‘Het Dekoloniseringsparcours – Wandelen lang Congolees erfgoed in België’ van Lucas Catherine is een heel bijzondere ’toeristische reisgids’ door eigen land. De overblijvende koloniale monumenten in onze straatbeeld zijn veel meer dan gedateerde anachronismen die we achteloos voorbij stappen. Zij vermoorden nog elke dag de waarheid. Uitstekend boek om op een heel andere manier door Brussel en Antwerpen te kuieren (of het museum in Tervuren te bezoeken).
Voor volgers van deze website is Lucas Catherine geen onbekende. Meerdere van zijn boeken werden hier al eerder gerecenseerd. Kolonialisme, racisme maar ook culinaire gidsen doorheen de Arabische keuken én zijn geliefde Brussel, hij beschrijft het allemaal als een rasecht verteller (zie de links onder het artikel).
Want in feite is Lucas Catherine geen schrijver, hij is verteller. Wie de kans heeft hem te ontmoeten weet zich gegarandeerd van een ontelbare schat aan verhalen, anekdotes, weetjes, die op het eerste zicht als losse gedachten achter elkaar volgen, maar uiteindelijk samenvallen tot een verhaal, waarin de hierboven vermelde thema’s in een samenhangend geheel aan bod komen. Hij is bovendien een levend archief. Elk van zijn boeken vermeldt zijn bronnen, die op hun beurt een goede leidraad zijn voor elke historicus-in-spe.
Deel I van het boek heet Wandelen langs Kongolees erfgoed in België. Het is een geactualiseerde en uitgebreide versie van zijn boek Wandelen naar Kongo van 20061. Deel II. ‘Beeldenstorm’ gaat in op het huidige debat over de koloniale monumenten. Moeten ze blijven staan? Onaangeroerd of met ‘duidende’ commentaar? Actievoerders blijven in ieder geval niet wachten op de Belgische overheden, want die zijn beschamend passief, of werken actief tegen.
Te voet of met het openbaar vervoer
De auteur neemt ons mee op stap van het Koningsplein in hartje Brussel, naar de Koninklijke Schenking, Matonge, het Jubelpark, Tervuren (zie verder), Oostende, Blankenberge, Diksmuide en Antwerpen. Alles voorzien van commentaar en historische achtergrond.
Teveel om te onthouden maar dat is niet de bedoeling. Neem dit boek mee op stap door Brussel en Antwerpen, langs straten en gebouwen, parken en beelden, op wandel langs de dijk van Oostende, met tram 44 naar het museum van Tervuren. Wie wist trouwens dat er in Namen een heus Musée Africain bestaat of een Pavillon du Congo in Arquennes, ik niet.
Catherine stelt een vierstappenplan voor om ‘het algoritme van de koloniale geschiedschrijving’ te veranderen. Stap vier in die aanpak: dekoloniseer de geschiedenis. Hij geeft een aanzet met een gebalde ontkrachting van de mythe van de westerse beschavingsoorlog.
Een ’toeristische’ aanrader zijn zeker de vijf pagina’s achteraan met een lijst bekende en minder bekende Brusselse straatnamen, zoals de Generaal Jacqueslaan en de Sergeant De Bruynestraat (die ook een straat heeft in Antwerpen). Lees hier waarom dit koloniale straatnamen zijn.
Tervuren
In zijn voorwoord beschrijft oud-VRT-journalist Walter Zinzen hoe hij als Antwerps kind langs de Luitenant Lippenslaan fietste en dat “achter onze hoek er een Sergeant De Bruynestraat was”. Zeer herkenbaar wanneer ik bij het hoofdstuk Tervuren aankom. Alleen Brussel komt in dit boek meer aan bod dan deze groene residentiële gemeente in de rand van Brussel, meer nog dan Antwerpen, Oostende, Gent of Mechelen.
Daarom ga ik hier graag wat dieper in op dat lijvige hoofdstuk Tervuren in het boek. Ik parafraseer even Walter Zinzen in zijn inleiding. “Zelf ben ik afkomstig uit Tervuren. Als kind fietste ik op weg van en naar school langs” het museum van Tervuren (meer hierover in Het Africamuseum, beter dan vroeger, te behoudsgezind over de ware aard van het kolonialisme).
Het dorp van mijn jeugd lijkt buiten de dorpskern rond de Sint-Janskerk in niets meer op de uitdeinende residentiële gemeente van nu. Honderden hectare landbouwgrond en zelfs een deel bos van het Zoniënwoud werden verkaveld (dat kon toen nog: het deel van het Zoniënwoud dat privé-eigendom was).
De statige Tervurenlaan met zijn tramlijn 44 (volgens buitenlandse reisgidsen een van de mooiste stadstramlijnen ter wereld) en natuurlijk het museum zelf waren een evidentie. Je stond er niet bij stil (of wist niet eens) waarom het kleine Tervuren het enige dorp rond Brussel was (is!) met een eigen statige verkeersader recht tot in het hart van Brussel in een rechte lijn tot aan de Wetstraat.
Catherine wijst er op dat de Tervurenlaan er niet kwam voor of ten bate van de gewone Tervurenaar. Integendeel, de Tervurenlaan liet het dorp waar het naar genoemd werd volledig links liggen. Je kan nog altijd van Oudergem via ‘het rondpunt’ doorrijden naar Leuven zonder iets van het dorp gezien te hebben. Een geluk bij een ongeluk dat die verkeersader toen niet plomp door het centrum werd aangelegd – wie wil ondervinden hoe rampzalig dat zou zijn moet maar eens over de Ninoofsesteenweg door Dilbeek rijden.
Lucas Catherine haalt ook herinneringen op aan koloniale activiteiten in Tervuren. 267 Kongolezen verbleven tijdens de Wereldtentoonstelling van 1897 in een ‘Kongolees dorp’, of wat daarvoor moest doorgaan. Ze bleven slechts twee maanden. Het klimaat was niet te harden, zelfs niet in juli en augustus. Zeven van hen stierven aan tuberculose. Hun zerken liggen nog altijd naast de Sint-Janskerk in het dorpscentrum (zie de foto boven dit artikel).
“De Kongolezen waren aan een streng regime onderworpen. Ze mochten geen contact hebben met de bezoekers en moesten per dag een reeks shows afwerken en daarbij halfnaakt rondlopen. Buiten hun werktijd liepen ze er ‘beschaafd’ bij.” Ter vermaak van de bezoekers voeren enkelen van hen op een prauw over een van de vijvers in het nog altijd prachtige Park van Tervuren, eveneens een koloniale creatie.
Voor minstens 124 van hen moet het een bizarre vernederende ervaring zijn geweest. Zij waren soldaten in het Belgisch-Kongolees leger en woonden thuis gewoon in huizen, (die naar onze maatstaven waarschijnlijk wel zeer primitief waren – niet dat de gewone Belg eind negentiende eeuw veel luxueuzer leefde: gewone mensen hadden geen leidingwater, geen degelijk sanitair of badkamer, geen elektriciteit, geen verwarming, geen dakisolatie …).
Het ‘Kongolees dorp’ dat ze hier moesten afbeelden was hen vreemd, alsof je Vlamingen uit het centrum van Aalst uitdoste om in een Bokrijkse primitieve hoeve te wonen. Het idee om een land groter dan de Europese Unie en met veel meer diversiteit qua culturen en talen uit te beelden in één dorp, het was voor de organisatoren vanzelfsprekend.
Het koloniale verleden, toch een bijna hoofdzakelijk Franstalig project – niet verwonderlijk in het toenmalige België – wordt bijna uitsluitend in Brussel en Vlaamse steden in ere gehouden. Spa, Aarlen, Vielsalm, Bergen, Namen en het onbekende Arquennes en Dalhem komen heel even aan bod. Logisch, het kolonialisme was hoofdzakelijk een product van de Vlaamse en Brusselse economische elite die volledig Franstalig was.
Je hoeft niet naar Congo te reizen om veel te leren over het Belgische koloniale verleden. Gewoon wandelen of het openbaar vervoer nemen volstaat, met dit boek bij de hand. Doen.
Lucas Catherine. Het dekoloniseringsparcours. Wandelen langs Congolees erfgoed in België. EPO, Antwerpen, 2019. ISBN 978 6267 b179 9