Wie nog naar school kan waar het vak geschiedenis ernstig wordt onderwezen, kent Alexandrië, Alexander de Grote, Cleopatra en de mythische bibliotheek, een van de ‘zeven wonderen der wereld’. Hoe rijmt die historische versie met Alexandrië vandaag? Journalist Eduard Cousin bezocht een stad op de grens tussen koloniaal heimwee en dekoloniaal verlangen.
Eduard Cousin werkt sinds 2013 als freelance correspondent voor NRC, France24 en EW Magazine (Elsevier Weekblad), tot voor kort vanuit de Egyptische hoofdstad Caïro.
Van Caïro is het ongeveer vier uur rijden met de trein naar de noordelijke kuststad Alexandrië. Die stad heet in het Arabisch Al-Iskandariyya, wat in feite hetzelfde is. Iskander is Arabisch voor de Griekse naam Alexandros.
Auteur Cousin bezocht Alexandrië meerdere malen tijdens zijn verblijf in Egypte, meestal met de trein vanuit Caïro. Op basis van talloze gesprekken, veel stadswandelingen, bezoeken aan gebouwen, musea, café’s schreef hij Alexandrië – Het verhaal van een stad die leeft in het verleden. Zijn boek leest als een reisgids door ruimte én tijd.
Cousin geeft een boeiende inkijk in deze stad, maar ook in het land erachter, in een regio en een werelddeel aan die ‘andere kant’ van wat wij onze ‘Europese’ zee noemen. De naam van die zee zegt nochtans iets anders.
Van 2000 naar 2024
De Middellandse Zee is geen buitengrens, het is een binnenzee tussen landen, met Europese én Afrikaanse/Oosterse kenmerken aan beide zijden. Die Europese Zee is vandaag een brutale buitengrens, waar jaarlijks duizenden mensen omkomen op zoek naar vrede en geluk. Ooit was het anders. Of toch niet?
Eerst even dit. In mei 2000 kon ik zelf Alexandrië bezoeken, heel kort, twee dagen ter plaatse in een luxe-hotel aan het strand (ergens aan de oostelijke kant van de baai). Die korte passage is niet te vergelijken met de vele bezoeken van Eduard Cousin meer dan tien jaar later.
Maar deelnemen aan parlementaire zendingen is boeiend, omdat je in contact komt met persoonlijkheden, politici, zakenmensen die voor een toerist of een journalist ontoegankelijk zijn. Erg objectief zijn die contacten echter niet.
Beide zijden van elk gesprek willen de belangen van hun land zo goed mogelijk verdedigen. Je neemt die filter mee in je mentale bagage (je tegenpartij ook). Groot nadeel van dergelijke samenkomsten is dat je wel in stad X of Y bent geweest, maar er nauwelijks iets van hebt gezien.
Op 23-24 mei 2000 nam ik namens de Belgische federale Kamer van Volksvertegenwoordigers (in Nederland is dat de Tweede Kamer) deel aan de Tweede Conferentie van de voorzitters van de euro-mediterrane parlementen in Alexandrië.
Naast lange vergaderingen waar elk deelnemend land zijn toespraak gaf, was er ook tijd voor individueel overleg. Ik kon er informeel en uitgebreid spreken met toenmalige vertegenwoordigers van de PLO4, tegen het advies van onze ambassade in, die voorstelde om toch ook even met Israëlisch parlementsvoorzitter Avraham Burg te spreken, wat ik ‘vergeten’ ben te doen.
Verder herinner ik me een luxueus openluchtgala in een fort (Fort Qaitbay?) aan de andere kant van de baai, waar ruiters in traditionele krijgerskledij kunstige dansen met hun paarden toonden. Daarnaast heb ik buiten de rit langs de baai over de zeer drukke Corniche niets van de stad gezien.
De voornaamste gelijkenis tussen 2000 en 2024 is de Egyptische politiestaat. Die is onder president Abdel Fatah al Sissi nog brutaler dan onder toenmalig dictator Hosni Moebarak. In 2000 was Moebarak reeds 19 jaar ongenaakbaar machtig. De toenmalige politiebeveiliging was enorm en drukkend.
Drie jaar eerder op 17 november 1997 waren 62 buitenlandse toeristen vermoord in de toeristische trekpleister Luxor. Enig contact met gewone Egyptenaren was uitgesloten en van enige opstand of Arabische Lente was geen sprake. In 2000 was de nieuwe bibliotheek, die in 2002 officieel werd ingehuldigd, nog een bouwwerf.
Stellen dat ik dankzij dat bezoek Alexandrië zou kennen is nonsens. Uiteraard ken ik de geschiedenis van de stad wel (geschiedenis was een van mijn lievelingsvakken), maar die ‘kennis’ blijkt heel westers en eenzijdig te zijn, zoals ik leerde uit dit boek. Er is echter één ervaring daar die ik zeer goed herken in dit boek. Daarover verder meer.
Noordelijk voor de Egyptenaren, zuidelijk voor Europa
Alexandrië is een stad vol tegenstrijdigheden. Voor de Egyptenaren is het hun ‘noordelijke’ stad, geen wereldstad zoals Caïro (ook al is Alexandrië de tweede grootste stad van Egypte, met 5,7 miljoen inwoners). Een stad met een enorm historisch erfgoed, dat nu wordt verkwanseld.
De stad heeft een wat rare vorm, van het strand naar het binnenland is ze nergens meer dan 2 à 3 kilometer breed, dikwijls zelfs maar 1 kilometer, maar ze strekt zich wel bijna 30 kilometer uit vanuit het oude centrum over nieuwe stadswijken die architecturaal niet bepaald mooi ogen.
Eduard Cousin komt toe in Egypte “in de bloedige nasleep van de revolutie van 2011”. Caïro is in alles een Afrikaanse en Oosterse stad. Niet zo in Alexandrië, waar het hele centrum Europese geschiedenis ademt.
Cousin citeert een VS-diplomaat in 1903: “De saffieren lucht, de zwoele atmosfeer en palmbomen die de huizen overtreffen, vertellen je dat je in Egypte bent, maar de gebouwen, de winkels en hun koopwaar suggereren een stad in Italië, of Zuid-Frankrijk – misschien Napels, mogelijk Marseille”.
Het westers beeld van de stad verandert drastisch wanneer Egypte tot de islamitische wereld gaat behoren. De Middellandse Zee wordt een mentale grens, tot vandaag.
Een treffend voorbeeld: wanneer Cousin in 2020 een artikel schrijft over de ramadan in Egypte geeft hij dat de titel ‘Dichter bij God en lekker voor de tv’. Dat moest Allah worden volgens de hoofdredacteur. Het argument dat Allah gewoon het Arabisch woord is voor God telde niet.
Europese stad, 80 procent niet-Europees
Hebben wij met onze Europese historische blik het recht om te betreuren dat Alexandrië, die Egyptische stad met een Griekse naam, geen Griekse, Italiaanse, Joodse, Armeense, Britse of Franse gemeenschap meer heeft? Er waren zelfs kleine Duitse en Belgische diaspora.
En dan? Kan wat de stad nu wordt niet even goed of beter zijn? Zelfs in die glorieuze tijden was meer dan 80 procent van de bevolking inheems Egyptisch – en zeker niet welvarend.
Heel wat autochtone Egyptische Alexandrijnen waar Cousin mee spreekt menen dat het ‘vroeger’ wel beter was. Dat ze in die vroegere wereld de geminachte dienaars waren van hun koloniale meesters, maakt hen blijkbaar niet zoveel uit.
De hoofdschuldige is voor hen Gamal Abdel Nasser. In 1952 zette deze luitenant-kolonel koning Faroek af. Hij maakte komaf met de Britse koloniale overmacht en met de corrupte oligarchie rond het koningshuis.
Van Faroek herinner ik me als kleine peuter die leerde lezen in de weekbladen bij de kapper foto’s van een corpulente man met een raar hoedje die met Italiaanse en Franse filmsterren poseerde. In 1965 stierf Faroek aan een hartaanval in een Romeins restaurant.
Volgens mijn moeder en de andere dames in het kapsalon was hij een goed mens die door smerige communisten was afgezet. Of haar oordeel op degelijke informatie gebaseerd was, durf ik betwijfelen.
‘Onafhankelijk’ verklaard door de kolonisator
Faroek was een vazal van de Britten die met die rol zeer ingenomen was, zolang het hem en zijn uitgebreide hofhouding een opulente levensstijl toeliet. De Britten verklaarden Egypte in 1922 onafhankelijk – let op onderwerp en lijdend voorwerp in deze zin.
Met behulp van een kleine lokale elite hielden de Britten de grotendeels feodale maatschappij in stand. Politie, leger, spoorwegen en het Suez-kanaal bleven volledig onder Britse bestuur. Een vadsige koning als Faroek was de ideale stroman.
Nasser betekende het einde van dat paradijs, maar ook het einde van Alexandrië als culturele hoofdstad van Egypte. Vandaag kijken de inwoners van de hoofdstad Caïro neer op dat provinciale nest aan de zee. Ze vinden hen arrogant en snobistisch.
Het regime van Nasser was geen Club Med (Med staat voor Mediterranée – Middellands). Zeer repressief voor elke vorm van politieke dissidentie, wat in een liberale stad als Alexandrië hard aankwam.
Over Nassers maatschappelijke ideeën mag je best zeer kritisch zijn, maar de vraag is of hij een keuze had. Herovering door de oude machthebbers betekende immers bloedige weerwraak, zoals de geschiedenis al zovele malen heeft aangetoond. Nasser was ook voor reactionair Egypte een vloek. Hij stond voor de scheiding van religie en staat.
Nieuwe leenheer, zelfde vazal
Veel goede bedoelingen, maar wat Egypte vier presidenten na Nasser is geworden oogt niet bepaald fraai. Het is een brutale folterstaat, met nu niet langer Britse en Franse (hoewel, helemaal weg zijn ze niet) maar Amerikaanse steun, met een nieuwe militaire oligarchie die de oude oligarchie heeft afgezet en een corrupt en hopeloos inefficiënt overheidsapparaat. Na Israël en in sommige jaren Colombia is Egypte het land dat de meeste militaire steun heeft gekregen van de VS ter wereld.
Het voelt comfortabel om als bezoekende Europeaan nostalgie te voelen naar de tijd dat je op de trams “Grieks, Italiaans, Frans, Engels en Arabisch hoorde spreken. Ik voelde tijdens mijn eerste bezoeken al een zekere weemoed voor een tijd die dertig jaar voor mijn geboorte al op zijn retour was”.
Mijn bezoek in 2000 was te kort en te oppervlakkig om enige indrukken van de stad op te doen. Ik herken in dit boek echter wel eenzelfde dubbel gevoel dat ik had toen ik tussen 2008 en 2011 vier maal in Kinshasa was voor VN-missies.
Weg waren de bomen op de Boulevard du 30 Juin en op de andere grote lanen in Léopoldville, nu Kinshasa, die koelte brachten voor de (Belgische) zondagswandelaars. Weg waren de nette parken en vijvers. Koloniale gebouwen waren in verval, het uitgeleefde hoofdgebouw van de luchthaven, ooit nog gebouwd door de Belgen, lag er desolaat bij.
Even nuchter nadenken: hier liepen immers ook de zwarte semi-tot-slaaf-gemaakten die voor elke kleine ongehoorzaamheid zweepslagen kregen – tot in 1960, die Belgische vrouwen niet mochten aankijken.
Boeken
Eduard Cousin las voor zijn boek ook veel andere boeken, Arabische auteurs (Amin Maalouf!) maar ook ‘Egyptische’ Europeanen als Albert Cossery, veel Grieken ook, en hedendaagse analyses van Naomi Klein en Noam Chomsky.
Dat gaf hem context voor zijn gesprekken, voor zijn blik op de vervallen gebouwen, voor de melancholische passiviteit van de Alexandrijnen. Wie in al die historische boeken ontbreekt zijn de Egyptenaren zelf.
Alexandrië was in hoofdzaak “een gekoloniseerde stad, gekenmerkt door een zeer ongelijke klassenmaatschappij met Europeanen in de elite en Egyptenaren als gemarginaliseerde tweederangsburgers. De grootsheid van de stad wordt toegeschreven aan hoe Europees ze was, en haar teloorgang aan de Arabieren die de stad na het – deels gedwongen – vertrek van de Europeanen hadden overspoeld”.
Ooit was de stad liberaler dan Europa. Zo kwam in het begin van de 20ste eeuw een jonge Griekse vrouwelijke dokter in Alexandrië wonen, omdat ze in eigen land geen medische praktijk mocht uitvoeren.
Dat mocht dus in Alexandrië – voor buitenlanders, niet voor Egyptische vrouwen. Een oudere Alexandrijn aan Cousin vertelt met enige bitterheid dat al die buitenlanders die er veertig-vijftig jaar woonden niet eens goedendag konden zeggen in het Arabisch.
Nostalgie omwille van het heden
Met al zijn negatieve kanten was Nasser wel de leider die onderwijs en gezondheidszorg voor iedereen invoerde en vaste huurprijzen. Waarom dan die haat voor zijn persoon en die liefde voor dat koloniale verleden?
Is dergelijke heimwee niet eerder een misplaatste uiting van een diep ongenoegen over de hedendaagse politiestaat, over het corrupte en gigantisch inefficiënte overheidsapparaat, over het nepotisme, over de vuile straten?
Ik kom nog even terug op mijn reisverhaal van 24 jaar geleden. Ik las in dit boek iets wat ik ook toen tijdens die conferentie heb ervaren.
Cousin las Alexandria Adieu van Brits-Alexandrijnse schrijver Abdel Darwish in 2022: “Tijdens het lezen ben ik keer op keer verbijsterd over het onversneden westerse superioriteitsgevoel. Zijn werk is een schoolvoorbeeld van klassiek oriëntalisme: een verlicht, ontwikkeld Westen versus een achterlijk Oosten”.
Dat evidente superioriteitsgevoel heb ik identiek ervaren op die conferentie. De minachting droop eraf. De ene na de andere Europese spreker kwam uitleggen hoe de dingen horen te gebeuren. Niet alleen met woorden, ook de toon waarop dat werd gezegd was gênant. Ook de parlementsvoorzitter van Israël klonk heel ‘Europees’.
Dat superioriteitsgevoel zit nog steeds diep ingebakken in het Europese DNA. Het zou me verbazen dat dit tijdens hedendaagse internationale conferenties anders is. Subtieler misschien wel, ten gronde nog steeds hetzelfde.
In die superioriteitsval trapt Eduard Cousin niet. Dit is natuurlijk een zoveelste boek over Alexandrië door een witte Europeaan maar, wie ben ik als eveneens witte Europeaan om daar meewarig over te doen?
Dit boek zet je aan het denken over je vooroordelen. Cousin schreef een vlot boek met gesprekken, wandelingen door de stad, bezoek aan gebouwen, een terugblik in de geschiedenis, citaten uit boeken over Alexandrië, en toont ons een stad die onze aandacht en erkenning verdient.
Eduard Cousin. ‘Alexandrië – Het verhaal van een stad die leeft in het verleden.’ Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2024, 237 pp. ISBN 978 9045 0491 51
Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.