ABVV zal democratische rechten verdedigen tot in Straatsburg

Bruno Verlaeckt, voorzitter van ABVV-Antwerpen (r). Foto: Karina Brys

FacebooktwitterFacebooktwitter

Het Hof van Beroep van Luik heeft het vonnis bevestigd dat 17 ABVV-vakbondsleden veroordeelt tot 15 dagen tot een maand voorwaardelijk en boetes van enkele honderden euro’s voor aanwezigheid bij een wegblokkade op 19 oktober 2015. Het ABVV gaat in hoger beroep bij het Hof van Cassatie en is ‘vastbesloten onze rechten te doen gelden tot in Straatsburg, voor het Europees Hof van de Rechten van de Mens’.

In zijn vonnis herneemt het Hof van Beroep alle argumenten van het vonnis in eerste aanleg: kwaadwillige belemmering van het verkeer (artikel 406 van het Strafwetboek, zie tekst onder dit artikel). Dit is hetzelfde argument dat ook werd ingezet voor de veroordeling in 2019 van Bruno Verlaeckt, voorzitter ABVV-Antwerpen (zie Dossier Bruno Verlaeckt).

In een eerste reactie verklaart het ABVV dat het opleggen van zwaardere straffen voor vakbondsleden bedoeld is ‘om iedereen ervan te weerhouden sociaal verzet te organiseren. Dit besluit en de argumenten die eraan ten grondslag liggen vormen een kwaadwillige belemmering van de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid om actie te voeren en de uitoefening van het stakingsrecht. Kortom, dit besluit vormt een belemmering voor de uitoefening van democratische rechten. Niet alleen voor vakbonden maar voor alle protestbewegingen.’

Zes jaar geleden

Op 19 en 20 oktober 2015, zes jaar geleden, ging een stakingsactie door van het NMBS-personeel. Die staking werd in de regio Luik spontaan gevolgd door werknemers van een aantal privé-bedrijven. Die legden een wegblokkade aan op de Viaduct van Cheratte op de A3/E40, vlakbij de vestiging van hun bedrijven. Een aantal ABVV-vakbondsleden was bij die blokkade aanwezig (zie Drama van Luik verdient meer duiding).

Deze spontane actie was dus niet door het ABVV georganiseerd. Volgens Marc Goblet, toenmalig secretaris-generaal van het ABVV, waren deze niet door de vakbond georganiseerde spontane acties een gevolg van de toenemende wanhoop: “De mensen verliezen elk vertrouwen in het sociaal overleg en worden wanhopig.”

Het was voorheen altijd traditie dat na elke grote sociale actie de voornaamste leiders van de vakbonden werden ontvangen door de eerste minister of andere ministers. Dat was soms een louter symbolische samenkomst. Er werd daarbij echter altijd gewezen op het belang van het sociaal overleg en er werd minstens altijd verklaard dat de regering de klachten van de betogers nader zou bekijken.

Na de betoging van 100.000 mensen op 7 oktober 2015 in Brussel werd zelfs dat niet meer gedaan. De regering van Charles Michel negeerde de eisen van deze betoging volkomen. De sociale inleveringen die deze regering oplegde, sneden veel dieper dan wat vorige besparingsregeringen in de woelige jaren 1980 hebben opgelegd. Dit ging niet langer om ‘inleveren’ maar om een aanval op het wezen van de sociale rechten zelf.

Tot in Straatsburg

Het ABVV zal in beroep gaan bij het Hof van Cassatie en is ‘vastbesloten onze rechten te doen gelden in Straatsburg, voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens’. In beroep gaan bij het Hof van Cassatie’ is juridisch niet de exacte terminologie. Een vonnis in beroep kan immers niet meer ten gronde worden aangevochten.

De eisende partij kan echter stellen dat bepaalde vormvereisten in de procesgang niet werden gerespecteerd, waardoor het recht op een eerlijk vonnis werd geschonden. Het Hof van Cassatie kan een vonnis dan eventueel afkeuren (‘verbreken’ = cassatie), wat leidt tot een heropening van de hele rechtszaak voor een nieuwe rechtbank in eerste aanleg.

Het doorlopen van deze procedure is noodzakelijk alvorens men naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens kan stappen. Het Hof eist immers dat eerst alle mogelijke stappen binnen het nationale juridische systeem werden toegepast.

Het Hof kan dan oordelen dat de Belgische wetgeving die werd gebruikt voor het vonnis niet in overeenstemming is met de Rechten van de Mens (of dat de gebruikte wetgeving niet van toepassing kon zijn op de betrokken rechtszaak), waaronder het recht op vrijheid van meningsuiting, de vrijheid om actie te voeren en de uitoefening van het stakingsrecht. De Belgische Staat is reeds meerdere malen veroordeeld door het Hof. Een vonnis van het Hof verplicht de veroordeelde Staat om zijn wetgeving aan te passen en vernietigt het uitgesproken vonnis dat aan de basis lag van de eis bij het Hof.

Het initiatief van de rechtbank om dergelijke zaken te gaan vervolgen is politiek-ideologisch gestuurd. Het is in de naoorlogse periode altijd traditie geweest om vakbondsacties, niet te vervolgen. De vonnissen tegen Bruno Verlaeckt en tegen de 17 vakbondsleden breekt volledig met deze traditie. De uiteindelijke bedoeling van dit vonnis is de boodschap die ervan uitgaat. Hiermee wil het Belgische gerecht actievoeren voor sociale rechten onmogelijk maken.

 

Artikel 406 van het Strafwetboek (derde alinea):

Met gevangenisstraf van acht dagen tot twee maanden en met geldboete van zesentwintig [euro] tot vijfhonderd [euro] wordt gestraft hij die, door enige andere handeling, kwaadwillig het verkeer dat gaande is op de spoorweg of op de weg, belet.]

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.