De Franse schrijver Émile Zola (1840-1902) blijft 120 jaar na zijn overlijden een van de meest beroemde en populaire auteurs van zijn land. Zijn boeken worden nog steeds herdrukt. De drie eerste delen van zijn opus magnus, de 20-delige cyclus van de Rougon-Macquart, werden recent opnieuw gepubliceerd in een nieuwe Nederlandse vertaling. De overige delen verschijnen in de komende jaren. Om te volgen.
Émile Zola doet bij iedereen, ook bij wie hem niet echt kent als auteur, wel een belletje rinkelen. Zola was naast zeer bedrijvig auteur immers ook journalist met een zeer vinnige en eigenzinnige pen. In de krant L’Aurore (De Dageraad) schreef hij op 13 januari 1898 zijn open brief J’accuse (Ik beschuldig) aan Frans president Félix Faure. Hij eiste daarin een openbare rechtszaak over de van hoogverraad beschuldigde officier Alfred Dreyfus, die achter gesloten deuren was veroordeeld door een militaire rechtbank.
J’accuse
Dreyfus was Joods, wat de legerleiding er toe bracht hun beschuldigingen niet in te trekken toen de echte dader reeds tijdens het proces werd ontmaskerd, omdat ze geen gezichtsverlies wilde leiden tegenover een Jood. Zola werd voor zijn open brief veroordeeld voor laster en eerroof, maar omdat zijn proces openbaar was, werd de hele zaak Dreyfus ontmaskerd.
Het duurde daarna nog acht jaar voor het gerecht Dreyfus onschuldig verklaarde en in zijn militaire eer herstelde. De zaak Dreyfus wordt aanzien als het eerste voorbeeld van een gerechtelijke dwaling die door de pers en de publieke opinie werd aangeklaagd en het gerecht dwong tot herziening van zijn vonnis.
Zola was echter vooral een talentrijk chroniqueur van zijn land. Met zijn fictieve verhalen schreef hij een zeer realistisch beeld neer van de politieke, culturele, sociale en economische dynamiek van de Franse maatschappij van de negentiende eeuw. Zijn twintigdelige cyclus over een Franse bourgeois-dynastie wordt algemeen als zijn literaire topprestatie erkend.
Wat is de mens, temperament of omgeving?
In de eerste zin van zijn Voorwoord bij het eerste deel van de 20-delige cyclus vat Zola zijn opzet als volgt samen: “Ik wil uitleggen hoe een gezin … zich gedraagt in een samenleving, wanneer het uitbreidt en tien, twintig individuen op de wereld zet, die op het eerste zicht totaal verschillend lijken, maar waar een analyse aantoont dat ze nauw met elkaar verbonden zijn … Ik zal proberen om de draad te vinden en te volgen die wiskundig van de ene naar de andere mens leidt, om zo de tweeledige vraag naar temperament en omgeving te ontrafelen.”
Dat ‘temperament’ en ‘omgeving’ kan je herleiden tot de eeuwige vraag naar de oorzaken van menselijk handelen: omgeving of erfelijkheid, ‘nature or nurture’. Wat bepaalt de lotsbestemming van een mens? Zijn afkomst of zijn individuele capaciteiten?
Het neoliberalisme probeert reeds veertig jaar het idee te verbannen dat sociale omstandigheden een zware impact hebben op de maatschappelijke kansen van een individu. Deze ideologie die zich geen ideologie wil noemen ziet in alle sociale problemen slechts één oorzaak: individuele keuze.
De steenrijke magnaat en de bedelaar in de gangen van Brussel-Centraal hebben een keuze gemaakt om zo te leven. Daar hoef je dus niets aan te doen. Sociale problemen bestaan niet. Er zijn alleen falende mensen, die het zelf hebben gezocht. Het Frankrijk van de 19de eeuw was er een extreme versie van.
Zola plaatst zijn personages in hun sociale klasse en in de historische context waarin ze zich bevinden. Opnieuw stelt zich de vraag: bepaalt de tijdsgeest wat sociale klassen doen, of zijn het de sociale klassen die door hun daden, door hun strijd de tijdsgeest bepalen. Het antwoord is complex en allesbehalve eenduidig zoals de neoliberale goeroe’s ons graag willen wijsmaken.
Adelaïde Fouque
Het fortuin van de Rougons (Deel I van de cyclus) begint bij Adelaïde Fouque, laatste overlevende van een in verval geraakte adelijke familie. De vergane glorie van haar adelijke afkomst drijft haar naar een gearrangeerd huwelijk met een handelaar, een verachtelijke ‘bourgeois’. De burgerij mag dan stilaan even welvarend geworden zijn als de adel (en dikwijls welvarender), voor deze edele dame was haar huwelijk een afdaling naar een lagere sociale klasse.
Die klasse van de burgerij keek met minachting naar de voor hen werkende, arme bevolking en met zure afgunst naar de adel, die ze niet zozeer beneed omwille van haar vergane welvaart, maar omwille van haar maatschappelijk prestige (echt en ingebeeld).
Hoofdpersonage Adelaïde krijgt één zoon in haar liefdeloos huwelijk dat gelukkig voor haar snel eindigt door het onverwacht overlijden van haar man. Daarna doet zij iets wat tweemaal not done is, zij gaat uit passionele liefde een niet geofficialiseerde relatie aan, bovendien met de goedmoedige leegloper Macquart, die leeft van kleine smokkel over de grens met Italië en die het luttele geld dat hij daarmee verdient snel weer opzuipt. Een dochter Ursule en zoon Antoine later staat ze er weer alleen voor, wanneer haar minnaar door een Franse douanier wordt doodgeschoten.
Haar zoon Pierre Rougon uit haar eerste huwelijk beschouwt zich als de enige rechtmatige erfgenaam, meer voor de naam en de faam, want zijn moeder heeft niet veel na te laten. Die naam en faam is desondanks veel waard. Het opent immers deuren die voor een niet-adelijke Franse onderdaan nog altijd gesloten blijven.
Le Second Empire
Tijdens de turbulente jaren van Le Second Empire (het Tweede Keizerrijk) slaagt hij er in van de politieke turbulenties gebruik te maken om uiteindelijk zijn ware droom te verwezenlijken, een fortuin vergaren dat toelaat het adelijke ideaal te bereiken: niet meer werken (Franse ondertitel van de cyclus is Histoire naturelle et sociale d’une famille sous le Second Empire)[1].
Aan dat Keizerrijk ging een interne politieke strijd vooraf van ongeveer 3 jaar. Het is in die volatiele periode dat de cyclus van Zola aanvat met Het Fortuin van de Rougons. Na de nederlaag tegen Pruisen op 4 september 1870, werd de Derde Republiek opgericht, het republikeinse regime dat tot vandaag Frankrijk bestuurt[2].
Zola’s fictieve verhaal situeert zich in de echte historische context van Frankrijk. Het fictieve stadje Plassans bevindt zich ergens in het departement van de Var aan de mediterrane kust tussen Marseille en Cannes, waar in december 1851 een lokale opstand van de bevolking bloedig werd onderdrukt. Plassans is enigszins geïnspireerd op Aix-en-Provence, waar Zola als jongen leefde.
Is Pierre Rougon een vals, hypocriet en gemeen opportunistisch karakter, Antoine Macquart, zijn halfbroer uit Adelaïde’s relatie met Macquart, is er niet minder onsympathiek om. Deze man weet zijn vrouw en zijn kinderen 20 jaar lang uit te buiten zonder zelf ooit een dag te werken. Hoe het verder met de kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen van Adelaïde verloopt, lees je in dit eerste deel.
Zola schrijft heel natuurlijk, met realistische beschrijvingen van de stad, het platteland, het leven in de kleine huisjes en in de grote herenhuizen. Hij beschrijft de mensen, hun kleine kanten, hun lijden, hun verzet, jaloezie, naijver, leugens, bedrog. De mens komt er niet bepaald fraai uit. De enkele personages die tussen al die ellende wel menselijk blijven worden er niet voor beloond. Minachting en armoede is hun ‘loon’.
Kritische literatuur over een rigide klassenmaatschappij
Die natuurlijke schrijfstijl was allesbehalve vanzelfsprekend. Zola brak door zijn realistische gedetailleerde beschrijving van mensen en hun omgeving met de heersende normen van literatuur. Het milieu waarin personages optreden was voor de auteurs van het ‘naturalisme’ zoals Zola en tijdgenoten als Guy de Maupassant uiterst belangrijk als verklaring voor hun gedrag en hun leefomstandigheden.
Daar hielden de gegoede klassen van adel én burgerij helemaal niet van. Zij wensten niet herinnerd te worden aan de erbarmelijke omstandigheden waarin boeren en arbeiders leefden en op wiens rug zij hun luxueuze leventje leidden. Bovendien kon de katholieke kerk de naar de normen van die tijd vrij realistische weergave van relaties tussen man en vrouw niet appreciëren. Zijn boeken stonden dan ook jarenlang wegens hun zedeloos karakter op de index van verboden boeken.
Die omschrijvingen lezen vandaag heel braaf en zoet romantisch, ze gaan nooit verder dan smachtende zoenen en zuchten, maar dat was voor de puriteinse kerk al vele bruggen te ver. Onderdrukking van de normale seksualiteit als methode van sociale controle is nog steeds een vast ingrediënt van hedendaagse sekten.
Zola was uiteraard een kind van zijn tijd. Zijn wetenschappelijke kennis en moreel aanvoelen zijn voorbijgestreefd en zijn kennis van de erfelijkheidsleer was beperkt. Kinderen kwamen er volgens zijn tijdsgenoten en hemzelf in drie categorieën: je leek op je vader of op je moeder, of je was een mengeling van beide. Die drie vormen van fysieke gelijkenis vielen niet noodzakelijk samen met de karakteriële verwantschap. Dat was het zowat qua erfelijkheid. Het naturalisme van Zola had zijn beperkingen, maar de hedendaagse roman is er nog steeds schatplichtig aan.
Profiteurs en idealisten
Zola’s verhalen liggen 150 jaar achter ons. Hoezeer de wereld ondertussen ook veranderd is, moreel, sociaal, technologisch, toch blijven zijn boeken relevant. Tot vandaag staan de profiteurs die de tijdsgeest naar hun hand zetten tegenover de idealisten die doorheen de propaganda van de machthebbers heen kijken. Ook nu is er een relatief grote groep in de maatschappij die het wel relatief goed doet, maar nooit volledige zekerheid, veiligheid en geluk weet te verwerven, terwijl nog anderen worden gedwongen te vegeteren in de arme onderbuik van de maatschappij.
In zeven hoofdstukken schetst Zola een prachtig beeld van het leven in de jaren 1850 in een klein provinciaal stadje, dat afgunstig naar de grootstad Parijs opkijkt en er zich tegelijkertijd hoogmoedig van afkeert. De enige twee mooie mensen in dit verhaal zijn Silvère, jongste zoon van Ursule Macquart, en zijn liefje Miette (‘mi-jet’). Hun tragische lot vat samen hoe weinig kansen eerlijke mensen maakten in de decadente Franse maatschappij.
Je kan elk deel van deze cyclus afzonderlijk als alleenstaande roman lezen. De kans is echter zeer groot dat je je laat verleiden tot veel meer, deel per deel. Zola’s boeken zijn immers tijdloos. Je hoeft ze ook niet in één ruk uit te hebben. Doe er gerust een paar jaar over.
Van deze cyclus werden meerdere delen verfilmd, te beginnen met Germinal (Deel XIII) dat zes maal werd verfilmd tussen 1903 en 1993. De meeste recente verfilming La Joie de Vivre (Deel XII) dateert van 2011.
In Nederlandse vertaling zijn nog meerdere van zijn andere werken verkrijgbaar: o.a. Thérèse Raquin, Het Meesterwerk, De Kopstoot, Nantas, De Misstap van Pastoor Mouret, In het paradijs voor de vrouw, Mijn reis naar Lourdes, Hoe men sterft en de driestedencyclus Lourdes, Rome en De geheimen van Marseille.
Het idee voor deze nieuwe vertaling ontstond in 2019 tijdens een gesprek van vertaalster Martine France Delfos met haar uitgever. Delfos is dochter van een Nederlandse vader en een Franse moeder. Met haar moeder spraken zij en haar broer altijd Frans. Via haar belezen moeder leerden zij de Franse literatuur kennen. Zola ontdekte e ze echter pas door zelfstudie in de jaren 1980. Zij is auteur van kinderboeken en van vakboeken over psychologie. In 2017 publiceerde ze een nieuwe vertaling van Le Petit Prince van Antoine de Saint-Exupéry.
Émile Zola. Het fortuin van de Rougons. De Cyclus van de Rougon-Macquart – Deel I. SWP Uitgeverij, Amsterdam, 2020. Vertaling door Martine France Delfos. 275 pp. ISBN 978 90 8850 964 3. Deze recensie is gebaseerd op lectuur van het eerste deel. Delen 2 en 3 van de cyclus werden eveneens reeds gepubliceerd. De andere delen verschijnen in de komende jaren.
Émile Zola. Buit maken. De Cyclus van de Rougon-Macquart – Deel II. SWP Uitgeverij, Amsterdam, 2020. Vertaling door Martine France Delfos. 256 pp. ISBN 978 94 6154 023 2
Émile Zola. De buik van Parijs. De Cyclus van de Rougon-Macquart – Deel III. SWP Uitgeverij, Amsterdam, 2020. Vertaling door Martine France Delfos. 256 pp. ISBN 978 94 6154 024 9
PS: De cyclus van de Rougon-Macquart werd in deze uitgave zeer mooi gepubliceerd in hardcover zonder boekband met lettertype van ontwerpster Nicolien van der Keur geïnspireerd op 19de-eeuwse voorgangers. Alleen de kaart van de stad Plassans op de achterflap valt wat tegen. Ze is te summier, met onduidelijke grijstinten voor de stadswijken (en het is Le Quartier des Nobles). Deel XII heeft als werktitel ‘De Mijn. Dat hoort Germinal te zijn, een cruciaal begrip in de geschiedenis van de sociale strijd’.
Notes:
[1] Le Second Empire (1852-1870) begon na de rechtse staatsgreep van 1851, het jaar waarin de cyclus aanvat. Nadat hij vier jaar eerder de eerste verkozen president van Frankrijk was geworden, kroonde Louis-Napoléon Bonaparte zich tot keizer Napoléon III, naar het voorbeeld van zijn illustere oom Napoléon Bonaparte, oudste broer van zijn vader Louis Bonaparte.
[2] De Derde Republiek duurde tot 1946. De staatshervorming van de Vierde Republiek hield slechts 12 jaar stand. Met de terugkeer van Charles de Gaulle werd de Vijfde Republiek opgericht, die de meeste macht geeft aan de president, niet aan het parlement. Dit systeem regeert Frankrijk tot vandaag. Emmanuel Macron is de achtste president van de Vijfde Republiek.