De Brusselse raadkamer heeft op 14 mei beslist een internationaal aanhoudingsbevel uit te vaardigen tegen leden van regeringen in Guatemala tijdens de jaren 1980. Zij worden beschuldigd van moord op priesters Walter Voordeckers, Ward Capiau en Serge Berten in 1980, 1981 en 1982.
Het aanhoudingsbevel dat op 14 mei werd uitgevaardigd door het Belgische gerecht maakt het mogelijk Guatemalteekse burgers aan te houden en uit te leveren, wanneer zij zich buiten hun land zouden begeven. Het gerecht heeft immers bepaald dat het hier over misdaden tegen de mensheid gaat, waarvoor geen verjaring geldt en die in elk betrokken land kunnen vervolgd en veroordeeld worden.
Niet opgenomen in de akte van beschuldiging maar wel moreel laakbaar was de houding van de toenmalige Belgische regering en hun ministers van Buitenlandse Zaken die uitblonken in passiviteit tijdens de moorden.
Concreet gaat het over politici die in de regering van Guatemala verantwoordelijk waren voor de moord op priesters Walter Voordeckers op 12 mei 1980, Ward Capiau op 22 oktober 1981 en Serge Berten in de periode na zijn ontvoering op 19 januari 1982. Ward Capiau’s lichaam werd nooit teruggevonden.
De beschuldigde politici waren ofwel verantwoordelijk voor de ordehandhaving of waren rechtstreeks betrokken bij de opdracht, de bevelvoering, de uitvoering van de moorden en/of de weigering tot onderzoek en/of vervolging van de fysieke daders van deze moordaanslagen.
In Guatemala heerste sinds 1954 een militaire dictatuur nadat verkozen president Árbenz Guzmán was afgezet met een volledig door de CIA opgezette militaire coup. Tussen 1960 en 1996 pleegden meerdere guerrillagroepen gewapend verzet tegen de gruwelijke junta’s die elkaar opvolgden. In de periode 1978-1982 van de moorden was generaal Fernando García de machthebber.
Op het platteland beging het leger gruwelijke massamoorden tegen de inheemse bevolking. In de steden werden strijders voor de mensenrechten, journalisten, leerkrachten, priesters, eender wie die zich inzette voor sociale rechtvaardigheid vermoord, dikwijls op beestachtige wijze.
De meest frequente modus operandi was het betalen van arme sukkelaars om voor een aanzienlijke som geld openlijk op straat politieke tegenstanders van het regime af te maken. Ook buitenlandse activisten waren niet veilig.
Priesters als Voordeckers, Capiau en Berten predikten sociale rechtvaardigheid. Wat zij deden was hun volgelingen duidelijk maken dat hun lot niet onvermijdelijk was maar het gevolg van politieke beslissingen, van een beleid dat spotgoedkope arbeid in stand wilde houden ten bate van een lokale elite en buitenlandse bedrijven.
Ministers van Buitenlandse zaken Charles-Ferdinand Nothomb tot december 1981 en Leo Tindemans (beiden christendemocraten) na hem weigerden te protesteren tegen de moorden. Tindemans was een radicale anticommunist die niet mentaal in staat was in te zien dat het verzet van de bevolking niets met communisme te maken had maar alles met gruwelijke sociale onderdrukking.
Hij was eveneens een rabiaat tegenstander van de Latijns-Amerikaanse bevrijdingstheologie. Gelovigen dienden hun lot te ondergaan, zo eenvoudig was dat.
Andere landen protesteerden daarentegen wel zeer fel tegen ontvoeringen en moorden op landgenoten, wat wel degelijk een impact had. De Guatemalteekse leiders van de doodseskaders zagen echter geen redenen om voor Belgen eenzelfde voorzichtigheid aan de dag te leggen.
Voor de moorden zijn de Guatemalteekse opdrachtgevers juridisch volledig verantwoordelijk. De morele schande geldt echter evenzeer voor de toenmalige Belgische regeringen, die het volksverzet in Latijns-Amerika volledig in het kader van de Koude Oorlog plaatsten en weigerden de schendingen van de mensenrechten in Guatemala en andere landen te veroordelen.
De beschuldigden zijn, voor zover ze nog in leven zijn, allen 80-plussers. Als ze worden aangehouden en uitgeleverd wacht hen hier een assisenproces. “Hiermee wordt een belangrijke stap gezet naar meer gerechtigheid voor onze familieleden, maar het is vooral een hart onder de riem van de Guatemalteekse bevolking”, stelt Johan Capiau, broer van Ward.