Een intern rapport, ondertekend door Ian Henderson, onderzoeker van de Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons (OPCW), geeft een technische analyse van twee van de plaatsen waar gifgascilinders werden aangetroffen in Douma, een Syrische randgemeente van de hoofdstad Damascus. Die cilinders werden gebruikt als ‘bewijs’ dat het Syrisch leger van president Assad daar op 7 april 2018 een aanval met chemische wapens zou hebben uitgevoerd.
Ian Henderson komt in zijn onderzoek echter tot vaststellingen die tegenspreken dat projectielen met gifgas door de Syrische luchtmacht zouden zijn afgevuurd. In zijn vijftien pagina’s lange zeer gedetailleerde rapport besluit Henderson als volgt:
“In dit stadium van het onderzoek kan het ‘FFM engineering sub-team’ niet zeker zijn dat de cilinders op beide locaties daar zijn beland als resultaat van dropping uit een vliegtuig. De dimensies, karakteristieken en het voorkomen van de cilinders en de onmiddellijke omgeving van de incidenten, waren onsamenhangend met wat mocht worden verwacht van een cilinder die vanuit een vliegtuig daar was beland. In beide gevallen geeft de alternatieve hypothese de enige plausibele verklaring voor de waarnemingen ter plaatse.”
“Samengevat: waarnemingen op de twee locaties, samen met verdere analyse, suggereren dat er een hogere waarschijnlijkheid is dat de cilinders handmatig werden geplaatst op deze twee plaatsen, eerder dan dat ze daar gedropt werden.”
Robert Fisk
Het onderzoek naar deze gifgasaanval was vanaf de eerste dag controversieel. Amerikaanse ngo’s waren de eersten om te beweren dat het om een gifgasaanval zou gaan met sarin-gas. Een eerste onderzoek van de OPCW stelde echter geen enkel bewijs te vinden van sarin. De Britse journalist Robert Fisk bezocht als een van de eerste buitenlandse waarnemers de plaats van de aanval.
Dokters verklaarden hem dat er geen sprake was van een gifgasaanval, maar van slachtoffers die gekwetst waren aan keel en longen, ogen en oren door stof en puin van ontploffingen in gesloten ruimtes in combinatie met de impact van de luchtdruk van ontploffingen. (Vooral kleine kinderen zijn daar gevoelig aan. Plotse krachtige luchtdrukgolven kunnen zelfs hun onmiddellijk overlijden veroorzaken.)
Videobeelden van de cilinders en van de scenes in de hospitalen in de buurt werden onmiddellijk verspreid door de Witte Helmen ter plaatse en overgenomen door de buitenlandse media. Daarin beelden van personen die afgespoeld worden met water als eerste hulp. De Witte Helmen zijn een Syrische organisatie opgericht door een Brit die zich profileren als neutrale hulpverleners, maar in de praktijk zeer selectief blijken te werken.
De mainstream media namen de stelling van een gifgasaanval van de Amerikaanse, de Britse en de Franse regering onmiddellijk en zonder enige nuancering of twijfel over, zonder het onderzoek door de OPCW af te wachten. Tot op vandaag wordt de schuld voor deze gifgasaanval in Douma volledig bij het regime van president Assad gelegd.
De media negeerden daarbij volledig de vaststellingen van nuchtere waarnemers, die onmiddellijk kritische bedenkingen hadden bij dit incident. Eerst en vooral was het bijzonder onwaarschijnlijk dat het regime van president Assad een gifgasaanval zou uitvoeren in een gebied waar zij reeds de overhand hadden en snel terrein wonnen. Bovendien was het strategisch zeer contraproductief dat het regime gifgas zou gaan inzetten in een gebied op nauwelijks enkele kilometers van de eigen stellingen, dat ze snel zouden inpalmen, dit alles in een periode dat de VS en andere landen reeds hadden verwittigd dat eventueel gebruik van gifgas zwaar zou bestraft worden. De enigen die baat hadden bij deze aanval waren de gewapende verzetsorganisatie ter plaatse, het Jaysh al Islam (Army of Islam), dat zijn hoop stelde op westerse bombardementen tegen de stellingen van het oprukkende Syrische leger.
Het Army of Islam maakt deel uit van de coalitie van het Free Syrian Army. De organisatie ijvert voor een islamitische staat onder sharia-wet, maar strijdt tegen IS – ook al delen zij dezelfde theologische ideologie. In tegenstelling tot IS wordt de groepering door de VN noch door de VS een terroristische organisatie genoemd, ook al is het Army betrokken bij gruwelijke schendingen van mensenrechten in de gebieden die het controleert. De organisatie voerde bovendien zelf exact twee jaar eerder, op 7 april 2016, een gifgasaanval met chlorine uit op een wijk in de stad Aleppo.
Cilinders met chlorine
Het enige wat met absolute zekerheid kan worden gezegd is dat de gevonden cilinders inderdaad gevuld waren met vloeibaar chlorine (niet met sarin). Een van beide door het team van Henderson onderzochte cilinders was nog vol, terwijl de andere grotendeels leeg was. Een van beide cilinders werd bovendien verplaatst door personen ter plaatse in de periode voor het onderzoek.
Het OPCW-team onderzocht of de beschadiging van de cilinders consistent was met de impact op de betonvloeren van de verdiepingen erboven en met de omvang en aard van de ontstane kraters. De ingenieurs van de OPCW stelden vast dat de schade aan de cilinders hier niet mee overeenkwam. De kraters in de vloeren boven de cilinders waren zonder enige twijfel het resultaat van bominslagen vanuit de lucht, maar deze schade kwam niet overeen met de eerder geringe vervormingen van de cilinders.
Andere experten adviseerden het team dat de kraters boven de cilinders qua vorm eerder overeenkwamen met de impact van de kinetische energie veroorzaakt door een ontplofte mortiergranaat of artillerie dan met de impact van een vanop grote hoogte vanuit een vliegtuig vallend object zoals de ter plaatse gevonden cilinders. De meest waarschijnlijke hypothese is daarom dat de aangetroffen cilinders werden neergelegd op deze plaatsen na de bombardementen.
Gezien het feit dat op het ogenblik van de incidenten alleen de plaatselijke Syrische rebellenorganisatie Army of Islam en de Witte Helmen het betrokken terrein controleerden kan de verantwoordelijkheid voor het plaatsen van deze cilinders alleen bij hen liggen. Het onderzoek spreekt zich niet uit over de precieze manier waarop de cilinders dan wel ter plaatse kwamen.
“We’re the good guys, no matter what the facts are”
Er zijn meerdere verklaringen waarom de mainstream media de stelling van een gifgasaanval in Douma door het Syrisch leger onmiddellijk als een ‘feit’ aanvaarden. Eerst en vooral is er de overwegende tendens om verklaringen van eigen bondgenoten en regeringen onveranderd en onmiddellijk over te nemen. Dit wordt onder meer gedreven door het onderliggende dogma dat de eigen kant altijd de goede kant is en de juiste beslissingen neemt. De verderfelijke aard van het regime waar tegen wordt gestreden, is daarbij mooi meegenomen als moreel argument, maar bovenal gaat het over de kant die dat regime kiest, niet zozeer zijn autoritaire of dictatoriale karakter.
Het regime van president Assad is een goed voorbeeld van die selectieve moraliteit. Zowel vader Hafez Assad als zoon en huidig president Bashar Assad zijn op verschillende ogenblikken afwisselend zowel ‘goede bondgenoten’ als aartsvijanden geweest. Bij zijn aantreden als opvolger van zijn overleden vader in 2000 werd Assad in de westerse media zelfs gelauwerd als een democratisch hervormer. Dat zoon Assad de brutale politiestaat van zijn vader onverminderd verder zette was daarbij geen hinderpaal, net zomin als het feit dat hij in 2000 en 2007 werd ‘verkozen’ met scores van 99 procent zonder dat een tegenkandidaat werd toegelaten.
Het regime van zowel vader als zoon Assad kon tevens meermaals rekenen op ruime wapenleveringen, onder meer met Belgisch wapentuig. Ondanks jarenlange repressie van zijn eigen bevolking werd Assad pas een boosdoener toen hij een zoveelste volksopstand in 2014 bloedig onderdrukte. De VS en de Europese Unie (en Israël) zagen een kans om een minder eigengereid pro-westers regime te installeren en steunde de fanatieke verzetsorganisaties die vrij snel gewapend verzet organiseerden.
Besluit: president Assad heeft – zoals hij altijd heeft gesteld – geen gifgasaanval in Douma bevolen en dat maakt van hem in geen geval de man die van zijn land een bloeiende democratie zal maken. Dat is trouwens ook niet de bedoeling van de westerse bondgenoten van het verzet tegen zijn regime. Wat zij willen is een pro-westers regime. De aard van dat toekomstig regime is verder irrelevant.
Russisch spelbreker
De Russische inmenging in Syrië heeft de plannen van de VS en zijn bondgenoten voor Syrië doorkruist. Rusland voert op dezelfde meedogenloze manier oorlog in het land als het westen. De verontwaardiging over ‘de Russen’ staat echter in fel contrast met de goedkeurende commentaren op de acties van onze zijde. De tragedie van het Syrische volk is dat het in dit alles steeds de verliezer is. Het gewapend verzet dat door het westen in Syrië wordt gesteund wil een nog brutaler theocratisch regime invoeren ter vervanging van de huidige seculiere politiestaat, maar krijgt desondanks volle Westerse steun.
Terwijl dit artikel wordt geschreven (en de betreffende informatie volledig wordt genegeerd door de grote media) bombardeert het meest middeleeuws feodale regime ter wereld in Saoedi-Arabië met Amerikaanse, Britse en Franse wapens de bevolking van Jemen, een van de armste landen op aarde, naar de ‘grootste humanitaire ramp van de eenentwintigste eeuw’, volgens de VN.
De schijnheiligheid is hemeltergend maar niet nieuw. Het is van alle tijden.
Authenticiteit impliciet bevestigd door OPCW
De OPCW heeft op het lekken van hun intern rapport gereageerd met een korte mededeling: “In lijn met zijn vastgelegde beleid en praktijk voert het Technisch Secretariaat van de OPCW een intern onderzoek naar het niet ge-autoriseerde uitbrengen van het document in kwestie.” Wat opvalt is dat de OPCW niet weerlegt dat het inderdaad om een OPCW-document gaat, noch dat de stellingen in het rapport verkeerd zouden zijn of verkeerd zouden worden weergegeven.
Dit betekent tevens dat de leiding van de OPCW de inhoud van het document kende en verkoos het niet te publiceren. Volgens de OPCW is de cruciale vraag hoe dit werd gelekt. De echte vraag is waarom dit document geen deel uitmaakte van het officiële verslag over Douma, waarin de organisatie omfloerste bewoordingen gebruikte om geen echt besluit te nemen.