‘Stilte is mijn moedertaal’ van Sulaiman Addonia is niet het eerste boek dat zich situeert in de levens van vluchtelingen en zal niet het laatste zijn. Dit verhaal onderscheidt zich echter van de meeste boeken over vluchtelingen omdat het veel meer dan een verslag of pakkende getuigenis is over de realiteit van vluchtelingen, maar een literaire topprestatie, van een auteur waar we nog veel goeds van mogen verwachten.
Gepubliceerd in 2018 is Silence is My Mother Tongue niet de eerste roman van Sulaiman Addonia (°1972). Tien jaar eerder schreef hij The Consequences of Love (2008), vertaald als Als gevolg van liefde.
Sulaiman Addonia’s Stilte is mijn moedertaal gaat over Saba, een jong meisje in een vluchtelingenkamp ergens in Soedan in het grensgebied aan de Ethiopisch-Eritrese grens (zie de kaart hieronder, Eritrea is in het boek nog een opstandig deel van Ethiopië).
Sulaiman Addonia is zoon van een Eritrese moeder en een Ethiopische vader. Hij leefde vanaf 1975 een aantal jaren met zijn ouders in een vluchtelingenkamp over de grens in Soedan. Zij waren toen op de vlucht voor de burgeroorlog tussen de gewapende afscheidingsbeweging Eritrean Liberation Front (ELF) en het leger van Ethiopië.
Omdat het Ethiopisch leger niet opgewassen bleek tegen de guerrillatechnieken van het ELF poogde de centrale regering in Addis Abeba de steun van de Eritrese bevolking voor hun onafhankelijkheid te breken met massale slachtingen in Eritrese dorpen, wat grote vluchtelingenstromen richting westelijk buurland Soedan veroorzaakte. Als tiener leefde hij vervolgens in Saoedi-Arabië tot hij in 1990 samen met zijn broer politiek asiel kreeg in Groot-Brittannië.
De roman Stilte is mijn moedertaal situeert zich in die periode van de jaren 1970 ergens in een vluchtelingenkamp in Soedan. Addonia beschrijft hoe mensen trachten te overleven en tegelijk hun menselijkheid pogen te vrijwaren, terwijl andere mensen krampachtig de meest conservatieve tradities van hun vorige leven willen reproduceren. Doen zij dat in een poging de illusie in stand te houden dat het leven op de vlucht hun tradities niet hoeft te verbreken of hopen zij die te vrijwaren voor de dag van terugkeer naar huis en haard?
Het hoeft niet echt om dit boek te lezen en te appreciëren, maar een aantal dingen zijn wel duidelijker als je wat achtergrondinformatie kent. Ethiopië – zonder Eritrea – is het enige Afrikaanse land dat nooit formeel werd gekoloniseerd door een Europese grootmacht. Eritrea daarentegen was van 1890 tot 1941 een Italiaanse kolonie, wat de vele Italiaanse woorden en uitdrukkingen verklaart die de kampbewoners in het boek gebruiken.
Na de Tweede Wereldoorlog werden Ethiopië en Eritrea door Groot-Britannië bestuurd als één geheel. Eritrea werd in 1992 onafhankelijk na een gewapende burgeroorlog die begon in 1961 en honderdduizenden slachtoffers heeft geëist. Die oorlog is de vage achtergrond van deze roman.
Hoofdpersonage is het jonge meisje Saba. Zij droomt van een toekomst als arts en mist haar boeken. In het kamp moet zij opboksen tegen de pogingen van de meest reactionaire medevluchtelingen om haar als vrouw te kortwieken. Voor haar dreigt het perspectief van een gearrangeerd huwelijk, waarschijnlijk met een veel oudere man en het permanente risico dat ze zonder al te veel verzet van haar eigen moeder zal worden besneden. Het idee om als meisje te gaan studeren is voor deze mensen uiteraard totaal onaanvaardbaar.
Of dat alles nog niet erg genoeg is, dreigt voortdurend het gevaar van verkrachting door hitsige jongemannen, die respect voor vrouwen of het idee van wederzijdse instemming niet bepaald in zich dragen. Voor de oudere vluchtelingen in het kamp is dit alles bovendien een herhaald trauma. Enkele jaren terug waren zij reeds gevlucht voor hetzelfde geweld en teruggekeerd.
Bovenop haar precaire onzekere situatie als vluchteling, zoals iedereen in het kamp, moet Saba opboksen tegen deze vrouwvijandige omgeving. Daarenboven draagt zij de zorg voor haar broer, die omwille van niet nader bepaalde redenen – een of ander vreselijk trauma in zijn jonge jaren – psychisch niet in staat is tot spreken. Samen vluchten zij in hun fantasiewereld, wat haar nog verdachter maakt in de ogen van onbegrijpende en onwetende anderen.
Sulaiman Addonia volgt hun belevenissen door de ogen van een jonge jongen in het kamp die verbaasd en bewonderend toekijkt op Saba’s lef en durf om tegen de ongeschreven leefregels in te gaan. Die jongen is zonder twijfel de auteur zelf. Tot daar de context, die niets weggeeft van het echte verhaal.
Addonia is een geboren verteller. Hoewel zijn verhaal fictief is – droompassages wisselen af met realistische beschrijvingen van het dagelijkse overleven in het kamp – ga je als lezer helemaal met hem mee op stap. Zijn personages zijn heel reëel, voelen ook heel natuurlijk aan, niemand is helemaal goed, niemand is helemaal slecht. Dit is geen stereotiep Amerikaans ‘good guys vs bad guys’-boek.
Mensen overleven en trachten er het beste van te maken, zijn daarbij niet vrij van vooroordelen en foutieve ideeën en zijn dikwijls wreed tegen elkaar. Tussendoor komen ook de buitenlandse hulpverleners met hun goedbedoeld paternalistische bemoeienissen niet bepaald fraai aan bod.
En waar de titel Stilte is mijn moedertaal op slaat? Dat kunnen de lezers zelf vinden in dit boek dat thuishoort op elke boekenkast, in elke bibliotheek. Een ontroerende leeservaring.
Sulaiman Addonia. Stilte is mijn moedertaal. Jurgen Maas, Amsterdam 2021. 268pp. ISBN 978 94 91921 88 9 – Uitstekend vertaald door Irwan Droog. De auteur woont nu in Brussel, waar hij een creative writing-school voor vluchtelingen en asielzoekers startte, alsook het Asmara-Addis Literary Festival in Exile (Zie https://www.passaporta.be/nl/in-residentie/2021-sulaiman-addonia-).
Meer boekrecensies over de problematiek van vluchtelingen:
“Nooit meer bang zijn”, een mens als u en ik vertelt zijn verhaal
Dokter Bartolo van Lampedusa over ‘de grootste humanitaire crisis van onze tijd’