Latijns-Amerikaans bevrijdingsfilosoof Enrique Dussel, onterecht onbekend in Europa

Enrique Dussel. Foto: Ralg23/Public Domain

FacebooktwitterFacebooktwitter

Paulo Freire en Ivan Illich zijn zowat de enige progressieve denkers uit Latijns-Amerika die in Europa enige faam hebben/hadden – en dan nog alleen bij oudere generaties. Er zijn ook de boeken van de onvolprezen Eduardo Galeano. Dat is het zowat. Mexicaan/Argentijn Enrique Dussel krijgt met het boek ‘De Bevrijdingsfilosoof – Het rebelse denken van Enrique Dussel’ door de Nederlandse filosoof Wil Heeffer eindelijk verdiende aandacht in het Nederlandse taalgebied.

Op enkele zeldzame publicaties van lezingen in het Engels en het Frans na is van Enrique Dussel bijna niets verschenen buiten de Spaanstalige wereld. In 1987 verscheen één lezing van de man in het Nederlands in Concilium, internationaal tijdschrift voor theologie (dat van 1964 tot 2001 werd gepubliceerd). Zelf had ik nog nooit van hem gehoord. Mijn excuus: ik ben niet thuis in de wereld van de filosofie, Europees of elders.

Het werk van filosofen is zonder de minste twijfel uiterst belangrijk om ons maatschappelijk bestel te begrijpen. Artikels, lezingen… Filosofen produceren enorme hoeveelheden boeiend voedsel voor het brein. Hun meestal lijvige boeken zijn voor de niet-filosofen onder ons echter zelden aangename literatuur.

Zeer doordachte redeneringen zonder twijfel, maar voor een leek dikwijls ondoorgrondelijk. Je leest de woorden, je snapt de zinsbouw, maar ‘wat zegt die man nu eigenlijk’ – het zijn nog altijd meestal mannen (vrouwelijke filosofen werden in de geschiedenis voortdurend gemarginaliseerd, mét medewerking van hun mannelijke collega’s).

Latijns-Amerika

De trigger om dit boek te lezen is mijn interesse voor Latijns-Amerika. Ik schrijf er regelmatig over op deze website. De bevrijdingstheologie is uiteraard bekend terrein voor iedereen die voor dit continent belangstelling heeft en de dingen daar met een sociaal bewogen lens bekijkt. De bevrijdingsfilosofie daarentegen? Kende ik niet.

Op 31-jarige leeftijd moet de jonge Argentijnse hoogleraar filosofie Enrique Dussel zijn land ontvluchten voor de moordende repressie van de militaire junta. Zijn politieke analyses worden niet gepruimd. Een bomaanslag op zijn huis geeft de doorslag en hij vertrekt. Hij krijgt de kans les te geven in Mexico, ook al is het regime daar evenmin erg sociaal voelend. Later wordt hij Mexicaans staatsburger.

Deze ervaring laat Dussel toe om schamper te doen over mei 1968 en zijn nasleep in Europa: “Het perspectief van waaruit het Westen terugziet op studentenopstanden in 1968 laat zien met welke oogkleppen men in het Westen naar wereldgebeurtenissen kijkt. Hij noemt het een kijken zonder te willen zien. Wat in Europa gebeurt is kinderspel vergeleken met de slachtpartij waar het verzet van studenten in Mexico op uitloopt.”

Het tekent zijn analyse van politiek verzet. “Denken over vrijheid is een luxe, dagelijks brood is noodzakelijkheid.” Daarom kiest hij resoluut de kant van de armen, waar er in Latijns-Amerika (nog steeds) miljoenen van zijn. Een mens heeft eerst drinken, eten en lucht nodig, politieke strijd – hoe belangrijk ook – komt daarna. Alle begrip voor de minderbedeelden dat zij politieke strijd dus niet als hun eerste prioriteit zien.

Auteur van dit boek Wil Heeffer heeft zelf als filosoof een gelijkaardige, of liever averechtse, ervaring. “Tijdens mijn opleiding filosofie hoorden we nagenoeg niets over Spaanse of Latijns-Amerikaanse geesteswetenschappers … Met een tas vol vooringenomenheid”, begon hij aan zijn reis door Latijns-Amerika. Heeffer leert er de werken van José Marti kennen, de Cubaanse onafhankelijkheidsleider, die ook voor Dussel van groot belang is.

Arrogante Europese onverschilligheid

“Kijkend door zijn (Dussel) ogen trof het me hoe met arrogante onverschilligheid vanuit Europa werd neergekeken op wat onderontwikkeld wordt genoemd, op wat precolumbiaanse culturen hadden voortgebracht. Het stond in schril contrast met hoe in Europa op de cultuur van het oude Griekenland en het oude Egypte werd teruggezien.”

Als 67-jarige heb ik geen idee hoe het met de hedendaagse geschiedenislessen op school is gesteld – een vak dat meer en meer in de verdoemenis geraakt – maar ik herinner me die lessen uit mijn tijd wel. Bovendien, in Belgisch Congo kregen de Congolezen voor het vak ‘geschiedenis’ de identieke cursus Belgische geschiedenis. Congo begon voor hen pas in 1830. Eurocentrisme en zijn pendant (post)kolonialisme zitten diep in het Europese onderbewustzijn verankerd.

Dekolonisatie is de voorbije jaren terecht een strijdthema geworden. Dekolonisatie van de filosofie hoort daar bij. Enrique Dussel had het al jaren eerder door. Hij geeft een voorbeeld dat in zijn eenvoud alles samenvat: “Waarom ligt de Noordpool boven en waarom ligt de Zuidpool onder.” En, voeg ik er aan toe, waarom noemt Australië zich ‘down under‘ en niet ‘up there‘? Daarom dus.

Dussel situeert het begin van het kapitalisme niet bij de industrialisering van Europa. Zijn startdatum is 1492, toen een Italiaanse zeeman in opdracht van Spaanse koningen dat onbekende continent ‘ontdekte’. Toen, in dat omineuze jaar ontstond “een vertekend beeld van zowel de geschiedenis van de filosofie als de filosofie van de geschiedenis.”

“Ik verover, dus ik ben”

Nog een vraag die dit boek opwerpt. Waarom staan onze bibliotheken vol boeken over de Franse Revolutie en de Russische Revolutie, maar moet je zoeken naar degelijke werken over de slavenrevolutie van Haïti? “(zelfs) Karl Marx kende het bevrijdingswerk van José Marti niet, terwijl Marti wel op de hoogte was van Marx’ opvattingen en bij zijn overlijden een in memoriam schreef.”

De moderne tijden beginnen ook helemaal niet bij de Verlichting (een degelijk overzicht van het verlichtingsracisme vind je in het hoofdstuk ‘De filosofe’ van het boek Niemand zal hier slapen vannacht van Rachida Aziz). En Descartes’ ‘Ik denk dus ik ben’ wordt bij Dussel ‘Ik verover dus ik ben’.

Standbeeld van José Marti in de Cubaanse stad Cienfuegos. Marti was leider van de onafhankelijkheidsstrijd tegen de Spaanse kolonisator, maar ook dichter en schrijver. Van hem is het gedicht Guantanamera, later op muziek gezet en nog steeds het wereldwijd meest bekende Latijns-Amerikaanse lied. Zijn werken zijn een voorname inspiratiebron voor Enrique Dussel. Foto: Vgenecr/CC BY-SA 3:0

Dussel ziet een logische lijn van Columbus tot vandaag. Het roofkapitalisme in Latijns-Amerika nam steeds andere vormen aan maar is in wezen nog steeds hetzelfde als toen. Net als Spaans filosoof Ortega y Gasset ziet hij het als “zijn maatschappelijke plicht om op grond van inzicht in het krachtenspel van politiek-maatschappelijke ontwikkelingen sturing te geven aan wat goed is in concrete leefsituaties.”

Enrique Dussel beperkt zijn kritische kijk op de Europese filosofie niet tot Latijns-Amerika. Hij gaat ook te rade bij de Palestijns-Amerikaanse filosoof Edward Said, die in zijn boeken gevat het Europese oriëntalisme aanklaagt dat alles wat uit het ‘Oosten’ komt als exotisch, kleurrijk maar vooral minderwaardig wegzet.

Dat betekent geenszins dat Dussel de Europese filosofen niet naar waarde weet te schatten. Integendeel, hij blijft hen met openheid van geest benaderen. Max Weber en Carl Schmitt zijn voor hem bronnen van inspiratie, net als de Belgische filosofe Chantal Mouffe. Kritiek betekent geenszins verwerping. Het denken moet zicht echter bevrijden van het westerse kapitalisme, het dogma van de ‘groei’ – een eufemisme voor diefstal.

Groot filosofisch oeuvre

Heeffer gaat in een aantal hoofdstukken dieper in op het filosofisch werk van Enrique Dussel, zijn boeken, zijn lezingen, zijn artikels. Samenvatten is onbegonnen werk. Wat me bijblijft is onder meer zijn stelling dat “een principe (nooit) dwingend mag zijn in die zin dat mensen zich dienen te voegen naar de letter van de wet in plaats van naar de geest.”

Zuid en Noord ontmoeten elkaar… Screenshot YouTube

Dussel pleit tevens voor een participatieve democratie ter aanvulling van de huidige representatieve parlementaire democratie. Er is volgens hem geen contradictie tussen beiden. Zijn pleidooi voor een universeel basisinkomen komt eveneens aan bod.

De gewone hard werkende Latijns-Amerikanen hebben recht op werkzekerheid, waardig loon en degelijke werkomstandigheden. Wat zij echter ook nodig hebben is historisch zelfbewustzijn, wat het klassieke onderwijs en de grote media in geen geval een kans geven.

Met zijn werk wil Enrique Dussel daar een degelijke basis voor geven, waar leerkrachten, vakbondsmilitanten, sociale activisten en strijders voor de mensenrechten iets aan hebben om hun strijd een logisch denkkader te bieden. Bewustzijn houdt ook historisch inzicht in. “Zonder zicht op de eigen wordingsgeschiedenis is een dekolonisatie van het denken niet mogelijk en komt vrijheid niet tot stand.”

Auteur Wil Heeffer hoopt dat zijn boek De bevrijdingsfilosoof – Het rebelse denken van Enrique Dussel navolging krijgt: “In dit essay hebt u kennis kunnen maken met (Dussel) en zijn werk. Ik hoop dat het verlangen naar kennis gewekt is, dat wat ik bood naar meer smaakt en dat er misschien Nederlandse vertalingen van hem in de boekhandel verschijnen.” Dit boek is voor zijn streven een uitstekende aanzet.

 

Wil Heeffer. De bevrijdingsfilosoof – Het rebelse denken van Enrique Dussel. ISVW Uitgevers, Leusden, 2020. 154 pp. (zonder Noten) ISBN 978 94 92538 96 3

De meeste boeken en artikels van Enrique Dussel (in het Spaans, enkele in het Engels) kan je gratis downloaden op zijn website. Daarnaast vind je zeer veel materiaal op YouTube.

Lees ook: Eduardo Galeano’s ‘leerstoel van de angst’ en Surveillance kapitalisme of hoe je favoriete app je begluurt, manipuleert en vermarkt.

 

Op YouTube vind je de documentaire Enrique Dussel Intellectual Biography (Spaans gesproken met Engelse ondertitels – aanklikken, 1:42):

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.