Terwijl alle media-aandacht ging naar het ontslag van Paul Lembrechts, CEO van openbare omroep VRT, besliste de Vlaamse regering Jambon in alle stilte ook de verlenging van Marc Descheemaecker als voorzitter van de openbare vervoersmaatschappij De Lijn. Als geen ander verzinnebeeldt deze man de mythe van de almachtige, competente manager die orde op zaken brengt.
Mannen
Marc Descheemaecker (1955) is van alle markten thuis. Na een start bij organisatie-adviesbureau McKinsey, werkte hij achtereenvolgens voor bekend gereedschapsbouwer Black&Decker, tapijtfabriek Prado, de groep Vendex (met zitmeubelwinkels Lederland en schoonmaakbedrijf Cemstobel).
Na de overname van Vendex door het Deense schoonmaakbedrijf ISS werd hij CEO van ISS-België. Hij stond vanaf dan aan de leiding van 12.000 werknemers in België maar werd ook internationaal ingezet door ISS.
Zijn loopbaan bij de overheid begon in november 2002 als baas van de NMBS-vrachtdienst B-Cargo (nu privé-bedrijf Lineas met 31,2 procent overheidsaandelen). Bij de afsplitsing van het beheer van de spoorinfrastructuur in 2005 werd Descheemaecker CEO van het onderdeel ‘NMBS’, naast Infrabel dat onder leiding kwam van Luc Lallemand. Tevens werd hij lid van de raad van bestuur van Eurostar, dat de TGV-verbinding met Londen verzorgt, en van BAC, de beheerder van de nationale luchthaven.
Voorwaar een bezige man, die zijn talent gewaardeerd zag in steeds belangrijkere functies. Zijn successen in de privé-sector brachten hem in het vizier van de federale regering, die in hem een geschikte manager zag om orde op zaken te stellen bij de chaotische spoorwegen.
In tegenstelling tot de meeste van zijn collega’s schuwt Descheemaecker de media niet. Met gretigheid geeft hij zijn mening over wat volgens hem de redenen zijn waarom de overheidsdiensten er maar niet in slagen net zo efficiënt, zuinig en klantgericht te werken als de privé-sector.
Hoe dat wel moest, toonde hij van 2005 tot 2013. Zijn wens om daarna verder CEO te blijven ging echter niet in vervulling. Toen hij in 2013 werd vervangen door Jo Cornu schreef hij zijn woede af in het boek met de toepasselijke titel Dwarsligger – Achter de schermen van de NMBS (zie de recensie ‘Dwarsligger’, een politiek pamflet).
Wat hij zelf een “glasheldere analyse” noemde blijkt een ideologisch pleidooi te zijn voor een minimale staat, die zich moet “richten op haar kerntaken”, waar openbaar vervoer niet bij hoort. Het spoor hoort een “onderneming” te worden met een “product” en een “marktconforme prijs”.
Mythes
In zijn boek lanceerde hij onder meer de leugende dat het spoorpersoneel 53 verlofdagen zou hebben. Verder schreef hij onbeschroomd bijna nooit de trein te nemen en stelde hij voor de treinlijnen aan de taalgrens op te splitsen (waarmee hij aantoonde het complexe netwerk van de trein na 8 jaar als CEO nog steeds niet te kennen).
Inhoudelijk verschilde zijn beleid bij de NMBS niet van dat van zijn opvolgers Jo Cornu en Sophie Dutordoir. Het grote verschil zit hem in die flamboyante stijl. Cornu en Dutordoir zoeken de aandacht niet, maar doen in wezen identiek hetzelfde: de NMBS voorbereiden op privatisering (wat ze zelf liever ‘liberalisering’ noemen).
Marc Descheemaecker verzinnebeeldt als geen ander de mythe van de geniale no-nonsense manager die orde op zaken stelt in de chaos van overheidsbedrijven, die er om duistere redenen maar niet in slagen ‘performant’ en ‘efficiënt’ te worden.
Bovendien is hij – volgens hemzelf – een man met een ethisch bewustzijn. Tijdens zijn periode bij schoonmaakbedrijf ISS was hij immers een van de initiatiefnemers van ‘Ondernemers tegen racisme’. Hij was verontwaardigd dat “binnen de schoonmaaksector … de klanten een belangrijk deel van de werknemers niet als volwaardig (zien): Marokkanen, Turken, of eigenlijk alle allochtonen”.
In hoeverre dat ethisch bewustzijn Descheemaecker er ook toe bracht om de notoir slechte verloning en barre werkomstandigheden van de werknemers in de schoonmaaksector aan te pakken, legde hij in zijn boek niet uit. In ieder geval liet hij tijdens zijn bestuur toe dat de NMBS een groot deel van de reiniging van stations en treinen overliet aan bedrijven, die hun personeel (dat ze officieel niet hebben, het zijn ‘zelfstandigen’) zeer slecht betalen en onmenselijke uren laten werken.
In 2016 kwam hij echter terug bij de NMBS, niet meer als CEO, maar als lid van de raad van bestuur. Zijn kandidatuur was voorgedragen door de N-VA, de andere neoliberale partij naast Open-Vld in de federale regering Michel.
Ondertussen was hij in 2014 ook al benoemd door de Vlaamse regering Bourgeois (N-VA) tot lid van de raad van bestuur van Vitrufin, beter bekend van verzekeringsmaatschappij Ethias (het vroegere OMOB) en bij de Vlaamse investeringsmaatschappij GIMV. Tevens werd hij voorzitter van de raad van bestuur van de Vlaamse openbare vervoersmaatschappij De Lijn.
Macht
Tijdens lezingen over de werking van de openbare diensten en over het openbaar vervoer krijg ik steeds twee terugkerende vragen. “Zien ze daar in Brussel niet wat de sociale gevolgen zijn van hun beleid? Zijn ze daar zo incompetent?” en “Waarom blijven ze mensen als Descheemaecker benoemen op topfuncties? Hoe komt het dat die managers zo machtig zijn?”
Beleid beoordeel je best op zijn concrete gevolgen, niet op zijn uitgesproken intenties
Beide vragen zijn emotioneel zeer begrijpelijk. Ze vertrekken echter van twee verkeerde premissen, ten eerste dat de uitgesproken beleidsintenties van ministers (en de door hen benoemde supermanagers) effectief de echte beleidsintenties zouden zijn, ten tweede dat deze managers echt machtig zouden zijn. Dat is manifest niet het geval.
Ministers en hun partijbonzen zijn géén domme, incompetente personen. Het zijn integendeel heel verstandige beslissers die zeer goed weten wat hun doelstellingen zijn en wat de concrete consequenties van hun beleid zijn. Meer nog, die consequenties zijn niet zomaar ‘gevolgen’, bedoeld of onbedoeld, het zijn de doelstellingen zelf van het beleid.
Wanneer één regering stelt dat ‘besparingen’ zullen leiden tot de finale oplossing in één regeerperiode kan je nog veronderstellen dat het beleid werd uitgedokterd en uitgevoerd met die bedoeling. Wanneer je vaststelt dat dit het beleid is dat reeds veertig jaar wordt gevoerd kan je niet anders dan besluiten dat er iets anders aan de gang is.
Dit is een beleidsvisie die niet begon in 2008, maar reeds veel langer zijn vernietigend spoor achterlaat. De crisis van 2008 heeft enkel een versnelling ingeluid van die evolutie. De overheidsbesparingen (‘austerité’ en ‘austerity’ zijn betere omschrijvingen) van de voorbije 12 jaar zijn niet nieuw. Ze zijn de extreme verdieping van een proces dat reeds begon onder de regeringen van Wilfried Martens (1979-1992).
Geen enkele neoliberale politicus is zo onverstandig om openlijk te zeggen dat de afbraak van de naoorlogse sociale welvaartsstaat de bedoeling is van het beleid. Daarvoor worden allerlei slogans en zondebokken ingezet: ‘de tering naar de nering zetten’, ‘het geld is op’, ‘we moeten allemaal besparen’ maar ‘het einde van de tunnel is in zicht’. Ook de clichés over ‘ambtenaren’ passen in die strategie.
Laat vetbetaalde managers het vuile onpopulaire werk doen
Een andere tactiek om de echte politieke agenda te maskeren is het aantrekken van supermanagers uit de privé-sector. Een van de eersten in een lange rij was Pierre Godfroid. In 1991 werd de CEO van Continental Foods (waaronder soepmerk Campbell) benoemd tot crisismanager van de nationale luchtvaartmaatschappij Sabena. In 1996 was zijn mislukking totaal en mocht hij weer vertrekken. Vijf jaar later ging Sabena failliet.
In 1991 was een baas van overheidsbedrijven uit de privé-sector nog een cultuurshock. Sindsdien is het aantrekken van managers uit de privé-sector het nieuwe ‘normaal’.
Deze managers hebben naar de buitenwereld een dubbelzinnig imago. Enerzijds worden ze weergegeven als willoze marionetten die naar de pijpen van de politieke meerderheid van het ogenblik dansen. Anderzijds wordt hen grote macht toegedicht om eigengereid hun gang te gaan. Geen van beide clichés kloppen.
Officieel zoekt de regering (meestal een headhuntersbureau in haar naam) naar een ‘bekwame’ en ‘efficiënte’ manager die bewezen heeft de ervaring en autoriteit te hebben om het overheidsbedrijf waar hij (bijna steeds zijn het mannen) de baas wordt terug ‘op de rails te zetten’.
Geen marionetten maar ook geen macht
De echte ongeschreven aanwervingscriteria zijn helemaal anders. Wat alle regeringen sinds de jaren 1990 zoeken, zijn personen die in woord en daad aantonen uit eigen overtuiging volledig achter het neoliberale gedachtengoed te staan: minimale overheid, geen sociale taken, maximale privatisering.
Supermanagers à la Descheemaecker zijn allesbehalve marionetten. Zij werden geselecteerd omdat zij uit zichzelf reeds het neoliberaal regeringsbeleid goedkeuren. Hun echte functie is die van buffer en bliksemafleider.
Alle overheidsbedrijven zoals de NMBS hebben een volledig gepolitiseerde raad van bestuur en in het geval van de NMBS zijn ook alle posten van directeurs der afdelingen politiek benoemd. Met andere woorden, de NMBS doet exact wat de regering wil dat ze doet. Als de NMBS slecht presteert is dit met andere woorden het bedoelde gevolg van politieke beslissingen.
De Descheemaeckers van deze wereld hebben als taak onpopulaire maatregelen als ‘evident’ voor te stellen en zonder schroom te zeggen waar het echt op staat. Het laat ministers en parlementsleden van de regeringsmeerderheid toe een pantomime op te voeren van verontwaardiging als de cijfers weer tegenvallen.
Niemand begrijpt zijn echte taak beter dan Marc Descheemaecker. Hij wordt daar zeer ruim voor vergoed. Het verklaart ook waarom hij zoveel bestuursmandaten in andere overheidsbedrijven (of bedrijven met een grote overheidsparticipatie) kan vergaren.
Bovendien, als het slecht afloopt is deze supermanagers een zeer gulle uittredingsvergoeding gegund (managers worden nooit ‘ontslagen’, ze ’treden uit’ – noblesse oblige).
Dat is niet omdat hij of zijn collega’s ‘machtig’ zouden zijn. Hun beslissingsmacht is indirect en afgeleid van het echte beslissingscentrum: de federale (voor de NMBS) en de Vlaamse regering (voor De Lijn). Personen als hij kunnen daarnaast in zoveel andere beheersorganen terecht dankzij hun bewezen ‘betrouwbaarheid’.
Continuïteit
Met een tweede mandaat als voorzitter van De Lijn voor Descheemaecker kiest de Vlaamse regering voor de continuïteit van de sociale afbraak. Hij heeft voldoende bewezen competent en efficiënt te zijn voor de uitvoering van het beleid.
Het heeft geen zin onze woede te richten op deze man. Niet hij maar de minister boven hem draagt de echte verantwoordelijkheid. Niet hij maar de minister (en de voltallige regeringsploeg) zijn de echte beslissers. Zij zijn te laf om daar openlijk voor uit te komen en verschuilen zich achter deze door hen benoemde managers.
Descheemaecker, Cornu, Dutordoir, Johnny Thys … ze zijn ideale bliksemafleiders. Met Descheemaecker aan het hoofd van De Lijn kan de gebruiker van het openbaar vervoer van één ding zeker zijn: het wordt nog slechter …
Voor meer achtergrond, zie ‘Waarom Marc Descheemaecker zijn job bij De Lijn uitstekend doet‘ en ‘‘Dwarsligger’, een politiek pamflet‘ en de artikels vermeld onder dit artikel.