je net zo goed degelijke als omgekeerde berichtgeving kunnen verwachten. Wanneer het vier jaar altijd in één richting gaat is er echter geen sprake van toeval. Dat is dan ook wat vier jaar lang gebeurde in 1999-2003.
Gepokt en gemazeld
De persoonlijke factor speelde zeker ook een rol. Buiten een beperkt aantal groene tenoren had geen enkel parlementslid enige ervaring met de grote media, zeker niet in de context van een regeringsdeelname. Journalisten op een etentje uitnodigen, casual pintje drinken in de persruimte van het parlement, het lag de meeste groenen niet.
In sterk contrast daarmee waren de andere regeringspartijen van toen, liberalen en sociaal-democraten, gepokt en gemazeld in omgang met de pers. Bovendien konden (kunnen) zij bogen op tientallen jaren ervaring wat betreft het in toom houden van hun parlementsleden.
Er was echter meer. Parlementsleden van een meerderheid die even buiten de afgesproken lijntjes kleuren (al dan niet na afspraak met de partijtop) zijn van alle tijden. Van liberalen en socialisten vond de pers dat meestal het vermelden niet waard. Elke uitspraak, zin, woordspeling – hoe klein ook, hoe weinig controversieel ook – van eender welk groen parlementslid werd daarentegen telkens weer uitvergroot, herhaald, becommentarieerd.
De groene ministers waren overigens niet beter af. Elke verspreking, elk ‘verkeerd’ voorgesteld beleidsvoorstel werd afgekraakt als ’te vroeg, onrijp, ondoordacht, voortvarend’ en dé klassiekers ‘oncollegiaal, onervaren’.
Ministers en partijen die met de regelmaat van de klok eigen ideeën lanceren, de andere coalitiepartners uitdagen, een ‘dissident’ parlementslid laten opdraven, het behoort allemaal tot de traditionele kenmerken van de Belgische politiek. Heel even een berichtje waard. Ook hier weer: niet zo voor de groenen.
Niet de journalisten zijn het probleem
De groenen zagen het uiteraard gebeuren. Zowat na elke deelname aan een of ander tv-debat was de teneur dezelfde. “We krijgen niet de kans ons eigen ding te zeggen. We moeten altijd repliceren. De vragen zijn gericht tendentieus. De moderator is niet neutraal, etcetera”.
De neiging was (en is nog steeds) om het fenomeen te duiden als een probleem van individuele journalisten en daarover dan gefrustreerd zijn. “Een ‘goede’ journalist zou dit zo niet aanpakken.” Dit is echter allesbehalve een probleem van journalisten. Er zit een systeem achter, daar gaat het over.
Edward Herman en Noam Chomsky legden het reeds in 1988 uit in hun – ook nu in tijden van internet – nog steeds relevante boek Manufacturing Consent – The Political Economy of the Mass Media (het boek werd volledig geüpdatet in 2008). Het probleem is niet dat er ‘slechte’ journalisten zouden zijn. Integendeel, de meeste journalisten zijn zeer ernstig met hun stiel begaan (en heel wat onder hen zijn het stiekem eens – niet persé helemaal, maar zeker deels – met analyses zoals in dit artikel).
Het probleem is dat zij werken in een systeem dat hen verplicht zich binnen een nauwkeurig afgelijnd kader te bewegen. Het is zeer moeilijk om in te gaan tegen de stroom, wanneer die stroom je enige mogelijkheid is voor een loopbaan, voor een inkomen. Anders geformuleerd, het zijn die journalisten die het toegelaten denkkader uit zichzelf als natuurlijk aanvoelen en zich het best aanpassen (uit opportunisme maar evengoed uit volle overtuiging) die succes boeken en tot de top gaan behoren.
Enkele voorbeelden
De toenmalige liberale en sociaaldemocratische coalitiepartners slaagden er met ruime steun van de media in om het vergiftigd dossier van de nachtvluchten rond de luchthaven van Zaventem te framen als een louter ‘milieuprobleem’, terwijl het in essentie een probleem was van hun economische keuze voor ongebreidelde toename van het luchtverkeer, voor de afschaffing van voorraden in de bedrijven en actief promoten van het meer winstgevende just-in-time-concept – winstgevend, wel te verstaan, voor aandeelhouders, niet voor de slecht betaalde tijdelijke contractuelen die het échte werk moesten doen ’s nachts. Het werd een never ending greenbashing soap in de media, die uiteindelijk wel moest verkeerd aflopen voor de groenen.
Een bijkomend probleem voor de groene ministers als complete nieuwkomers in een regering was dat ze nauwelijks bondgenoten hadden in de departementen en administraties die ze gingen besturen. Zowat alle voorstellen, zoals het MestActiePlan, werden vanaf de eerste dag afgekraakt, door – telkens weer dat woord – een selectieve keuze van argumenten contra, terwijl de pro’s werden genegeerd of verdraaid. Die departementen en hun (tijdens vorige regeringen) politiek benoemde hoofden verstonden als geen ander de kunst om groene voorstellen te vertragen of te saboteren. Zelfs de meest timide hint naar deze hinderpalen werd misprijzend verworpen.
Daarnaast speelde er voor de media nog een ander element in hun selectieve aanpak van de groenen. De groene deelname aan komende regeringen werd vanaf de eerste dag als ‘zeer twijfelachtig’ bekeken. In de coulissen werd de paarsgroene coalitie besproken als een éénmalig fenomeen. De traditionele coalitiepartijen daarentegen zouden zeker nog verder besturen, daar kon men dus best niet al té vijandig tegenover staan. Bovendien, de grootste oppositiepartij toen, de christendemocraten – die voor het eerst sinds 1958 in de oppositie beland waren – gingen er vier jaar lang van uit dat dit eveneens een éénmalig fenomeen zou zijn. Zij – en hun talrijke aanverwante lobbyorganisaties – kwamen met hun kritiek op het leefmilieubeleid van de groenen ruim aan bod.
“Zo werkt het niet”
Mainstream journalisten hebben de neiging analyses als deze te verwerpen met individuele argumenten: “Niemand zegt mij wat ik moet zeggen. Ik heb nooit enig woord gehoord over zogezegde afspraken om de groenen eenzijdig te bashen. Zo werkt dat niet.”
Dat klopt volledig. Zo werkt het inderdaad niet. Uiteraard was en is er geen groot complot. Complotten kan je nog ontmaskeren. Een manier van denken niet. Wanneer je zelf al jaren op een bepaalde manier denkt en werkt, ga je die aanpak als vanzelfsprekend zien. Wie deze analyse met open geest leest, vindt hier echter stof tot nadenken.
De groenen werden wel degelijk vier jaar lang onevenredig zwaar geviseerd door de media. Dat deden de media uiteraard niet alleen, zij vonden daar ruim bevestiging voor bij politici en hun partijen, van meerderheid én oppositie.
Het medialandschap valt technisch niet meer te vergelijken met 20 jaar geleden. Websites stonden in 1999 in hun kinderschoenen, e-mail was slechts een werkmiddel naast telefoon (en fax!), de gsm begon pas door te dringen en (nog altijd redelijk zware) laptops waren een rariteit in bezit van een paar curieuze voorlopers.
Als Groen en Ecolo hier niet grondig over nadenken en een tegenstrategie ontwikkelen dreigt in 2024 een fiasco 2003bis.
Inhoudelijk zijn de mechanismen van ideologische framing echter nog steeds dezelfde, met de evidentie van de stellingen van het status quo, het ‘gemiddelde’, het ‘centrum’. Vragen als ‘we weten allemaal dat we moeten besparen, maar …’ passeren nog steeds voor kritische journalistiek, terwijl ze als onuitgesproken premisse elke andere mogelijke visie uitsluiten. Fake news bestaat al sinds de Peloponnesische Oorlogen tussen Athene en Sparta. Alleen de snelheid, de toegankelijkheid en de hoeveelheid is met de nieuwe technologieën exponentieel toegenomen.
Bijt van je af
Voorlopig ziet het er niet naar uit dat de groenen een meer assertieve en nuchtere kijk hebben op de werking van de mainstream media. Dat is zéér jammer, want als Groen en Ecolo hier niet grondig over nadenken en een tegenstrategie ontwikkelen dreigt in 2024 een fiasco 2003bis. Net als in 1999 zijn zij het vijfde wiel aan de wagen, de partner die er nu eenmaal rekenkundig bij moest, de partner die er ook het snelst afgereden zal worden, zodra dat zou kunnen voor de andere meerderheidspartijen.
De groenen gaan er best van uit dat de mediabashing van 20 jaar geleden er terug aan komt. Dat als een zekerheid aanvaarden is al een deel van de uitweg. In 1999 was dat besef onbestaande, nu wel. Vanzelf zal het niet gaan, maar het kan wel degelijk lukken.
Slechts één voorbeeld: leg niet telkens weer de redelijkheid van de kernuitstap uit. Wijs de andere partijen onmiddellijk op hun eigen contradicties, hun eigen tegenwerking, hun gebroken beloftes. Bijt van je af.
Lode Vanoost was lid van van Agalev (Groen) sinds 1982 en verkozen in de Kamer van Volksvertegenwoordigers (1995-2003). Namens de partij nam hij in 1999 deel aan de regeringsonderhandelingen voor het luik Defensie-Buitenlandse Zaken. Sinds 2004 is hij geen lid meer van een politieke partij. Na 7 jaar als adviseur in een aantal VN-missies werkt hij sinds 2011 als journalist voor DeWeredlMorgen.be.
Note:
1 De naam Vivaldi-coalitie die politici en media aan deze regeringsmeerderheid van oranje-rood-blauw-groen hebben gegeven is een schoolvoorbeeld van framing en bubbeldenken. De naam verwijst naar Italiaans componist Antonio Vivaldi (1678-1741) en zijn cyclus vioolconcerten ‘De Vier Seizoenen’. Het is een zoveelste benaming waar mensen buiten de politiek-mediabubbel geen zier van begrijpen en die hun vervreemding van ‘de politiek’ nog meer in de hand werkt. “Iedereen weet nu toch wat daar mee bedoeld wordt?” Niet dus. En dat is voor alle duidelijkheid niet de schuld van de bevolking. Ik houd het op de ‘federale regering De Croo’ (De Croo I hoeft – voorlopig – nog niet).
2 Verkiezingen gaan nu om de vijf jaar door, maar door het verlies van een jaar onderhandelingen kijkt de regering De Croo net als in 1999 aan tegen een regeerperiode van vier jaar.